Connexine 40 gen polymorfisme en in vivo eiwit expressie in het rechter hartoortje bij patienten zonder boezemfibrilleren.

Connexine 40 (Cx40) is een van de belangrijkste connexines in de atria van het
hart en vormt de zogenaamde *gap junctions* tussen de cellen. Gap junctions
zijn clusters van transmembrane kanalen die myocardcellen met elkaar verbinden
en zorgen voor *communicatie* tussen de cellen. De rol van Cx40 is essentieel
voor de electrische signaaloverdracht tussen de cellen. Veranderingen in de
organisatie van gap junctions en connexine expressie maken deel uit van
bepaalde cardiale aandoeningen en zijn gerelateerd aan aritmieen. Tevens is het
zo dat aritmieen als atrium fibrilleren (AF) kunnen leiden tot veranderingen in
de distributie, intercellulaire orientatie en expressie van connexine eiwitten.
In patiënten met chronisch AF zijn kwantitatieve en kwalitatieve veranderingen
in Cx40 expressie van het rechter hartoortje beschreven. Deze veranderingen
kunnen resulteren in veranderingen in electrophysiologische eigenschappen van
het atriale weefsel en zodoende kunnen ze een rol spelen in de ontwikkeling van
AF. Wetenschappelijk onderzoek afkomstig van onze afdeling heeft geleerd dat
patienten met idiopathisch AF een hogere prevalentie van het Cx40 polymorfisme
hebben. Dit polymorfisme komt voor in 7% van de bevolking. Echter, de directe
relatie tussen het Cx40 genpolymorfisme en Cx40 proteine expressie in de atria
is niet eerder onderzocht.

Het doel van deze studie is om de relatie te onderzoeken tussen het Cx40
genpolymorfisme en eiwit expressie in patienten zonder AF.

Deze studie is opgezet als een monocenter observationele cross-sectionele
studie in het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Patienten die worden
ingepland voor hartchirurgie (behalve een operatie aan mitralisklep) worden
benaderd voor deze studie. Tijdens inbrengen van de veneuze canule ten behoeve
van de hart-longmachine wordt het rechter atrium ter hoogte van het rechter
hartoor geincideerd. Het verzamelen van een klein gedeelte (0.5x0.5 cm) van het
rechter hartoortje levert hierbij geen extra letsel voor de patienten op. Dit
deel wordt in het kader van deze studie direct ingevroren in vloeibaar stikstof
op -80 graden en opgeslagen op de afdeling medische fysiologie. Daarnaast wordt
er 1 buisje bloed (5ml) afgenomen voor DNA extractie. Eerst vindt genotypering
plaats van de DNA monsters voor het Cx40 polymorfisme op nucleotide positie -44
(G*A) van het connexine gen. Zeven procent van de mensen zijn homozygoot voor
dit polymorfisme (groep 1). Volgens het Hardy-Weinberg evenwicht zijn 39% van
de mensen heterozygoot (groep 2) en de overige mensen zijn geen dragers van het
minor polymorfisme. Het opgeslagen cardiale weefsel zal middels
Western-Blotting, reverse transcript PCR en immunohistologie worden onderzocht
op verschil in Cx40 eiwit expressie tussen de 3 groepen.

Deelname vormt geen extra risico. Het verzamelen van een klein gedeelte
(maximaal 0.5x0.5 cm) van het hartoortje levert geen extra letsel op voor de
deelnemers van deze studie. Dit deel wordt opgeslagen in een weefselbank ten
behoeve van dit onderzoek. Er wordt ongeveer 5ml extra bloed afgenomen bij een
bloedafname die in het kader van de operatie sowieso plaatsvindt.