Onze hypothese is dat antilichamen van COPD patiënten bijdragen aan immuunreacties die leiden tot celsterfte en de mate van celsterfte verschilt tussen COPD patienten en gezonde vrijwilligers. Hoewel kenmerken van autoimmuniteit voorkomen bij het…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Immuunstoornissen NEG
- Onderste luchtwegaandoeningen (excl. obstructie en infectie)
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De belangrijkste uitkomstenmaten zijn:
De mate van autoantilichaam-gemedieerde cytotoxiciteit van COPD patienten wordt
vergeleken met die van gezonde deelnemers. Verwacht wordt dat de toxiciteit van
de serum (namelijk antilcihamen) van COPD patienten hoger is dan die gezonde
deelnemers.
Verder wordt de specificiteit van antilichamen in serum van COPD patienten en
gezonde deelnemers onderzocht:
Bij welke celtypen uit primair longweefsel (gladde spiercellen, bronchiale
epitheelcellen, long fibroblasten) wordt toxiciteit cq. sterfte waargenomen ?
Mate van cytotoxiciteit; dit wordt zowel voor primair weefsel als voor
cellijnen (alveolaire epitheelcellen en long fibroblast) bepaald
Mate van cytotoxiciteit na complement inactivatie
Secundaire uitkomstmaten
Door de grote populatie kunnen we het effect van ouderdom, rookgedrag, alsmede
klinische en immunologische parameters op cytotoxiciteit van COPD sera
bestuderen. Hiertoe testen we long functie (FEV1/FVC and FEV1 ) op het moment
van bloedafname, cumulatieve rookjaren, leeftijd, Body Mass Index, geslacht,
comorbiditeiten, en serum karakteristieken (HEp-2 ANA-titer; C-reactive
protein; Ig titer). Deze maten helpen om de heterogene COPD populatie in kaart
te brengen.
Er zijn een groot aantal overeenkomsten tussen COPD en autoimmuunziekten
gepubliceerd. Vooral recente data bevestigen de link tussen COPD en
autoimmuunziekten en tonen overtuigend aan dat zelf-reactiviteit een rol speelt
bij COPD. Dit kan leiden tot nieuwe ingangen voor de ontwikkeling van
medicijnen en behandelingen die (deels) gebruik maken van de kennis van
(andere) autoimmuunziekten.
Als bovenstaande waar is, heeft dit gevolgen van de ontwikkeling van medicijnen
tegen COPD, omdat verschillende celtypen in longweefsel (spierweefsel,
fibroblasten) en cellijnen mogelijk verschillend gevoelig zijn voor
inflammatoire autoimmuunreacties.
Achtergrond van het onderzoek
COPD, een engelse afkorting voor Chronic Obstructive Pulmonary Disease, is een
chronisch, progressief ziekteproces, gekenmerkt door een in wisselende ernst
voorkomende combinatie van chronische bronchitis (ontsteking van de luchtwegen)
en emfyseem ("rek uit de long"). COPD leidt tot chronisch hoesten, slijm
opgeven en ernstige benauwdheid bij inspanning en heeft uiteindelijk
vroegtijdige sterfte tot gevolg. Men verwacht dat in 2010 COPD doodsoorzaak nr.
3 in de wereld zal zijn.
Hoe COPD exact ontstaat is niet bekend, maar roken speelt een belangrijke rol
in de ontwikkeling van deze ziekte. De ziekte wordt gekenmerkt door een
chronische ontstekingsreactie in de long. Met de huidige geneesmiddelen is COPD
niet afdoende te behandelen en verdergaand onderzoek naar het exacte
ontstaansmechanisme van deze ziekte is dan ook onontbeerlijk voor de
ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen.
Een recente ontdekking is dat in de longen van patiënten met COPD veel B-cellen
voorkomen en dat er parallelen zijn tussen COPD en (andere) autoimmuunziekten.
Omdat uit voorgaand onderzoek is gebleken dat er mogelijk sprake is van een
antigeen-specifiek reactie, is het doel om de herkenning van lichaamseigen
epitopen als een onderliggend mechanisme van COPD, te ontrafelen door
cel-specifieke celdood te meten.
Doel van het onderzoek
Onze hypothese is dat antilichamen van COPD patiënten bijdragen aan
immuunreacties die leiden tot celsterfte en de mate van celsterfte verschilt
tussen COPD patienten en gezonde vrijwilligers.
Hoewel kenmerken van autoimmuniteit voorkomen bij het merendeel van de COPD
patienten, is het waarschijnlijk dat de mate van autoimmuniteit varieert van
patient to patient. Het is hierdoor waarschijnlijk dat de mate van
zelf-reactiviteit, voortschrijdende longschade en de gevoeligheid van
verschillende longcellen voor autoimmuniteit tussen groepen van patienten kan
varieren. Het in kaart brengen van deze verschillen is een ander belangrijk
doel van het onderhavige project.
Onderzoeksopzet
Voor het bepalen van de antilichaam-gemedieerde cytotoxiciteit in COPD
patiënten en vrijwilligers worden in in-vitro assays humane cellijnen of
primair longweefsel gemengd met perifeer bloed mononucleaire cellen (PBMCs) en
serum. Dit serum is afkomstig van gezonde deelnemers of COPD patienten.
Celsterfte wordt gemeten door het vrijkomen van radioactief thymidine uit de
levende cellen te bepalen. Deze radioactiviteit komt vrij in kweekmedium. De
verwachting is dat serum van COPD patienten een grotere sterfte zal laten zien
dan serum van niet-COPD patienten. Elk serummonster zal direct in de standaard
in-vitro assay worden getest, maar ook als complement geinactiveerd serum en
antilichaamvrij serum worden getest, zodat voor aspecifieke celdood kan worden
gecorrigeerd.
Als target cellen zullen primaire bronchiale epitheel cellen, primaire gladde
spiercellen, primaire long fibroblasten, een alveolaire epitheliale cellijn
(A549) en een long fibroblast cellijn (MRC5). Primaire longcellen zijn
afkomstig sectie materiaal.
Inschatting van belasting en risico
Er zal 20 ml bloed worden afgenomen bij COPD patienten en gezonde
proefpersonen, wat kan leiden tot een blauwe plek. Voor deelnemers die nog
niet bekend zijn bij het UMCG, zal een spirometrie voor en na
bronchusverwijding uitgevoerd worden alsmede een huidtest op allergien. Deze
laatste test kan huidirritatie geven. Onze verwachting is dat deze handelingen
slechts een kleine belasting vormen voor de deelnemers met een klein risico.
Algemeen / deelnemers
Pathologie en Medische biologie
9700 RB Groningen
NL
Wetenschappers
Pathologie en Medische biologie
9700 RB Groningen
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
COPD patienten:
• Klinische diagnose COPD
• Niet allergisch
• Post-bronchodilatoire FEV1< 80% van voorspeld en FEV1/FVC<70%
• Leeftijd > 40
• Rokers of ex-rokers > 10 packyears
• Ex-rokers moeten minimaal een jaar gestopt zijn met roken
• Geen andere belangrijke gezondheidsproblemen
• Ondertekende toestemmingsverklaring;Gezonde vrijwilligers:
• Geen luchtwegklachten
• Niet allergisch
• FEV1 > 90% van voorspeld en FEV1/FVC > 70%
• Leeftijd > 40
• Nooit rokers; geen sigaretten in het afgelopen jaar en < 5 packyears
• Rokers of ex-rokers > 10 packyears
• Ex-rokers moeten minimaal een jaar gestopt zijn met roken
• Geen andere belangrijke gezondheidsproblemen
• Ondertekende toestemmingsverklaring
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
• Verslaving aan alcohol of drugs
• COPD exacerbatie in de 6 weken voorafgaand aan de studie
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
Ander register | Nederlands Trial Register, TC = 2259 |
CCMO | NL30449.042.10 |