Deze studie zal inzicht verschaffen in de rol van darmmicroben uit de bovenste (speeksel) en/of onderste GI (rectaal/faecaal) microbiota bij het optreden van postoperatieve complicaties bij patiënten met resectabele pancreas- en periampullaire…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Diverse en niet plaatsgespecificeerde neoplasmata, benigne
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Het primaire doel van dit onderzoek is om patiënten die een pancreasresectie
ondergaan in te delen in groepen met een hoog en een laag risico op
postoperatieve complicaties (zie 8.3 in het studieprotocol voor definities),
gebaseerd op longitudinale speeksel- en/of rectale/fecale microbioomprofielen.
Secundaire uitkomstmaten
Secundaire doelstellingen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, het vinden van
associaties tussen speeksel en/of rectale/ fecale microbioomprofielen en
oncologische uitkomsten op lange termijn (d.w.z. plaats van recidief,
ziektevrije overleving, algehele overleving), complicaties van neoadjuvante
en/of adjuvante chemotherapie, respons op neoadjuvante chemotherapie zoals
beoordeeld door computertomografie (CT-scan) en histologische respons,
complicaties geassocieerd met galwegdrainage en postoperatieve endo- en
exocriene insufficiëntie.
Achtergrond van het onderzoek
Het menselijk microbioom en de rol ervan bij gezondheid en ziekte krijgt de
laatste tijd steeds meer aandacht. Studies tonen aan dat het microbioom niet
alleen een rol speelt in het ontstaan van kanker, maar ook in de gevoeligheid
voor therapie en het verloop van de ziekte en behandeling.
Toenemend bewijs suggereert dat dit effect van microben ook geldt voor
alvleesklierkanker en periampullaire kanker, ziekten met een zeer slechte
prognose. Er zijn aanwijzingen dat de samenstelling van de orale microbiota een
rol kan spelen in de etiologie van alvleesklierkanker en gebruikt kan worden
als een waardevolle biomarker. Er bestaan niet alleen veranderingen in de
samenstelling van het microbioom in speeksel, maar ook op verschillende andere
plaatsen in het lichaam, waaronder de darm en de alvleesklierweefsels, bij
patiënten met alvleesklierkanker in vergelijking met gezonde populaties. Wat
betreft periampullaire kanker, ondanks het kleinere aantal studies over dit
onderwerp, wijst toenemend bewijs eveneens op een nauw verband met het
microbioom. Net als bij andere soorten kanker, kan het microbioom bij patiënten
met alvleesklierkanker en periampullaire kanker ook de effectiviteit van
chemotherapeutische middelen en immuuntherapieën verbeteren door het juiste
type microbiota te behouden en andere te elimineren met behulp van
dieetmaatregelen, toediening van vetzuren met een korte keten, antibiotica,
pre- en/of probiotica of faeces transplantatie.
Tumorresectie is momenteel de enige potentieel curatieve optie voor
alvleesklierkanker en periampullaire kanker. Door een stijgende incidentie,
uitbreiding van resectabiliteitscriteria en verbeterde detectie van
(pre)maligniteiten, zal het aantal pancreasresecties naar verwachting toenemen.
Pancreasresectie, in het bijzonder pancreatoduodenectomie (PD), is een complexe
chirurgische ingreep met een hoog risico op complicaties (30% tot 73%).
Onderzoek toont aan dat het darmmicrobioom een centrale rol speelt bij
postoperatieve complicaties na abdominale chirurgie, met name bij colorectale
kankerchirurgie. Specifiek voor alvleesklierchirurgie werden microbiële
veranderingen in de pre- of postoperatieve periode geassocieerd met een hoger
risico op het ontwikkelen van postoperatieve complicaties. Naast een verhoogd
risico op morbiditeit en mortaliteit kunnen postoperatieve complicaties ook een
verminderde kwaliteit van leven veroorzaken en leiden tot slechtere
oncologische uitkomsten. Bovendien kunnen deze veranderingen mogelijk worden
behandeld met reeds beschikbare en relatief goedkope strategieën (bijv.
probiotica, antibiotica of feces transplantatie), waardoor de slechte prognose
van deze patiënten mogelijk verbetert.
Hoewel dit belangrijke aanwijzingen zijn, waren eerdere onderzoeken over het
algemeen klein, leverden ze tegenstrijdige resultaten op, ontbraken duidelijke
hypotheses en een longitudinale opzet en omvatten ze niet alle klinisch
belangrijke uitkomsten, zoals belangrijke postoperatieve complicaties, respons
op chemotherapie en overleving. Daarom blijft er een duidelijke behoefte
bestaan aan een longitudinale studie met voldoende omvang die zowel het
bovenste als het onderste deel van het maagdarmkanaal onderzoekt.
Doel van het onderzoek
Deze studie zal inzicht verschaffen in de rol van darmmicroben uit de bovenste
(speeksel) en/of onderste GI (rectaal/faecaal) microbiota bij het optreden van
postoperatieve complicaties bij patiënten met resectabele pancreas- en
periampullaire vermoedelijke (pre)maligniteiten. Meer specifiek omvatten de
hypothesen, maar zijn niet beperkt tot:
1. Patiënten met een risico op ernstige complicaties na pancreaschirurgie
hebben een speeksel- en/of rectaal/faecaal microbiotaprofiel dat gekenmerkt
wordt door een verschuiving van voornamelijk gunstige, niet-inflammatoire en
niet-invasieve microben (bv. Bacteroideten en butyraatproducenten) naar een
meer dysbiotisch profiel (bv. Gammaproteobacteriën en Cocci).
2. Voorafgaand aan het optreden van de postoperatieve complicatie is er sprake
van een dominantie/bloei van pathobiont(en) in het speeksel en/of
rectale/faecale microbioom.
3. Het tumormicrobioom is een van de bronnen van (infectieuze) complicaties na
pancreasresectie.
4. Translocatie van GI-bacteriën kan via verschillende routes (hematogeen,
transductaal of transperitoneaal) plaatsvinden naar de plaats van de
postoperatieve complicatie.
5. Bepaalde bacteriën breken chemotherapie af of versterken het effect ervan.
Daarom kan de samenstelling van het speeksel en/of rectum/ feces microbioom
bepalend zijn voor de mate van respons op (neo-) adjuvante chemotherapie.
6. In hoeverre het speeksel en/of rectum/ feces microbioom postoperatief
herstelt, beïnvloedt de effectiviteit van adjuvante chemotherapie (en daarmee
de overleving).
Het primaire doel van dit onderzoek is om patiënten die een pancreasresectie
ondergaan in te delen in groepen met een hoog en een laag risico op
postoperatieve complicaties (zie 8.3 in het studieprotocol voor definities),
gebaseerd op longitudinale speeksel- en/of rectale/fecale microbioomprofielen.
Secundaire doelstellingen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, het vinden van
associaties tussen speeksel en/of rectale/ fecale microbioomprofielen en
oncologische uitkomsten op lange termijn (d.w.z. plaats van recidief,
ziektevrije overleving, algehele overleving), complicaties van neoadjuvante
en/of adjuvante chemotherapie, respons op neoadjuvante chemotherapie zoals
beoordeeld door computertomografie (CT-scan) en histologische respons,
complicaties geassocieerd met galwegdrainage en postoperatieve endo- en
exocriene insufficiëntie.
Onderzoeksopzet
Prospectieve observationele cohort studie, waarbij 200 patiënten uit het
Regionale Academische Kankercentrum Utrecht worden geïncludeerd (monocentrum).
Inschatting van belasting en risico
Er zijn geen aanvullende risico's voor de patiënten die meedoen aan deze
studie. Patiënten kunnen hoogstens enig ongemak ervaren (zoals een blauwe plek
na het bloedprikken).
De belasting voor patiënten die meedoen aan de studie, is ook minimaal. De
meeste afnamemomenten worden gecombineerd met een reeds ingepland
ziekenhuisbezoek, waarbij de afnames zelf maximaal enkele minuten in beslag
zullen nemen. Een schema voor de afnamemomenten vindt u in '8.3 Study
procedures' van het studieprotocol.
Algemeen / deelnemers
Koekoekslaan 1
Nieuwegein 3435CM
NL
Wetenschappers
Koekoekslaan 1
Nieuwegein 3435CM
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
- Volwassen patiënt met een resectabele, borderline resectabele of lokaal
gevorderd pancreas- en periampullaire vermoedelijke (pre)maligniteit.
- De intentie van de behandeling moet curatief zijn, inclusief chirurgie en
(neo-)adjuvante chemotherapie.
- Bereid en in staat zich te houden aan de studieprocedures beschreven in dit
protocol en het onderzoeksteam toegang te verlenen tot het elektronisch
patiëntendossier en andere gegevens die nodig zijn om de onderzoeksvragen
beschreven in dit protocol te beantwoorden.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
- Onvermogen om adequate geïnformeerde toestemming te geven (bijv.
taalbarrière, analfabetisme)
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL84733.100.23 |