Primaire doelstelling: De variabiliteit bepalen in de bloedcirculatie van het aantal patrouillerende monocyten en hun expressie van CX3CR1 verkregen van volwassen ZZ-AATD-patiënten in vergelijking met partner als controle.Secundaire doelstelling (en…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Chromosoomafwijkingen, genwijzigingen en genvarianten
- Onderste luchtwegaandoeningen (excl. obstructie en infectie)
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Om de variabiliteit in de bloedcirculatie van het aantal patrouillerende
monocyten en hun expressie van CX3CR1 te meten bij volwassen ZZ-AATD-patiënten
in vergelijking met partner als controle.
Secundaire uitkomstmaten
1) Om te bepalen of lage expressie van CX3CR1 op PBMC in bloed geassocieerd is
met de ernst van emfyseem bij proefpersonen met ZZ-AATD.
(2) Om te bepalen of expressie van andere chemokinereceptoren (dan CX3CR1) op
PBMC in bloed geassocieerd is met de ernst van emfyseem bij proefpersonen met
ZZ-AATD.
(3) om te bepalen of beschadiging van pulmonale microvasculaire endotheelcellen
(pMVEC's) weerspiegeld door de hoeveelheid E-selectine EMP
(endotheel-microdeeltjes, die von-Willebrand-negatief zijn) in plasma
gecorreleerd is met een van de resultaten die zijn gevonden in secundair doel
nr. 2 .
Achtergrond van het onderzoek
Alpha-1-antitrypsine (AAT) is het belangrijkste anti-protease eiwit in serum
bij mensen. De genetische deficiëntie (AATD) ervan leidde in 1985 tot de
protease-antiprotease-onbalans hypothese om de ontwikkeling van emfyseem te
verklaren. Deze hypothese voorspelde dat het herstel van de balans door
intraveneuze toediening van AAT, geïsoleerd uit bloed van gezonde donoren, de
progressie van emfyseem zou stoppen. Tot op heden is dit niet bewezen door
metingen van een effect op longfunctiewaarden (FEV1 of DLCO) in klinische
onderzoeken. Daarom willen we een nieuwe hypothese onderzoeken. Op basis van
eerder gemeten voorlopige resultaten veronderstellen we dat veranderde
PBMC-subpopulaties en een daaruit voortvloeiend defect in de CX3CL1 / CX3CR1-as
een cruciale rol spelen in de pathogenese van emfyseem geassocieerd met
erfelijke AAT-deficiëntie. Bovendien kunnen gewijzigde subsets van PBMC, zoals
patrouillerende monocyten, bijdragen aan schade aan pulmonale microvasculaire
endotheelcellen (pMVEC). pMVEC schade is versterkt aanwezig bij emfyseem.
Doel van het onderzoek
Primaire doelstelling: De variabiliteit bepalen in de bloedcirculatie van het
aantal patrouillerende monocyten en hun expressie van CX3CR1 verkregen van
volwassen ZZ-AATD-patiënten in vergelijking met partner als controle.
Secundaire doelstelling (en): (1) Bepalen of lage expressie van CX3CR1 op PBMC
in bloed geassocieerd is met de ernst van emfyseem bij proefpersonen met
ZZ-AATD. (2) Bepalen of expressie van andere chemokinereceptoren (dan CX3CR1)
op PBMC in bloed geassocieerd is met de ernst van emfyseem bij proefpersonen
met ZZ-AATD. (3) bepalen of beschadiging van pulmonale microvasculaire
endotheelcellen (pMVEC's) weerspiegeld wordt door de hoeveelheid E-selectine
EMP (endotheel-microdeeltjes, die von-Willebrand-negatief zijn) in plasma
gecorreleerd is met een van de resultaten die zijn geïdentificeerd in secundair
doel nr. 2 .
Onderzoeksopzet
Dit is een case-control exploratieve studie met een adaptief ontwerp voor
patiënten die bekend zijn met de diagnose ZZ-AATD. Controles zijn partners van
ZZ-AATD-patiënten. Om analyseproblemen met mRNA-sequentie gegevens te
voorkomen, zou er ongeveer dezelfde verdeling van geslacht moeten zijn van het
aantal controles en ZZ-AATD patienten. Om de effecten van epigenetische
factoren op onze hypothese te compenseren, hebben we de studie met partners als
controles ontworpen. Naar onze ervaring komen partners vaak samen met patiënten
naar onze kliniek, het enige NFU-gecertificeerde nationale referentiecentrum
voor de AATD-aandoening.
Inschatting van belasting en risico
Een verwachte bijwerking veroorzaakt door longfunctietesten kan tachycardie
zijn als gevolg geïnhaleerd salbutamol. De tachycardia is van voorbijgaande
aard en kan eventueel medicamenteus behandeld worden als proefpersoon daarom
vraagt.
Een mogelijk maar zeldzaam van veneuze bloedafname is flebitis van het
aangeprikte bloedvat.
Algemeen / deelnemers
Albinusdreef 2
Leiden 2333ZA
NL
Wetenschappers
Albinusdreef 2
Leiden 2333ZA
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Om in aanmerking te komen voor PBMC-bloedafname in deze studie, moet een
proefpersoon aan alle volgende criteria voldoen:
* Bekend ZZ-AATD genotype bij de studiepatiënt.
* Leeftijd tussen 30 en 75 jaar.
* Partner moet een normaal AAT-genotype hebben, zoals bepaald met een PCR-kit:
AlphaKit-Quickscreen (zie rubriek 6.3, onderzoeksprocedures).
* Partner moet een normalel gasdiffusie van de longen hebben.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Een potentiële proefpersoon die aan een van de volgende criteria voldoet, wordt
uitgesloten van deelname aan dit onderzoek:
* ZZ-AATD-patiënt of partner rookt.
* Patiënten of partner die de afgelopen 3 maanden een infectie hebben gehad.
* Patiënten of partner die worden behandeld voor elk type kanker.
* Elke comorbiditeit die naar het oordeel van de onderzoeker de interpretatie
van de primaire uitkomstparameter van het onderzoek kan verstoren.
Opzet
Deelname
metc-ldd@lumc.nl
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL74125.058.20 |