Het doel van de huidige studie is om de dosis-respons relatie te karakteriseren van PURETHAL® Mijten met behulp van een nasale provocatie test, ten behoeve van de bepaling van de optimale dosis in termen van beste klinische werkzaamheid en…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Allergische aandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Het primaire eindpunt is het absolute verschil in de gemiddelde symptoomscore
in de nasale provocatie test gemeten na een jaar behandeling tov de baseline,
onder de verschillende PURETHAL Mijten doseringsgroepen versus placebo.
Secundaire uitkomstmaten
Nasale provocatie test na 6 maanden behandeling, gemiddelde aangepaste
symptoomscore, nasale doorstroming, serum immunoglobuline gehaltes.
Achtergrond van het onderzoek
De huidige studie wordt uitgevoerd om aan de EMA richtlijn ten aanzien van de
ontwikkeling van specifieke immunotherapie (SIT) te voldoen (EMA richtlijn
2008) en zal onderzoeken wat de optimale dosis is van PURETHAL Mijten ten
aanzien van veiligheid en effectiviteit in patiënten met
huisstofmijt-sensitieve allergische rhinitis/rhinoconjunctivitis met of zonder
bijkomend asthma.
Aangezien er in een doseringsonderzoek minstens 4 armen opgenomen moeten worden
(EMA richtlijn 2008) is het gebruik van een klassiek eindpunt (symptoom- en
medicatiescore) als primaire parameter niet haalbaar vanwege de grote
groepsgrootte die benodigd is.
Daarom is voor deze studie gekozen voor de getitreerde nasale provocatietest
(TNPT) als primaire parameter. De TNPT is een reproduceerbaar
exacerbatie-model voor allergische rhinitis die vaak gebruikt wordt voor het
meten van de effectiviteit van antiallergie medicaties (Proud, 2010)
Bovendien wordt de respons tegen nasale allergeen provocaties gecorreleerd aan
symptoom-medicatiescores gedurende het relevante seizoen en is een geaccepteerd
eindpunt in doseringsonderzoeken (Bousquet 1988, EMA Guideline, 2008).
In eerdere studies vond men een significant effect van allergeen-specifieke
immunotherapie op allergeen provocaties in combinatie met verbetering van
klinische symptomen (Branco Ferreira 2005, Haugaard, 1993).
De optimale dosering die in deze studie mogelijk wordt vastgelegd, zal gebruikt
worden in een 1 jaar durend gerandomiseerd, placebo-gecontroleerd,
vervolgonderzoek in patiënten met huisstofmijt geïnduceerde allergische
rhinitis/rhinoconjunctivitis.
Doel van het onderzoek
Het doel van de huidige studie is om de dosis-respons relatie te karakteriseren
van PURETHAL® Mijten met behulp van een nasale provocatie test, ten behoeve van
de bepaling van de optimale dosis in termen van beste klinische werkzaamheid en
veiligheid.
Onderzoeksopzet
Multi-centrum, gerandomiseerd, dubbel-geblindeerd, placebo-gecontroleerd, 5
armig met parallelle groepen, doseringsonderzoek. Fase II.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Patiënten ontvangen één van de volgende doseringen PURETHAL® Mijten: 3.333 , 10.000 , 25.000 of 50.000 AUeq/dosis of Placebo Toedieningsroute: Subcutane injecties Behandelingsduur: Ongeveer 1 jaar
Inschatting van belasting en risico
De belasting voor de patiënt is vergelijkbaar met de belasting die een patiënt
in het algemeen ondervindt tijdens de behandeling van immunotherapie
(bijvoorbeeld de opdoseringsfase met wekelijkse bezoeken aan de arts, daarna
maandelijkse onderhoudsdoseringen toegediend door de arts)
In het kader van het onderzoek worden de volgende additionele handelingen
uitgevoerd:
- de patiënt legt 18 bezoeken af gedurende ongeveer een jaar. De bezoeken duren
1-4 uur, afhankelijk van de uit te voeren handelingen.
- bij screening en aan het einde van het onderzoek wordt er een lichamelijk
onderzoek en een ECG uitgevoerd.
- In totaal wordt er drie keer bloed afgenomen (aan het begin, halverwege en
aan het einde van de studie) door middel van een venapunctie van ongeveer 15 ml
per afname, voor het bepalen van algemene bloedwaarden en immunoglobuline
titers. Verder wordt er dan ook urine afgenomen voor algemene
laboratoriumbepalingen.
- voor elke toediening van de immunotherapie wordt bij astmatische
patiënten een piek-expiratoire flow-meting uitgevoerd (PEF). Als de PEF kleiner
is dan 80% wordt de immunotherapie injectie uitgesteld.
- er wordt driemaal een nasale provocatietest uitgevoerd waarbij de patiënt
allergenen in oplopende concentraties in de neus gesprayd krijgt en er
gedurende ongeveer twee uur gemeten wordt wat de symptomen zijn en hoe groot de
doorgankelijkheid van de neus is (door middel van een neus-inhalatie test).
- bij elk bezoek wordt de nasale inhalatieflow gemeten dmv een peakflow meter.
- tijdens screening wordt een huidpriktest afgenomen en wordt de longfunctie
gemeten (FEV1 of PEF).
- proefpersonen vullen gedurende de studie een dagboek in met symptoomscores,
bijwerkingen en medicijngebruik.
Reacties die kunnen optreden na een injectie zijn bijvoorbeeld roodheid,
zwelling en jeuk rondom de plaats van de injectie. Andere huidreacties en jeuk
over het hele lichaam komen maar zelden voor. Deze zijn over het algemeen mild
van aard en verdwijnen weer snel zonder dat er verdere behandeling nodig is.
Ernstige systemische reacties, zoals kortademigheid, urticaria of angio-oedeem,
kunnen in zeldzame gevallen voorkomen. In de laatste 5 jaar zijn er 5 van dit
soort gevallen gerapporteerd. Levensbedreigende reacties zijn nog nooit gemeld
bij de subcutane immunotherapie die gebruikt wordt tijdens dit onderzoek.
Omdat er in dit onderzoek hogere doseringen van PURETHAL® Mijten worden getest,
kunnen er meer of andere ongewenste reacties optreden. In een vorig onderzoek
zijn doseringen tot 4 keer de huidige dosering getest, en veilig bevonden.
Publiek
J.H. Oortweg 15-17
Leiden 2333 CH
NL
Wetenschappelijk
J.H. Oortweg 15-17
Leiden 2333 CH
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Getekende toestemmingsverklaring.
2. Leeftijd >= 18 en <= 60 jaar (mannelijk of vrouwelijk).
3. Patiënten die tenminste 1 jaar last hebben van allergische rhinitis of rhinoconjuntivitis met allergische symptomen gerelateerd aan huisstofmijt, met of zonder klinisch stabiele milde tot matige astma (volgens de GINA classificatie).
4. Patiënten met een geschiedenis van astma moeten een FEV1 > 70% hebben bij de inclusie. Patiënten zonder een geschiedenis van astma moeten een FEV1 > 70% of een PEF > 80% hebben bij de inclusie.
5. Een positieve huidpriktest voor huisstofmijt D. pter en / of huisstofmijt D. far (zwelling met een gemiddelde diameter >= 3mm ten opzichte van negatieve controle en negatieve controle moet negatief zijn en gemeten binnen 1 jaar voor de randomisatie).
6. Positieve serum specifiek IgE-test (ssIgE) voor huisstofmijt D. pter of D. far bij screening (> 0.7 U/ml).
7. Positieve TNPT voor huisstofmijt D. pter extract bij screening (Lebel score >= 6 bij 10,000 AU/ml of minder) [Lebel 1988].
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Klinisch relevante symptomen van rhinitis/rhinoconjunctivitis veroorzaakt door andere allergenen dan huisstofmijt (met een positieve SPT voor deze allergenen) op moment van inclusie (om het hinderen van de TNPT test tijdens de inclusie te voorkomen).
2. Patiënten die gesensitiseerd zijn voor dieren mogen niet worden geïncludeerd indien zij bij blootstelling symptomatisch zijn en regelmatig aan deze dieren blootgesteld worden.
3. Volledig afgeronde allergeen specifieke immunotherapie (SCIT of SLIT) met huisstofmijt, in de afgelopen 5 jaar.
4. Volledig afgeronde maar niet succesvolle allergeen specifieke immunotherapie (SCIT of SLIT), in de afgelopen 5 jaar.
5. Allergeen specifieke immunotherapie (SCIT of SLIT) met een ander allergeen dan huisstofmijt tijdens het onderzoek.
6. Vaccinatie een week voor het begin van de therapie of gedurende de opdoseringsfase.
7. Anti-IgE therapie in de afgelopen 6 maanden en gedurende het onderzoek.
8. Ernstige immuunstoornissen (inclusief auto-immuunziekten) en/of aandoeningen die immunosuppressieve medicatie vereisen.
9. Actieve maligniteiten of maligniteiten in de afgelopen 5 jaar.
10. Chronische of acute aandoeningen waarvan de onderzoeker verwacht dat het voor de patiënt een extra risico betekent, inclusief maar niet gelimiteerd tot het volgende: cardiovasculaire insufficiëntie, ernstige of instabiele longaandoeningen, endocriene afwijkingen, klinisch significante nier- of leveraandoeningen, of hematologische stoornissen.
11. Matige tot ernstige neusobstructies zoals poliepen, septum afwijkingen etc.
12. Klinisch significante chronische sinusitis of ooginfecties.
13. Ziekten met een contra-indicatie voor het gebruik van adrenaline (b.v. hyperthyroïdie, glaucoom).
14. Gebruik van systemische corticosteroïden gedurende 4 weken voor de screening.
15. Behandeling met systemische of locale β-blokkers.
16. Deelname aan een klinisch onderzoek met een nieuwe medicijn, in de afgelopen 3 maanden, of onderzoek met een biologisch product in de afgelopen 6 maanden voor de start van dit onderzoek.
17. Zwangerschap, het geven van borstvoeding of onvoldoende zwangerschapspreventie (met adequate zwangerschapspreventie wordt bedoeld: het gebruik van de Pil, de Prikpil, of een spiraaltje).
18. Alcohol-, drugs-, of medicatiemisbruik in het afgelopen jaar en tijdens het onderzoek.
19. Abnormale laboratorium waarden bij de screening, die door de onderzoeker als klinisch relevant worden beschouwd.
20. Gebrek aan medewerking of naleving van het protocol.
21. Ernstige psychiatrische-, psychologische- of neurologische aandoeningen.
22. Patiënten die werkzaam zijn op de afdeling van de onderzoeker, 1ste-graad familieleden of partners van de onderzoeker.
23. Verwachte veranderingen in de blootstelling aan huisstofmijten tijdens het onderzoek (maatregelen om de blootstelling te vermijden of te verminderen, verhuizing, etc.).
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2011-000393-61-NL |
CCMO | NL36879.056.11 |