Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2024-512964-73-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens. De algemene doelstelling is het onderzoeken van de veiligheid, verdraagbaarheid, werkzaamheid en farmacokinetiek van R3R01,…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
Synoniemen aandoening
Aandoening
Alport Syndrome (AS) and Primary Steroid-Resistent Focal Segmental Glomerulosclerosis (FSGS)
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Voor alle patiënten:
• Het evalueren van de verdraagbaarheid en veiligheid van R3R01, oraal
toegediend gedurende 12 weken.
Voor AS-patiënten:
• Het evalueren van de werkzaamheid van R3R01 bij het verminderen van
proteïnurie na 12 weken in de hele AS-groep.
Voor FSGS-patiënten:
• Het evalueren van de werkzaamheid van R3R01 bij het verminderen van
proteïnurie na 12 weken in de hele FSGS-groep.
Secundaire uitkomstmaten
Voor alle patiënten:
• Het evalueren van de verbetering van de kwaliteit van leven, zoals gemeten
door de Short Form SF-36 voor volwassenen of de pediatrische kwaliteit van
leven-inventaris (PedsQL) voor kinderen (12-18 jaar) en hun ouders/wettelijke
vertegenwoordigers, door het beoordelen van de verandering van baseline tot het
einde van de behandeling (Dag 84) en einde van de follow-up periode (Dag 168).
• Het evalueren van de farmacokinetiek van R3R01.
Voor AS-patiënten:
• Om de volledige respons van proteïnurie (UPCR <0,3 g/g) op alle tijdstippen
te evalueren, wordt proteïnurie gemeten.
• Om de partiële respons van proteïnurie (afname van proteïnurie vanaf baseline
van >= 50%) op alle tijdstippen te evalueren, wordt proteïnurie gemeten.
Voor FSGS-patiënten:
• Om proteïnurie te evalueren, wordt volledige remissie (UPCR <0,3 g/g) op alle
tijdstippen gemeten.
• Om de partiële remissie van proteïnurie te evalueren (afname van proteïnurie
vanaf baseline van >=50% en een absolute waarde van UPCR < 3,0 g/g) wordt op
alle tijdstippen proteïnurie gemeten.
• Om proteïnurie gemodificeerde partiële remissie te evalueren (afname van >=40%
en UPCR < 1,5 g/g) wordt op alle tijdstippen proteïnurie gemeten.
Achtergrond van het onderzoek
Er zijn momenteel geen goedgekeurde therapieën voor AS. De enige definitieve
behandeling voor de renale tekenen en symptomen is niertransplantatie. De
huidige zorgstandaard is angiotensineconverterende enzymremmers (ACEi) of
angiotensine II-receptorblokkers (ARB) om de renale bloedstroom onder controle
te houden, met als doel de progressie van de ziekte te vertragen. Bardoxolon,
een medicijn dat aanhoudende verhogingen van de GFR veroorzaakt, bevindt zich
in een laat stadium van ontwikkeling. Bardoxolon verbetert de proteïnurie
echter niet en er zijn zorgen over een langdurige verergering van de
ziekteprogressie. Er is een duidelijke onvervulde medische noodzaak om AS te
behandelen.
Doel van het onderzoek
Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2024-512964-73-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens.
De algemene doelstelling is het onderzoeken van de veiligheid,
verdraagbaarheid, werkzaamheid en farmacokinetiek van R3R01, dagelijks
toegediend gedurende 3 maanden bij patienten in 2 cohorten. Cohort 1 zijn
AS-patiënten met ongecontroleerde proteïnurie die een maximaal getolereerde
dosis ACEi- of ARB-therapie krijgen en Cohort 2 zijn FSGS-patiënten met
primaire steroïde-resistente FSGS.
Onderzoeksopzet
Dit is een open-label, multicenter onderzoek waarbij één dosis van de
onderzoeksverbinding R3R01 in 2-cohorten wordt getest.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Dosis en tijdstip van de toediening: Alle patiënten krijgen tweemaal daags 200 mg (twee tabletten van 100 mg) gedurende 84 dagen. Het onderzoeksmiddel moet met voedsel worden ingenomen (na het ontbijt en na het avondeten). De toediening van het onderzoeksmiddel begint op de ochtend na het baselinebezoek, wanneer het geneesmiddel wordt verstrekt.
Inschatting van belasting en risico
Bloedtesten
Tijdens het afnemen van bloedmonsters kan de patient pijn en/of blauwe plekken
krijgen op de injectieplaats. Hoewel zeldzaam, kunnen plaatselijke
stolselvorming en infecties optreden. Een licht gevoel in het hoofd en/of
flauwvallen kan ook optreden tijdens of kort na de bloedafname.
Elektrocardiogram (ECG)
ECG-pleisters kunnen een reactie van de huid veroorzaken, zoals roodheid of
jeuk. De patient kan ook last krijgen van huidongemakken en/of haarverlies in
verband met het verwijderen van de pleisters.
Oogonderzoeken (alleen voor mensen met AS)
Bij sommige oogonderzoeken moet de patient mogelijk druppels in de ogen doen,
wat onaangenaam kan zijn.
Publiek
7550 Purple Sage
Park City UT 84098
US
Wetenschappelijk
7550 Purple Sage
Park City UT 84098
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Alle patiënten:
1. De patiënt is in staat om goed met de onderzoeker te communiceren, begrijpt
alle vereisten van de studie en is bereid deze na te leven en begrijpt het
schriftelijke toestemmingsformulier (ICF) en ondertekent het.
2. Kinderen komen in aanmerking als één of beide ouders/ wettelijke
vertegenwoordigers een toestemmingsformulier voor ouders ondertekenen, dat
informatie bevat uit het ICF. Kinderen die in staat zijn om zelf in te stemmen,
moeten hun bereidheid tot deelname kenbaar maken door een instemmingsformulier
te ondertekenen.
3. Als de patiënt een COVID-vaccinatie heeft gehad, moet het baselinebezoek ten
minste één week of langer na de tweede vaccinatie/boostervaccinatie
plaatsvinden.
4. Patiënten die in de 3 maanden voorafgaand aan de screening actieve symptomen
van COVID hebben gehad en nu de laatste 2 weken asymptomatisch zijn, maar
positief zijn getest op COVID met een PCR-test. Als een patiënt asymptomatisch
is bij de screening maar positief test op COVID, kan een herscreening na ten
minste 2 weken plaatsvinden.
5. Zowel vrouwelijke patiënten als vruchtbare vrouwelijke partners van
mannelijke patiënten, moeten bereid zijn om gedurende de gehele studie (> 180
dagen) (90 dagen na de laatste dosis onderzoeksmiddel) niet zwanger te worden.
6. Mannen (inclusief gesteriliseerde proefpersonen) die vruchtbare vrouwelijke
partners hebben, moeten akkoord gaan met het gebruik van anticonceptie voor
mannen (condooms) vanaf het moment van ondertekening van het
toestemmingsformulier (ICF) tot en met 90 dagen na de laatste dosis
onderzoeksmiddel. Ze moeten ermee akkoord gaan om de onderzoeker onmiddellijk
te informeren als hun partner zwanger wordt tijdens de studie.
Inclusiecriteria voor AS (aanvullend):
7. Mannen en vrouwen met X-gebonden AS en mannen en vrouwen met autosomaal
overgeërfd AS.
a. Voor landen die pediatrische patiënten inschrijven: patiënten in de leeftijd
van 12 jaar en ouder.
b. Voor landen die geen pediatrische patiënten inschrijven: patiënten in de
leeftijd van 18 jaar en ouder.
8. Diagnose van AS bevestigd door middel van genetisch onderzoek en/of
nierbiopsie. Voor patiënten die in de VS meedoen en die voldoen aan alle
inclusie- en exclusiecriteria, maar bij wie de diagnose niet is bevestigd door
een genetische test of nierbiopsie, zal de sponsor zorgen voor de genetische
test van de patiënt.
9. UPCR >= 1,0 g/g.
10. eGFR >= 45 ml/min/1,73 m2 (met behulp van de CKD-EPI-vergelijking voor
volwassenen en de Bedside Schwartz-vergelijking voor kinderen).
11. Behandeling met ACEi/ARB op de maximaal getolereerde dosis, stabiel
gedurende ten minste 4 weken voorafgaand aan de screening. De ACEi/- ARB-dosis
moet stabiel blijven gedurende de studie.
Inclusiecriteria voor FSGS (aanvullend):
12. Mannelijke of vrouwelijke patiënten.
a. Voor landen die pediatrische patiënten inschrijven: 12 tot 75 jaar oud op
het moment van ondertekening van de geïnformeerde toestemming.
b. Voor landen die geen pediatrische patiënten inschrijven: 18 tot 75 jaar oud
op het moment van ondertekening van de geïnformeerde toestemming.
13. Primaire FSGS (zonder identificeerbare oorzaak en waarbij de FSGS bevestigd
is door nierbiopsie) of waarbij de documentatie van de FSGS van een genetische
mutatie in een podocyt-eiwit samenhangt met FSGS.
14. Steroïdresistentie, gedefinieerd als het niet bereiken van partiële of
complete remissie of het hebben van bijwerkingen zonder acceptabel klinisch
voordeel, na ten minste 8 weken adequate behandeling met corticosteroïden voor
kinderen en 12 weken voor volwassenen.
15. UPCR tussen 3,5 g/g en 12,0 g/g.
16. eGFR > 45 ml/min/1,73 m2 (met behulp van de CKD-EPI-vergelijking voor
volwassenen en de Bedside Schwartz-vergelijking voor kinderen).
17. Een gelijktijdige behandeling met ACEi en/of ARB moet gedurende minimaal 28
dagen voorafgaand aan de inschrijving en gedurende de studie op een stabiele
dosis blijven.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Alle patiënten:
1. Ongecontroleerde diabetes mellitus, aangetoond met een HbA1c >= 11%. Voor
Duitsland: HbA1c >= 8,5%.
2. Ongecontroleerde hypertensie
a. Volwassenen: (SBD >= 180 mmHg en/of DBD >= 100 mmHg). Voor Duitsland: (SBP >=
140 mmHg en/of DBP >= 100 mmHg).
b. Kinderen: >= 95ste percentiel of >= 130/80 mmHg, dat wat het laagst is, zoals
gedefinieerd in bijlage 13.8
3. Matige of ernstige leverinsufficiëntie volgens de Child-Pugh-score (zie
paragraaf 9.5.4.6), behalve als (a) het verlaagd serumalbumine direct
gerelateerd is aan de renale ziekte (resulterend in een Child-Pugh-score van 7)
en (b) er geen andere Child-Pugh-scoreparameters verhoogd zijn en (c) de
patiënt in de medische voorgeschiedenis geen leveraandoeningen heeft.
4. Aanwezigheid van een actieve (d.w.z. met symptomen) en/of ongecontroleerde
infectie (inclusief COVID).
5. Aanwezigheid van Humaan immunodeficiëntievirus (HIV).
6. BMI > 40. Voor Duitsland: BMI > 35 (obesitasklasse II).
7. Voorgeschiedenis van maligniteit anders dan behandeld basaalcelcarcinoom of
plaveiselcelcarcinoom in de afgelopen 5 jaar.
8. Voorgeschiedenis van alcoholmisbruik in de afgelopen 5 jaar of drinkt
momenteel meer dan respectievelijk 21 eenheden per week voor vrouwen en 14
eenheden per week voor mannen.
9. Ontvangst van een onderzoeksmiddel binnen 30 dagen of 5 halfwaardetijden
voorafgaand aan de screening (dat wat langer is).
10. Voorgeschiedenis van niet-naleving, waardoor het onwaarschijnlijk is dat de
patiënt zich zal houden aan studiebezoeken, procedures of
geneesmiddeltoediening.
11. De patiënt heeft een orgaantransplantatie ondergaan, staat momenteel op een
wachtlijst voor orgaantransplantatie of er is een redelijke mogelijkheid dat de
patiënt een orgaantransplantatie zal ondergaan in de 6 maanden na de screening.
12. Deelname aan een interventioneel onderzoek in de 3 maanden voorafgaand aan
de screening of gelijktijdige deelname aan een wetenschappelijk onderzoek.
13. De patiënt is naar het oordeel van de onderzoeker niet geschikt om aan de
studie deel te nemen, om welke reden dan ook (inclusief maar niet beperkt tot
comorbiditeiten, voorgeschiedenis van niet-naleving van studiebezoeken,
procedures of geneesmiddeltoediening).
14. Vruchtbare vrouwen (die niet chirurgisch gesteriliseerd of minstens 1 jaar
postmenopauzaal zijn) worden uitgesloten van deelname aan de studie, tenzij ze
akkoord gaan met het gebruik van zeer effectieve anticonceptie beschreven in
paragraaf 13.3.
15. Vrouwen die borstvoeding geven.
16. Voorgeschiedenis van overgevoeligheid voor het onderzoeksmiddel en/of een
van de hulpstoffen ervan.
17. Patiënten met erfelijke galactose-intolerantie, totale lactasedeficiëntie
of glucose-galactose-malabsorptie.
18. Gelijktijdig gebruik van bardoxolon, rituximab, cyclofosfamide, abatacept
of sparsentan is vereist.
Exclusiecriteria voor AS (aanvullend):
19. Andere nierziekte naast AS, bijv. diabetische nefropathie of lupus nefritis.
20. Gebruik van bardoxolon of sparsentan in de 30 dagen voorafgaand aan de
screening. SGLT-2remmers zijn toegestaan als de patient minimaal 3 maanden
voorafgaand aan de screening een stabiele dosis heeft.
Exclusiecriteria voor FSGS (aanvullend):
21. De patiënt heeft een *collapsing* variant van FSGS op een nierbiopsie.
22. De patiënt heeft FSGS secundair aan een andere aandoening (bijv. obesitas,
cardiovasculaire, infectieuze of auto-immuunziekte).
23. Gebruik van rituximab, cyclofosfamide of abatacept in de 120 dagen
voorafgaand aan de screening. Bij gebruik van andere kleinmoleculaire
chronische immunomodulerende geneesmiddelen moet de dosis gedurende 4 weken
voorafgaand aan de screening stabiel zijn.
24. Als eerdere behandeling met rituximab meer dan 120 dagen voorafgaand aan de
screening plaatsvindt, moet het aantal CD20-cellen binnen de normale grenzen
liggen.
25. Als eerdere andere antilichaambehandeling met een stabiele dosis meer dan
120 dagen voorafgaand aan de screening plaatsvond, moet de onderzoeker de
toediening van het onderzoeksmiddel als veilig beschouwen.
26. Gebruik van sparsentan in de 30 dagen voorafgaand aan de screening.
SGLT2-remmers zijn toegestaan als de patiënt minimaal 3 maanden voorafgaand aan
de screening een stabiele dosis heeft.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Kamer G4-214
Postbus 22660
1100 DD Amsterdam
020 566 7389
mecamc@amsterdamumc.nl
Kamer G4-214
Postbus 22660
1100 DD Amsterdam
020 566 7389
mecamc@amsterdamumc.nl
Kamer G4-214
Postbus 22660
1100 DD Amsterdam
020 566 7389
mecamc@amsterdamumc.nl
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CTIS | CTIS2024-512964-73-00 |
EudraCT | EUCTR2021-004192-13-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT05267262 |
CCMO | NL80975.018.22 |