Primaire doel:Het vergelijken van de effectiviteit van secukinumab en standaard therapie bij nieuw gediagnosticeerde patiënten met Artritis Psoriatica (PsA) op de ACR50 response na 6 maanden. Secundaire doelen:Het vergelijken van de effectiviteit…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Auto-immuunziekten
- Synovia- en bursa-aandoeningen
- Epidermale en dermale aandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De ACR50 respons word gebruikt voor het bepalen van de effectiviteit na 6
maanden. Een proefpersoon heeft een ACR50 respons bereikt als, en alleen als,
hij/zij voldoet aan de onderstaande drie criteria:
1. Er is een >= 50% verbetering van het aantal pijnlijke gewrichten (gebaseerd
op 68 gewrichten)
2. Er is een >= 50% verbetering van het aantal gezwolen gewrichten (gebaseerd op
66 gewrichten)
3. Er is een >= 50% verbetering van drie van de vijf volgende domeinen:
- De globale beoordeling van ziekte activiteit door de patiënt (gemeten op een
VAS-schaal 0-100)
- De globale beoordeling van ziekte activiteit door de arts (gemeten op een
VAS-schaal 0-100)
- De beoordeling van de pijn door de patiënt (gemeten op een VAS-schaal 0-100)
- Health Assessment Questionnaire - Disability Index (HAQ-DI©) score
- CRP of BSE
Secundaire uitkomstmaten
- ACR20 en ACR70 na 6 maanden;
- ACR20/50/70 na 12 maanden;
- Modified Minimal Disease Activity (MDA-Joints) (gewijzigde minimale
ziekteactiviteit - gewrichten): Gebaseerd op het
bereiken van telling van <1 gezwollen gewricht (SJC) en < 1 pijnlijk gewricht
(TJC; 66/68 SJ/TJ tellingen), plus 3 van 5 van
de volgende afkapwaarden: Lichaamsoppervlakte (BSA) < 3%, beoordeling pijn door
de patiënt, (visuele analoge schaal
[VAS] < 15, algemene beoordeling van de ziekteactiviteit door de patiënt (VAS)
< 20, HAQ < 0,5, pijnlijke enthesiale punten
< 1 (gebaseerd op de zogenaamde Leeds Enthesitis Index - LEI). Dit wordt na 6
en 12 maanden bepaald.
- VLDA (Very Low Disease Activity), DAPSA (Disease Activity in PSoriatic
Arthritis) en PASDAS (Psoriatic Arthritis Disease Activity Score) na 6 en 12
maanden;
- SF-36 (36-items, patiënt gerapporteerde vragenlijst over de gezondheid), BRAF
(Bristol Rheumatoid Arthritis Fatigue Multi-Dimensional Questionnaire) en PSAID
(Psoriatic Arthritis Impact of Disease Questionnaire) na 12 maanden;
- PCQ (Psychological Capital Questionnaire) at 12 months;
- The PsA-modified Sharp/van der Heijde score (SHS) at 12 months.
Achtergrond van het onderzoek
Artritis Psoriatica (PsA) is een chronische aandoening waarbij er
gewrichtsontstekingen ontstaan. De prevalentie wordt geschat op 0,5% in de
algemene populatie. De ziekte uit zich in de huid, gewrichten,
spieraanhechtingen en wervelkolom. Dit kan resulteren in gewrichtsschade,
structurele verandering van de spieraanhechtingen en wervelkolom, indien
onbehandeld. Daarnaast kan het een dramatisch effect hebben op de kwaliteit van
leven voor de patiënt. In de afgelopen jaren zijn de behandel opties flink
toegenomen.
Eén van deze behandelingen is de treat-to-target behandeling. In reumatoïde
artritis (RA) is reeds gebleken dat deze behandelstrategie effectief is en
zorgt voor minder progressie van erosies, meer medicatie vrije remissie en een
betere kwaliteit van leven. Treat-to-target is een behandelstrategie waarbij de
behandeling zodanig wordt geoptimaliseerd dat vooraf gespecificeerde
behandeldoelen (bijv. remissie of lage ziekte activiteit) behaald en behouden
wordt.
In PsA is de treat-to-target therapie alleen onderzocht door Coates et al. In
de TICOPA studie werden twee behandelarmen met elkaar vergeleken, namelijk de
standaard therapie met een 'tight control' benadering. In de 'tight control'
arm werd een step-up benadering gebruikt, waarbij patiënten begonnen met
methotrexaat, sulfasalazine en vervolgens een TNF blokker indien ze het vooraf
gespecificeerde behandeldoel van minimale ziekte activiteit (MDA) niet
behaalden. Patiënten in de 'tight control' arm hadden een hogere kans (odds) op
het bereiken van een ACR20 respons in vergelijking met de standaard therapie
(odds ratio 1·91, 95% CI 1·03-3·55; p=0·04). ACR50, ACR70 en PASI 75 vertoonden
gelijkwaardige resultaten. Echter, enthesitis en dactilytis vertoonden geen
verschil op het gebied van progressie van schade tussen beide armen. Dit toont
aan dat een treat-to-target therapie in de TICOPA studie geen verbetering liet
zien voor alle parameters en dat er meer onderzoek nodig is naar deze
behandelstrategie.
Studies bij patiënten met RA hebben reeds aangetoond dat vroege agressieve
treat-to-target therapie patiënt-gerelateerde uitkomsten verbetert. Uit de BEST
studie en TREACH studie kwam naar voren dat combinatie therapie bij RA een
beter effect heeft op gewrichtsschade en medicatie vrije remissie dan
mono-therapie. Voor PsA is dit echter nog niet onderzocht.
De eerste lijns medicatie die gebruikt werd in de TICOPA studie is
methotrexaat. Het gebruik van methotrexaat is controversieel voor PsA. Uit
studies is reeds gebleken dat het een positief effect heeft op psoriasis,
echter is er weinig tot geen bewijs voor de effectiviteit van dit middel bij
PsA. Ondanks dat methotrexaat in de praktijk en in richtlijnen vaak wordt
genoemd als eerste keus bij de artritis component van PsA, is het niet zeker
wat het effect ervan is op inflammatoire rugpijn, enthesitis of dactylitis.
Hieruit is op te maken dat een behandeling gericht op alle componenten van PsA
ervoor kan zorgen dat de algehele uitkomst voor de patiënt verbetert.
In de afgelopen jaren is het aantal therapeutische targets voor PsA aanzienlijk
toegenomen. Interleukine-17a speelt een belangrijke rol in de pathofysiologie
van PsA en de blokkade ervan (middels bijv. secukinumab) heeft veel aandacht
ontvangen. In tegenstelling tot methotrexaat heeft dit middel in klinische
setting aangetoond een positief effect te hebben op alle componenten van de
ziekte, alsmede patiënt gerapporteerde uitkomsten. Onze hypothese is dat de
vroege toediening van secukinumab bij patiënten met PsA de treat-to-target
behandeling bij deze patiënten zal verbeteren.
Doel van het onderzoek
Primaire doel:
Het vergelijken van de effectiviteit van secukinumab en standaard therapie bij
nieuw gediagnosticeerde patiënten met Artritis Psoriatica (PsA) op de ACR50
response na 6 maanden.
Secundaire doelen:
Het vergelijken van de effectiviteit van twee behandelarmen; standaard therapie
(arm 1) en vroege secukinumab (arm 2) op de uitkomstmaten:
- ACR 20 en ACR 70 respons na 6 maanden.
- ACR 20, ACR 50 en ACR 70 respons na 12 maanden
- MDA en VLDA (very low disease activity) na 6 en 12 maanden
- DAPSA (Disease Activity in PSoriatic Arthritis) score en PASDAS (Psoriatic
Arthritis Disease Activity Score) na 6 en 12 maanden.
Het vergelijken van de kwaliteit van leven tussen beide behandel armen met de
vragenlijsten:
- SF 36 (Short Form 36)
- PSAID (Psoriatic Arthritis Impact of Disease)
- BRAF (Bristol Rheumatoid Arthritis Fatigue)
Het vergelijken van werkprestaties (presentie en absentie) na 12 maanden tussen
beide behandelarmen.
Het vergelijken van radiologische schade na 12 maanden tussen beide
behandelarmen met:
- PsA modified Sharp vd Heijde (SHS)
Het in kaart brengen van de kosten-effectiviteit tussen beide behandelarmen.
Onderzoeksopzet
De STAMP trial is opgezet als een gerandomiseerde, gecontrolleerde, open label,
multicenter studie met parallele groepen waarin twee treat-to-target
behandelstrategieën binnen een cohort worden vergeleken. Patiënten worden
hierbij ingedeeld in één van onderstaande armen:
1. Arm 1 - Standaard zorg: Deze zorg is gebaseerd op data uit het reeds lopende
DEPAR cohort en interviews met Nederlandse reumatologen.
2. Arm 2: Secukinumab arm: Hierbij starten patiënten de behandeling met 300mg
secukinumab.
De behandeling in beide armen wordt geëscaleerd op basis van een 3-maandelijkse
evaluatie op het wel/niet behalen van het vooraf gespecificeerde behandeldoel
(MDA).
Voor dit onderzoek wordt een Trials Within Cohorts (TWiCs) opzet gebruikt. Bij
deze opzet worden reguliere observaties gedaan bij een lopend centraal cohort
van patiënten die "standaard therapie" ontvangen. Met een willekeurige groep
patiënten binnen dit cohort kan vervolgens een trial worden opgezet waarin
alternatieve therapieën onderzocht kunnen worden. Dit zorgt voor een betere
vertaling van studieresultaten naar de klinische praktijk en voorkomt bias,
omdat patiënten enkel ziekte-specifieke informatie ontvangen. Daarnaast helpt
een dergelijke opzet bij de inclusie van patiënten in beide cohorten, zorgt het
voor routine verzameling van lange termijn uitkomsten en verhoogt het de
efficiëntie. Het lopend DEPAR cohort zal functioneren als het centrale cohort.
Patiënten bij wie PsA wordt gediagnosticeerd én die voldoen aan de inclusie
criteria wordt gevraagd mee te doen aan de treat-to-target study. Indien ze dit
weigeren, zullen ze (bij toestemming) wel worden opgenomen in het centrale
cohort.
Patiënten die van de reumatoloog de diagnose PsA, volgens de CASPAR criteria
voor Artritis Psoriatica, krijgen komen in aanmerking voor de STAMP-trial,
indien zij zich presenteren met een oligoartritis (twee tot vijf aangedane
gewrichten) of polyartritis (vijf of meer aangedane gewrichten).
De bezoekmomenten van patiënten wordt gepland bij diagnose (baseline) en op
maand 3, 6, 9 en 12. Na 6 weken wordt hen gevraagd een vijftal vragenlijsten in
te vullen. Tijdens de 3-maandelijkse visites worden patiënten klinisch
onderzocht op de mate van ziekte activiteit en ontvangen zij een aantal
vragenlijsten om in te vullen. Extra bezoekmomenten worden enkel gepland bij
klinische noodzaak ter aanpassing van de medicatie. Gebaseerd op de uitkomsten
van de evaluatiemomenten wordt berekend of de patiënt het punt van MDA heeft
bereikt. Indien niet, dan wordt de medicatie volgens het schema geëscaleerd.
Indien wel, dan wordt de huidige medicatie gecontinueerd.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Deze treat-to-target studie bevat twee armen: ARM 1: Standaard therapie De therapie in voor deze arm wordt gedefinieerd als de "standaard behandeling" door reumatologen voor de behandeling van oligo- en polyarticulaire PsA. De eerste stap (stap 1) bestaat uit methotrexaat monotherapie (startdosering 15mg/week, ophogend tot 25mg/week na 6 weken). Daarnaast wordt alle patiënten bij diagnose 80mg triamcinolon of 120mg depomedrol intramusculair (im) toegediend. In het geval van een non-response, wordt sulfasalazine 2dd1000mg toegevoegd aan de monotherapie van stap 1 (stap 2). Indien beide DMARD's onvoldoende effect boeken, wordt de behandeling geëscaleerd door toevoeging van een biologische DMARD. In deze studie is dat een TNF blokker (stap 3). Wanneer de combinatie van twee DMARD's en een eerste TNF blokker faalt, dan wordt de TNF blokker omgewisseld voor een andere TNF blokker (stap 4). De keuze van de specifieke TNF blokker wordt gemaakt door de behandelend reumatoloog. De dosering van de TNF blokkers zal de standaarddosering bedragen zoals ook beschreven in de huidige richtlijnen. Tevens wordt foliumzuur 10mg/week bij elke stap van de behandel arm voorgeschreven. ARM 2: Secukinumab Proefpersonen in deze arm wordt secukinumab 300 mg/maand voorgeschreven, met een oplaaddosis van de eerste 4 300mg injecties wekelijks, in combinatie met methotrexaat 15mg/week. Daarnaast wordt alle patiënten bij diagnose 80mg triamcinolon of 120mg depomedrol intramusculair (im) toegediend (stap 1). Secukinumab is niet geregistreerd als eerste-lijns behandeling van PsA en wordt vanuit de nationale richtlijnen daarom niet vergoed. Novartis zal in deze studie dit middel aanleveren. In het geval stap 1 onvoldoende effect heeft, wordt de behandeling gewijzigd naar methotrexaat 25mg/week met een TNF blokker (stap 2). Indien met deze behandeling geen MDA wordt bereikt na 3 maanden wordt de TNF blokker gewijzigd naar een andere TNF blokker, methotrexaat blijft ongewijzigd (stap 3). Bij alsnog onvoldoende effect wordt de TNF blokker gewijzigd naar apremilast 2dd30mg, methotrexaat blijft ongewijzigd (stap 4). Tevens wordt foliumzuur 10mg/week bij elke stap van de behandel arm voorgeschreven.
Inschatting van belasting en risico
We zijn van mening dat het uitvoeren van dit onderzoek gerechtvaardigd is,
wanneer we een afweging maken van het aantal bezoekmomenten/de belasting voor
de patiënt de de kennis die we gedurende dit onderzoek zullen opdoen.
Algemeen / deelnemers
's Gravendijkwal 230
Rotterdam 3015 CE
NL
Wetenschappers
's Gravendijkwal 230
Rotterdam 3015 CE
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Een nieuwe diagnose van artritis psoriatica middels CASPAR criteria <3
maanden geleden.
2. Minimaal twee gezwollen gewrichten.
3. Patiënten moeten in staat zijn met de onderzoeker te kunnen communiceren
en voldoende begrip hebben van de studievereisten om aan de studie deel te
nemen. Ze geven schriftelijk informed consent; ondertekend en gedateerd
alvorens hun deelname aan de studie.
4. Mannelijke en vrouwelijke patiënten tussen de leeftijd van 18 en 80 jaar.
5. Vrouwen bij wie conceptie mogelijk is of mannen wiens partner de
lichamelijke capaciteit zwanger te raken, moeten de garantie kunnen geven dat
zij of hun partner een effectief anticonceptiemiddel gebruikt gedurende de
trial en gedurende drie maanden na het beëindigen van het onderzoek, zoals ook
gebeurd in de standaard praktijk.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Aangetoonde infectieuze of maligne aandoening(en) verworven binnen 3 maanden
voorafgaand aan screening en vastgesteld door een gecertificeerd clinicus.
2. Huidige of eerdere behandeling met DMARD's (incl. methotrexaat, leflunomide
of sulfasalazine) of biologicals (incl. TNF, IL12/23 of anti IL-17 therapie).
3. Zwangere vrouwen of vrouwen die borstvoeding geven, waarin zwangerschap
gedefinieerd wordt als de status van een vrouw vanaf het moment na conceptie
tot terminatie van gestatie, bevestigd door een positieve hCG bepaling in het
lab.
4. Vrouwen die zwanger kunnen worden, gedefinieerd als alle vrouwen die
fysiologisch in staat zijn zwanger te worden, behalve wanneer ze effectieve
anticonceptie gebruiken gedurende de studie.
5. Onderliggende metabolische, hematologische, renale, hepatische, pulmonale,
neurologische, endocriene, cardiale, infectieuze of gastro-intestinale
aandoeningen die volgens de onderzoeker immuungecompromitteerd zijn voor de
patiënt en/of voor de patiënt een onacceptabel risico vormen voor
immunomodulerende therapie.
6. Significante medische problemen of aandoeningen, inclusief maar niet
gelimiteerd tot het volgende: ongecontroleerde hypertensie (>160/95 mmHg),
hartfalen (New York Association status klasse III of IV) en ongecontroleerde
diabetes.
7. Een medische voorgeschiedenis van klinisch significante leverziekte of
leverschade aangeduid door abnormale leverfunctie bepalingen, zoals ASAT, ALAT,
AF of serum bilirubine. De onderzoeker hoort hierbij de volgende criteria in
acht te nemen: Elke individuele parameter mag niet 2x de upper limit of normal
(ULN) overstijgen. Een individuele parameter die tot en met 2xULN bedraagt moet
z.s.m. opnieuw worden bepaald en in elk geval alvorens de patiënt wordt
geïncludeerd/gerandomiseerd, ter voorkoming van fouten in het lab.
8. Een medische voorgeschiedenis van renaal trauma, glomerulonefritis of
proefpersonen met 1 nier of hen die een glomerulaire filtratie snelheid (GFR)
hebben van < 30 ml/min.
9. Actieve systemische infecties gedurende de laatste twee weken (behalve
verkoudheid) voorafgaand aan randomisatie.
10. Een medische voorgeschiedenis van aanhoudende, chronische of recidiverende
infectieuze aandoeningen of een tuberculose infectie, gedefinieerd als óf een
positieve PPD huidtest óf een positieve quantiferon TB-Gold test die
onbehandeld of onvoldoende behandeld is volgens de nationale richtlijnen.
11. Reeds bekende infectie met HIV, hepatitis B of hepatitis C gedurende
screening of randomisatie.
12. Een medische voorgeschiedenis van lymfoproliferatieve ziekte of een bewezen
maligniteit of een geschiedenis van maligniteiten in één/meerdere
orgaansystemen in de voorafgaande 5 jaar (behalve basaalcel carcinomen,
behandelde aktinische keratose zonder tekenen van recidief in de voorafgaande 3
maanden, cervicaal carcinoom in situ, of non-invasieve maligne poliepen van het
colon die reeds verwijderd zijn).
13. Huidige actieve, ernstige ongecontroleerde ziekte waardoor patiënt
ongeschikt wordt geacht om mee te doen naar mening van de klinische onderzoeker.
14. Ongeschikt of niet bereid om herhaalde venapuncties te ondergaan.
15. Elke medische of psychiatrische reden welke volgens de mening van de
onderzoeker patiënt uitsluit van randomisatie.
16. Voorgeschiedenis in de laatste 6 maanden voor randomisatie van drug en
alcohol misbruik.
17. Prednison gebruik in de 8 weken voor randomisatie indien intramusculair of
oraal of binnen 4 weken indien gebruik intrarticulair.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2018-004724-11-NL |
CCMO | NL68512.078.18 |