Kan bij vrouwen met borstkanker die in aanmerking komen voor een borstsparende operatie, de chirurg beter geinformeerd worden over de plaats en uitbreiding van de tumor door middel van een pre-operatief uitgevoerde MRI?

Voor vrouwen, bij wie borstkanker in een vroeg stadium wordt ontdekt, is
borstsparende therapie tegenwoordig de standaard behandeling. Grote studies
hebben aangetoond dat de overleving gelijk is aan behandeling door middel van
borstamputatie. Het voordeel van een borstsparende procedure is een beter
cosmetisch resultaat. Een voorwaarde is wel dat de tumor in zijn geheel wordt
verwijderd (radicaal) en dat de snijranden van het verwijderde weefsel vrij
zijn van tumor. Indien door de patholoog wordt geconstateerd dat er tumor
aanwezig is tot in de snijranden, hetgeen bij een substantieel deel van de
patiënten het geval is, zal worden besloten tot re-operatie. Dit kan door
middel van een re-lumpectomie of alsnog een amputatie. Het compleet verwijderen
van de tumor is van belang om de kans op lokaal recidief zo klein mogelijk te
maken.
Indien borstsparende chirurgie wordt overwogen is een zo nauwkeurig mogelijke
vaststelling van de lokalisatie en de uitgebreidheid van belang om de operatie
goed te plannen. De standaard technieken hiervoor zijn klinisch onderzoek,
mammografie en echografie. Klinische beoordeling correleert slecht met
histologie; een bepaald percentage carcinomen is überhaupt niet palpabel. Met
mammografie kan ook klinisch occult mammacarcinoom worden vastgesteld,
inclusief DCIS, maar de sensitiviteit van mammografie is sterk afhankelijk van
de hoeveelheid en de dichtheid van het borstklierweefsel. Als gevolg van dens
borstklierweefsel zijn 10-15% van de palpabele tumoren niet zichtbaar op het
mammogram en zal de omvang van de tumor en multifocaliteit onderschat kunnen
worden. Met echografie kan een palpabele of mammografisch zichtbare lesie nader
worden geëvalueerd maar echografie is minder goed in het vaststellen van
multifocaliteit en DCIS.
MRI mammae is de techniek met de hoogste gevoeligheid voor invasief
mammacarcinoom (sensitiviteit 91-100%) en kan mammografisch en klinisch occulte
maligniteit detecteren. Voor DCIS is de gevoeligheid lager en wordt wisselend
opgegeven:70-95%. Het is echter ook bekend dat mammografisch en klinisch occult
DCIS soms alleen met MRI zichtbaar wordt.
De uitbreiding zoals zichtbaar op MRI correleert beter met de histologie dan
mammografie en echografie.

In deze studie trachten we door middel van preoperatieve MRI tot een optimale
planning voor borstsparende chirurgie te komen met als doel irradicale
resecties en secundaire operaties zoveel mogelijk te voorkomen. Tevens zal de
kosteneffectiviteit worden berekend van de implementatie van de preoperatieve
MRI in de workup van patiënten met een mammacarcinoom die in aanmerking komen
voor borstsparende behandeling.

100 borstkanker patienten die voor een borstsparende operatie gepland zijn,
zullen naast de standaard pre-operatieve diagnostiek, bestaande uit mammografie
en echografie, een extra MRI pre-operatief ondergaan.

De resultaten betreffende het aantal/percentage van irradicale lumpectomieën en
re-operaties zal vergeleken worden met die uit de controlegroep bestaande uit
borstkanker patienten die in de jaren 2004 en 2005 een bosrtsparende operatie
hebben ondergaan met voorafgaand alleen de standaard diagnostiek bestaande uit
mammografie en echografie.

Het MRI onderzoek kan aanleiding zijn tot het uitvoeren van een echografie,
eventueel met punctie. Zelden zal een MR-geleide punctie nodig zijn.