Eén van de aanbevelingen van NICE voor toekomstig onderzoek is het vergelijken van de effectiviteit van verschillende psychologische therapievormen. Er is in het bijzonder behoefte aan onderzoek dat de ouders betrekt in de behandeling (Birmaher e.a…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Psychische stoornissen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Bij alle deelnemers vindt een voormeting, nameting en twee follow-up metingen
plaats, te weten drie en zes maanden na afronding van de behandeling. De
volgende lijsten zullen worden afgenomen bij de jeugdige:
De Anxiety Disorder Interview Schedule (ADIS; Siebelink & Treffers, 2001) zal
worden afgenomen door de onderzoeksassistent tijdens de voormeting in het geval
deze nog niet tijdens de intake is meegenomen. In dit semi-gestructueerde
interview worden angststoornissen en stemmingsstoornissen uitgevraagd. Tijdens
de nameting worden alleen de met de ADIS eerder geïdentificeerde diagnose(n)
opnieuw uitgevraagd. Tijdens alle metingen worden de volgende
uitkomstvariabelen in de vorm van vragenlijsten afgenomen:
De Children*s Depression Inventory (CDI; Kovacs, 1981) wordt gebruikt om
depressieve symptomatologie te meten en bevat 27 items die elk uit drie
uitspraken bestaan (Ik ben soms verdrietig; Ik ben vaak verdrietig; Ik ben
altijd verdrietig), waarvan er één aangekruist dient te worden. De trait versie
(trekangst) van de State Trait Anxiety Inventory for Children (STAI-C;
Spielberger, 1973) wordt meegenomen om na te gaan in hoeverre bijkomende
angstsymptomen verminderen door behandeling. De STAI-C bestaat uit 20 items (Ik
ben bang dingen verkeerd te doen) die op een driepuntschaal beoordeeld worden
(bijna nooit; soms; vaak). Naast deze primaire uitkomstvariabelen zullen een
aantal procesvariabelen worden meegenomen. De Competentiebelevingsschaal voor
Kinderen (Muris e.a., 2003) wordt meegenomen om (veranderingen in) het
zelfbeeld (self-esteem) op verschillende domeinen te meten. Deze vragenlijst
bestaat uit 36 items waarbij gekozen moet worden tussen twee uitspraken (bijv.
Sommige kinderen vinden dat ze er goed zijn in hun schoolwerk vs. Andere
kinderen maken zich er soms zorgen over of ze hun schoolwerk wel goed doen)
waarvan vervolgens moeten worden aangegeven of deze uitspraak helemaal waar is
of een beetje waar is voor de jeugdige. Om (veranderingen in) sociale
vaardigheden te meten zal gebruik worden gemaakt van de Social Skills Rating
System (SSRS; van der Oord e.a., 2005). De SSRS bestaat uit 34 items (Ik maak
gemakkelijk vrienden) die elk op een driepuntschaal ingevuld dienen te worden
(nooit; soms; vaak). Om (veranderingen in) negatieve gedachten over zichzelf,
de wereld en de toekomst te meten wordt gebruik gemaakt van de Cognitieve
Triade Vragenlijst Kinderen (CTRK; Timbremont & Braet, 2006). De CTRK bestaat
uit 36 items (Ik heb veel talenten en vaardigheden) die op een zevenpuntschaal
ingevuld worden (volledig akkoord tot volledig niet akkoord).
Bij de ouders en de jeugdige worden opvoedingsstijl gemeten bij zowel de
jeugdige als bij de ouders. Hiervoor wordt gebruikt gemaakt van de Egna Minnen
Betraffende Uppfostran (EMBU; Castro e.a., 1993). De EMBU bestaat uit 40 items
en is zowel voor de jeugdige als voor de ouders beschikbaar. Deze lijst wordt
gebruikt om de effecten van emotie coaching die rechtstreeks op de opvoeding
inwerken in kaart te brengen. Ten aanzien van de belasting kan gesteld worden
dat het ADIS interview ongeveer drie kwartier tijd in beslag neemt en de
vragenlijsten voor de jeugdige tevens een drie kwartier. Voor de ouders geldt
dat het invullen van de vragenlijst ongeveer tien minuten in beslag zal nemen.
Secundaire uitkomstmaten
nvt
Achtergrond van het onderzoek
Depressie is één van de meest voorkomende psychische stoornissen onder kinderen
en adolescenten. Prevalentiecijfers lopen uiteen van 2% tot 8% (AACAP, 1998;
Birmaher e.a., 1998; De Wit & Kroesbergen, 1992). Cumulatieve
prevalentiecijfers liggen rond de 35% voor vrouwen en 19% voor mannen bij het
bereiken van het achttiende levensjaar (Lewinsohn & Clarke, 1999). Deze cijfers
nopen tot het ontwikkelen van effectieve behandelingen van depressie bij
jeugdigen. In 2005 zijn richtlijnen verschenen van *The National Institute for
Clinical Excellence* (NICE) ten aanzien van psychologische behandelingsvormen
van depressie bij kinderen en adolescenten (zie voor een samenvatting Murray &
Cartwright-Hatton, 2006). Deze richtlijnen stellen dat binnen de evidence-based
behandelingen (behandelingen waarvan de effectiviteit is aangetoond in
gerandomiseerde en gecontroleerde studies) individueel aangeboden cognitieve
gedragstherapie (CGT), interpersoonlijke psychotherapie en kortdurende
gezinstherapie geïndiceerd zijn voor de behandeling van (matige en ernstige)
depressie bij kinderen en adolescenten.
CGT bij kinderen en adolescenten is in de regel op te splitsen naar een operant
en een cognitief deel. Het operante deel is geïnspireerd op het werk van
Lewinsohn e.a. (1984) en van Martell e.a. (2001), en bestaat uit het laten
toenemen van plezierige activiteiten die voldoening geven voor de depressieve
jeugdige, het oefenen van sociale vaardigheden, en het aanleren van
probleemoplossende vaardigheden. De inhoud van het cognitieve deel van de
behandeling is minder strikt gedefinieerd in de literatuur. In veel protocollen
wordt gebruik gemaakt van het opsporen en uitdagen van negatieve gedachten
volgens de methode beschreven door Beck e.a. (1979). Maar ook elementen uit de
rationeel emotieve therapie (Ellis, 1962) en het verbeteren van
copingvaardigheden vallen onder de noemer *cognitief*.
Onderzoek naar de effectiviteit van CGT voor depressie bij kinderen en
adolescenten is gestart in het begin van de jaren tachtig in de vorm van
gevalsbeschrijvingen (zie bijvoorbeeld Frame e.a., 1982; Petti e.a., 1980).
Deze gevalsbeschrijvingen waren de opmaat voor gerandomiseerde en
gecontroleerde studies naar de effectiviteit van CGT bij kinderen en
adolescenten die later werden uitgevoerd (zie bijvoorbeeld Reynolds & Coats,
1986; Stark e.a., 1987; Lewinsohn e.a., 1990; Lerner & Clum, 1990; Kahn e.a.,
1990; Vostanis e.a., 1996; Wood e.a., 1996). Een meta-analyse waarin de
onderzoeksgegevens van de genoemde studies zijn samengenomen heeft laten zien
dat CGT middelmatig effectief is (effect size: d=0.68) in het verminderen van
depressieve symptomen bij adolescenten en dat de lange termijn effecten gunstig
zijn (Reinecke e.a., 1998). De effectiviteit van CGT kan wellicht verbeterd
worden door de ouders in de behandeling te betrekken.
Doel van het onderzoek
Eén van de aanbevelingen van NICE voor toekomstig onderzoek is het vergelijken
van de effectiviteit van verschillende psychologische therapievormen. Er is in
het bijzonder behoefte aan onderzoek dat de ouders betrekt in de behandeling
(Birmaher e.a., 1996; Kaslow & Racusin, 1994). In dit onderzoeksvoorstel wordt
een pilotstudie beschreven (in voorbereiding op een groter op te zetten
gerandomiseerde en gecontroleerde studie), waarin een individuele cognitieve
gedragstherapie wordt vergeleken met cognitieve gedragstherapie waarbij de
ouders betrokken worden. De ouders worden betrokken middels het concept van
emotie coaching (Gottman, 1997). De belangrijkste primaire doelen van deze
studie zijn tot verdere verfijning van de beide protocollen te komen alsmede op
basis van de gevonden resultaten een powerberekening uit te voeren voor het
bepalen van de steekproefomvang voor een multi-center trial die zal volgen op
deze pilot. Daarnaast zal worden nagegaan (secundair doel) in hoeverre de beide
CGT varianten tot afname van depressieve symptomen leiden en in hoeverre
veranderingen in procesvariabelen (variabelen waar de therapie op aangrijpt)
optreden. Opgemerkt dient te worden dat door het kleine aantal deelnemers in
deze pilotstudie de onderzochte veranderingen op de verschillende variabelen
puur beschrijvend (en niet toetsend) worden weergegeven.
Onderzoeksopzet
Deze studie betreft een interventie studie waarin jeugdigen gediagnosticeerd
met een depressieve stoornis in de leeftijd van 10 tot en met 17 jaar op basis
van randomisatie worden toegewezen aan de individuele CGT of individuele CGT
aangevuld met emotie coaching voor de ouders. Random toewijzing aan één van de
condities geschiedt na het ontvangen van informatie en het verkrijgen van de
schriftelijke toestemming van de jeugdige en de ouders. Aangezien het effect
van toevoeging van emotie coaching mogelijk kan afhangen van de leeftijd van de
jeugdige wordt gekozen voor stratificatie op leeftijd. Jeugdigen worden
ingedeeld in twee groepen: 10 tot en met 12 jaar en 13 jaar tot en met 17 jaar.
De randomisatie zal zo worden uitgevoerd dat binnen elk van de twee
leeftijdsgroepen de helft van de deelnemers de individuele CBT en de andere
helft de familie CBT krijgt toegewezen. Bij alle deelnemers vindt een
voormeting, nameting en twee follow-up metingen plaats.
Onderzoeksproduct en/of interventie
De opbouw van zowel de individuele CGT als de familie CGT is afgeleid van het volwassenenprotocol (Boelens, 2004). Beide CGT varianten zijn aangepast aan de belevingswereld van (oudere) kinderen en adolescenten in de leeftijd van 10 tot en met 17 jaar. Beide varianten bestaan uit 12 sessies met het kind waarbij de eerste zes sessies besteed zullen worden aan operante technieken (toename plezierige activiteiten, oefenen sociale vaardigheden) en de overige zes sessies aan cognitieve technieken volgens de methode Beck (Beck e.a., 1979), waarbij negatieve gedachten worden opgespoord en uitgedaagd op een manier die aansluit bij (oudere) kinderen en adolescenten. Er is ook ruimte om angstige cognities op te sporen en uit te dagen. In de laatste fase van de behandeling wordt stil gestaan bij de mogelijkheden om terugval naar de depressieve episode zo gering mogelijk te maken en te houden. Ouders worden drie keer met de jeugdige gezien: tijdens de eerste, de zesde en de laatste sessie. In de CGT met emotie coaching worden de ouders vier keer gezien apart van de jeugdige. Daarnaast worden de ouders samen gezien tijdens de eerste, zesde en laatste sessie. De sessies waarin de ouders apart worden gezien zullen worden besteed worden aan emotie coaching. In de eerste sessie zal een meta-emotie interview worden afgenomen wat tot doel heeft om bewust te worden van eigen emoties. In de overige sessies wordt ingegaan op het adequaat leren reageren en omgaan met de emoties van het kind. Alle sessies zullen met toestemming van de jeugdige en ouders op band worden opgenomen om na te gaan in hoeverre het protocol wordt nageleefd. Elke sessie kent huiswerk. Beide behandelprotocollen zijn inmiddels door een werkgroep bestaande uit therapeuten met ruime klinische ervaring kritisch bekeken.
Inschatting van belasting en risico
De belasting is minimaal en de risico's zijn verwaarloosbaar.
Algemeen / deelnemers
Universiteitssingel 50
6200 MD Maastricht
Nederland
Wetenschappers
Universiteitssingel 50
6200 MD Maastricht
Nederland
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
* Depressieve stoornis of dysthyme stoornis als primaire diagnose
* Leeftijd tussen 10 en 17 jaar oud
* IQ > 80
* Beheersing van de Nederlandse taal
Ouders zullen geincludeerd worden indien zij toestemming geven dat hun kind en zijzelf mee willen doen aan het onderzoek en dat ouders voldoende de Nederlandse taal beheersen.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
* Depressie met psychotische kenmerken of psychotische decompensatie
* Zwakzinnigheid
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL17507.068.07 |