Hoofddoel: Bepalen van het voorkomen en de risicofactoren voor veehouderij-gerelateerde en individuele infecties met C. burnetii in herkauwerbedrijven (schaap, geit, rund) om de veterinaire, humane en arbeidsgerelateerde volksgezondheid te…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Bacteriële infectieziekten
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Prevalentie van C. burnetii antistoffen (doorgemaakte infecties) in Nederland
onder geiten-, schapen en melkveehouders, hun gezinsleden en het vee.
Secundaire uitkomstmaten
Risicofactoren voor infectie van dieren en mensen op genoemde
veehouderijbedrijven. Risicofactoren in de bedrijfsvragenlijst gaan in op
hygiene, zoals mestverwerking, handelingen met abortus en ander
geboortemateriaal, huisvesting, vaccinatiestatus, plaagdierbestrijding, omvang
bedrijf, type houderijsysteem en diergezondheid. De individuele vragenlijst
bevat o.a. leeftijd, geslacht, beroep, urbanisatiegraad, bezit en contact met
lansbouwhuisdieren en gezelschapsdieren, consumptie van rauwe melk, medische
voorgeschiedenis, tekenbeten.
Achtergrond van het onderzoek
Q koorts is een (re-)emerging ziekte onder kleine herkauwers en mensen in
Nederland. Deze ziekte, veroorzaakt door de bacterie Coxiella burnetii, is een
zoönose, waarvan internationaal de meest relevante dierreservoirs voor
transmissie naar de mens herkauwers zijn, met name schapen en geiten. De
infectie wordt met name overgedragen door inhalatie van besmette aerosolen. Bij
de mens varieert het ziektebeeld van geheel asymptomatisch (bij circa 60%), tot
ernstig met longontsteking of leverontstekingen (bij circa 20%). Bij zwangeren
is er daarnaast een risico op abortus, vroeggeboorte en een laag
geboortegewicht. Ook kan in een klein percentage van de geïnfecteerden zich een
chronische infectie ontwikkelen. In de herkauwers verloopt een infectie
grotendeels subklinisch, maar bij geiten en schapen worden ook abortus en
doodgeboorte gezien. Bij runderen is een abortus zeldzaam, maar lijkt er wel
sprake van verminderde vruchtbaarheid en mastitis problemen. Onderzoek in de
laatste jaren heeft aangetoond dat runderen wel frequent met C. burnetii zijn
geïnfecteerd, maar lijken in Nederland in de transmissie naar de mens geen
grote rol te spelen.
Sinds 2007 wordt jaarlijks een toenemend aantal patiënten met Q koorts
gerapporteerd (ca 160 in 2007, 1000 in 2008 en tot begin juni 2009 reeds ca
900). Sinds in 2005 onderzoek naar Q-koorts bij abortusproblemen op kleine
herkauwerbedrijven werd ingezet, zijn er circa 25 melkgeitenhouderijen
geïdentificeerd met Q-koorts, en 2 melkschapenbedrijven. Onderzoek naar de
seroprevalentie van C. burnetii in de algemene bevolking is gaande. Echter, het
voorkomen van C. burnetii in schapen en geiten en in hoog-risico populaties
zoals veehouders is onbekend. Het laatste seroprevalentie onderzoek onder
veehouders en andere agrarische risicogroepen vond 25 jaar geleden plaats. In
dat onderzoek werd een hoge seroprevalentie gevonden (68%). Internationaal
worden seroprevalenties tussen de 30 en 50% gevonden onder veehouders.
Momenteel zijn er geen door onderzoek ondersteunde effectieve preventie en
bestrijdingsmaatregelen beschikbaar voor reductie van verspreiding tussen
dieren en naar de mens. Daarom is binnen het ZonMW programma
Infectieziektebestijding een voorstel ingediend en gehonoreerd voor een
geïntegreerd onderzoek naar de seroprevalentie van C. burnetii in geiten,
schapen en runderen, de veehouders en hun gezin en naar de risicofactoren voor
infectie bij mens en dier.
Doel van het onderzoek
Hoofddoel: Bepalen van het voorkomen en de risicofactoren voor
veehouderij-gerelateerde en individuele infecties met C. burnetii in
herkauwerbedrijven (schaap, geit, rund) om de veterinaire, humane en
arbeidsgerelateerde volksgezondheid te verbeteren door identificatie van
aanknopingspunten voor primaire (reductie circulatie in herkauwer reservoir) en
secundaire (reductie transmissie van geïnfecteerde dieren naar de mens)
preventie.
Hiervoor zijn de volgende subdoelstellingen geformuleerd:
1. Bepalen van de C. burnetii serostatus in kleine herkauwers, tankmelk van
runderen, de veehouders en hun gezinsleden.
2. Identificeren van veehouderij-gerelateerde en individuele risicofactoren
voor positieve serostatus in herkauwers(melk) en de mensen die wonen of werken
op de veehouderij.
3. Ontwikkelen van een laboratorium-based instrument voor brononderzoek in
toekomstige uitbraken door het creeëren van een baseline database van
circulerende subtypes van C.burnetii in mens, herkauwers en de
veehouderijomgeving in Nederland.
Onderzoeksopzet
Het betreft een dwarsdoorsnede seroprevalentie en risicofactoren onderzoek
onder veehouders, hun gezinsleden en het vee (geit, schaap, rund). Een random
steekproef van geiten-, schapen- en melkveehouderijen met minimaal 100 dieren
zal worden getrokken vanuit het bedrijvenbestand van de Gezondheidsdienst voor
Dieren, en worden benaderd voor het onderzoek. Bij de werving wordt uitgegaan
van een deelnamepercentage van 40%. Alle beoogde deelnemende bedrijven worden
schriftelijk benaderd voor deelname. De eerste mailing bestaat uit een
uitnodigingsbrief, een informatiefolder, en een toestemmingsverklaring. Indien
toestemming wordt verkregen, wordt door de eigen dierenarts per bedrijf bij een
vast aantal dieren bloed afgenomen voor onderzoek naar C. burnetii. Op de
melkveehouderij wordt een tankmelkmonster genomen om de Q-koorts status van het
bedrijf te bepalen. Tevens wordt aan de veehouder en maximaal twee gezinsleden
gevraagd een bloedmonster af te staan, waarvoor een onderzoeksmedewerker het
bedrijf zal bezoeken. Ook wordt er een bedrijfsvragenlijst afgenomen, vooral
gericht op bedrijfsvoering en de voorgeschiedenis van abortussen, en wordt
daarnaast per deelnemer aan het bloedonderzoek een vragenlijst afgenomen voor
het bepalen van de individuele risicofactoren. In een steekproef van 30
Q-koorts positieve bedrijven (positieve serologie bij de dieren) en 10
Q-koorts negatieve bedrijven zal nader onderzoek worden verricht naar de
verspreiding van de bacterie in de directe omgeving van de veehouderij.
Inschatting van belasting en risico
De belasting voor de deelnemer bestaat uit:
- bloedafname, waarbij de onderzoeksverpleegkundige een afspraak maakt voor
bloedafname door een onderzoeksmedewerker op het bedrijf zelf om deelnemers
niet onnodig met reistijd te belasten. (maximaal 10 minuten per persoon)
- vooraf invullen van de bedrijfsvragenlijst (circa 30 minuten) (1 per
bedrijf). Deze wordt door de Gezondheidsdienst voor dieren op volledigheid
gecontroleerd, warbij eventueel telefonisch navraag wordt gedaan bij
onduidelijkheid of ontbrekende informatie.
- invullen van de individuele vragenlijst (circa 15 minuten). Deze wordt door
de onderzoeksmedewerker tijdens het bezoek op volledigheid gecontroleerd.
Het gehele bedrijfsbezoek van de onderzoeksvmedewerker zal naar verwachting 1
uur in beslag nemen (bloedafname en controle vragenlijst voor 2 tot 3
deelnemers per bedrijf).
Algemeen / deelnemers
Postbus 1
3720 BA
NL
Wetenschappers
Postbus 1
3720 BA
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Werken en/of wonen op een schapen- geiten of melkveehouderij (met >100 herkauwers) (per bedrijf, bloedafname bij maximaal 3 personen werkend en/of wonend op bedrijf)
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Wilsonbekwame personen (niet in staat tot geven van informed consent), onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal.
Echter een bedrijf wordt uitgesloten van deelname als deze volledig is gevaccineerd tijdens de vaccinatiecampagne in het najaar van 2008
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL28401.041.09 |