Doel van dit onderzoek is om effecten te verduidelijken van verschillende vormen van patiëntinformatie op bijwerkingen van chemotherapie, in het bijzonder, het vaststellen van de ernst en duur van (negatieve) informatie-effecten op cognitieve…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Borstneoplasmata maligne en niet-gespecificeerd (incl. tepel)
- Cognitieve en aandachtsstoornissen en -afwijkingen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Deze studie heeft twee primaire uitkomstmaten, namelijk:
1). Cognitieve prestaties (geheugen, verwekingssnelheid en executief
functioneren, zoals gemeten met de volgende twee neuropsychologische tests:
Trail-Making Test en de 15-woordentest).
2). Zelfgerapporteerde cognitieve klachten (zoals gemeten met de volgende twee
vragenlijsten: de MOS Cognitive Functioning Scale en de M.D. Anderson Symptom
Inventory).
Secundaire uitkomstmaten
Secundaire uitkomstmaten zullen gemeten worden in de internetvragenlijst en
zijn gebaseerd op literatuur over stereotype dreiging en internationale
standaarden in het onderzoeksveld van kanker en cognitie (ICCTF: International
Cognition and Cancer Task Force). Literatuur op het gebied van stereotype
dreiging en effecten van informatie (bijvoorbeeld Nocebo effecten) laten zien
dat de volgende concepten belangrijk zijn om mee te nemen in dit onderzoek:
Mediërende processen:
- Activatie van een cognitie stereotype (gemeten met een word completion taak)
- Motivatie tijdens de test
- Zorgen maken over prestaties
- Ego depletion
- Verwachtingen over het krijgen van bijwerkingen
Modererende processen:
- Stigma bewustzijn
- Identificatie met de groep (kankerpatiënten)
- Identificatie met het domein (cognitie)
- Stereotype endorsement
- Kanker specifieke stress
- Emotie regulatie
- Informatie zoekgedrag
- Zelf relevantie van het stereotype
Covariaten:
- Voorkennis over cognitieve problemen na chemotherapie
- Algemene zelf gerapporteerde klachten
- Depressie en angst
- Demografische variabelen
Achtergrond van het onderzoek
Borstkankerpatiënten geven regelmatig cognitieve problemen aan na behandeling
met chemotherapie. Informatie over bijwerkingen van chemotherapie, zoals
cognitieve problemen, is steeds meer toegankelijk voor patiënten, bijvoorbeeld
op internet. Maar wat zijn de effecten van het informeren van patiënten over
bijwerkingen van chemotherapie?
Studies laten zien dat hoewel het informeren van patiënten over behandeling
patiënten kan helpen met het maken van beslissingen, en zorgen en twijfels kan
wegnemen, informeren ook negatieve effecten met zich mee kan brengen. Onderzoek
van onze eigen onderzoeksgroep laat zien dat het informeren van (ex)
borstkankerpatiënten over de associatie tussen chemotherapie en cognitieve
problemen voorafgaand aan het maken van een geheugentaak kan leiden tot meer
zelf gerapporteerde cognitieve klachten en verminderde prestaties op deze
geheugentaak. Een verklaring voor deze informatie-effecten kan worden gevonden
in sociaal psychologisch onderzoek naar stereotype dreiging of priming en
onderzoek naar Nocebo-effecten. Activatie van het ' chemobrein schema' net
voordat patiënten een geheugentaak maken kan dus effect hebben op hun
prestaties op deze test. Nu dat onderzoek laat zien dat (kort durende)
informatie-effecten ook aanwezig zijn in de klinische setting, en effect kunnen
hebben op het leven na behandeling voor borstkanker, is het belangrijk om uit
te zoeken:
1.) Wat de ernst en duur is van deze negatieve effecten van informatie of
stereotype priming effecten op cognitieve problemen na chemotherapie?
2.) Welke effectieve psychologische of op informatie gerichte interventies
ingezet kunnen worden om deze negatieve effecten van informatie te kunnen
verminderen?
Eerdere studies laten zien dat kort durende priming effecten aanwezig zijn in
de klinische setting, maar uit de literatuur blijkt ook dat priming effecten
langdurig kunnen zijn en kunnen toenemen met de tijd. Daarnaast laten studies
zien dat er bewijs is gevonden voor haalbare en effectieve interventies om
effecten van stereotype dreiging teniet te doen. Dit leidt tot de verwachting
dat vergelijkbare interventies ook effectief kunnen zijn in het verminderen van
stereotype dreiging-effecten voor borstkankerpatiënten. Dit project zal zich
richten op bovenstaande punten. De belangrijkste hypothesen zijn:
H1). Het informeren van borstkankerpatiënten over de relatie tussen
chemotherapie en cognitieve problemen voorafgaand aan het maken van
vragenlijsten en neuropsychologische tests (het activeren van een 'chemobrein
schema') zal leiden tot meer zelf gerapporteerde cognitieve klachten en
verminderde cognitieve prestaties op deze neuropsychologische tests in
vergelijking met patiënten die deze informatie niet kregen voor zij de test
maakten,
H2). Patiënten die de interventietekst te zien krijgen, zullen minder
cognitieve klachten rapporteren dan patiënten in de priming conditie. Daarnaast
kijken we in dit onderzoek naar verschillende modererende en mediërende
processen. De verwachting is dat de negatieve effecten van informatie vooral
optreden voor respondenten voor wie de informatie relevant is, dus bijvoorbeeld
patiënten die chemotherapie hebben ondergaan, belang hechten aan cognitie en
zelf vinden dat zij tot de groep borstkankerpatiënten behoren. Ook wordt
verwacht dat priming effecten optreden via verschillende mechanismen,
bijvoorbeeld verhoogde verwachtingen, zorgen en motivatie. Deze studie zal ook
de ernst en duur van stereotype priming effecten testen.
Doel van het onderzoek
Doel van dit onderzoek is om effecten te verduidelijken van verschillende
vormen van patiëntinformatie op bijwerkingen van chemotherapie, in het
bijzonder, het vaststellen van de ernst en duur van (negatieve)
informatie-effecten op cognitieve bijwerkingen van chemotherapie bij
borstkanker patiënten. Daarnaast is het doel om potentiële effectieve
interventies te bekijken om de negatieve effecten van informatie te
verminderen.
Onderzoeksopzet
Deze multicenter, gerandomiseerde gecontroleerde trial onderzoekt de ernst en
duur van informatie- en stereotype dreiging effecten (RQ1) en test de effecten
van een psychologische, op informatie gerichte interventie in de klinische
praktijk (RQ2). Duur van de studie is drie jaar en de studie is een
samenwerking tussen de afdeling Psychosociaal onderzoek en Epidemiologie van
het NKI, de afdeling Medische Oncologie van het AVL en de afdeling Communicatie
en Informatiewetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Bij T0 worden patiënten uitgenodigd door hun behandelend arts om deel te nemen
aan een online studie naar "ervaringen vóór, tijdens en na de behandeling voor
kanker: een onderzoek naar patiënteninformatie*. Deze introductie zal neutraal
en constant worden gehouden en specifieke informatie over cognitieve problemen
na chemotherapie zal niet worden genoemd, om priming effecten voor iedereen te
voorkomen. We vragen echter alleen om de informatie behorende bij dit onderzoek
constant te houden, om te voorkomen dat bij iedereen het concept van
'cognitieve problemen na chemotherapie' wordt geactiveerd in relatie tot deze
studie. We willen benadrukken dat patiënten in deze studie de gebruikelijke
zorg en behandeling krijgen en zullen worden geïnformeerd door hun artsen over
bijwerkingen zoals dat normaal ook het geval zou zijn. De enige informatie die
varieert is de informatie direct voor het maken van de vragenlijsten en tests.
Op internet zullen patiënten gerandomiseerd worden over drie groepen: de
experimentele groep, de interventie groep en de controlegroep. Deze groepen
krijgen verschillende informatieformats met betrekking tot bijwerkingen na
chemotherapie net voordat zij de vragenlijst en tests maken. De experimentele
groep krijgt een introductie voor het invullen van de eerste vragenlijsten
waarin vermeld wordt dat: sommige patiënten na chemotherapie cognitieve
problemen ervaren. De interventie groep krijgt een vergelijkbare introductie
met daarbij de toevoeging van geruststellende en positief geframede informatie:
"Gelukkig zien we dat veel patiënten een even goed geheugen- en
concentratievermogen hebben na chemotherapie als ervoor" en over de test: "We
weten dat patiënten die chemotherapie (hebben) ondergaan deze opdrachten vaak
goed maken." Deze tekst verschilt ook van de experimentele tekst in woordkeuze.
De derde groep krijgt een neutrale introductie voor het maken van de
vragenlijsten, waarin de link tussen chemotherapie en cognitieve klachten niet
wordt genoemd (controle conditie). Deze experimentele materialen bouwen voort
op materiaal gebruikt in eerdere studies in dit domein.
De invloed van de informatie en prime zal worden gemeten op de korte termijn,
medium termijn en lange termijn door patiënten drie keer een online vragenlijst
te laten invullen. Patiënten worden gevraagd om voor chemotherapie (T0), zes
maanden na chemotherapie (T1) en twaalf maanden na chemotherapie een
vragenlijst in te vullen. Het invullen van de vragenlijst zal elke keer
ongeveer 40 minuten duren.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Patiënten zullen gerandomiseerd worden over drie experimentele condities: de experimentele groep, de interventie groep en de controlegroep. Deze groepen krijgen verschillende informatieformats met betrekking tot bijwerkingen na chemotherapie net voor het maken van de tests en vragenlijsten. De experimentele groep krijgt een introductie voor het invullen van de eerste vragenlijst waarin vermeld wordt dat: sommige patiënten na chemotherapie cognitieve problemen ervaren. De interventie groep krijgt een vergelijkbare introductie met daarbij de toevoeging van geruststellende en positief geframede informatie: "Gelukkig zien we dat veel patiënten een even goed geheugen- en concentratievermogen hebben na chemotherapie als ervoor" en over de test: "We weten dat patiënten die chemotherapie (hebben) ondergaan deze opdrachten vaak goed maken." Deze tekst verschilt ook van de experimentele tekst in woordkeuze. De controlegroep krijgt een neutrale introductie voor het invullen van de vragenlijsten, waarin de link tussen chemotherapie en cognitieve klachten niet wordt genoemd. Deze experimentele materialen bouwen voort op materiaal gebruikt in eerdere studies in dit domein. We willen benadrukken dat deze studie niet interfereert met de gebruikelijke behandeling of informatievoorziening door de arts: alle patiënten die deelnemen aan dit onderzoek krijgen de informatie over de behandeling en bijwerkingen van hun arts die normaal gesproken ook bij de behandeling hoort. Alleen de informatie die direct voor het maken van de vragenlijsten en tekst wordt gegeven varieert tussen groepen. Deze extra informatie over cognitieve problemen na chemotherapie die patiënten wel of niet te lezen krijgen voor het maken van de test en vragenlijsten is correct en gebaseerd op de huidige kennis op dit gebied. Conform de informed consent procedures worden dus alle patiënten in deze studie door hun arts ingelicht over de behandeling en bijwerkingen van de behandeling, inclusief cognitieve problemen als deze normaal ook besproken worden.
Inschatting van belasting en risico
Verwacht wordt dat patiënten die aan deze studie deelnemen geen grote risico's
lopen en dat procedures niet zullen leiden tot schade voor patiënten. Deze
studie interfereert niet met de gebruikelijke behandeling of
informatievoorziening door de arts: alle patiënten die deelnemen aan dit
onderzoek krijgen de informatie over de behandeling en bijwerkingen van hun
arts die normaal gesproken ook bij de behandeling hoort. Alle patiënten krijgen
dus de standaard zorg en behandeling en de procedures in dit onderzoek komen
overeen met de situatie in de dagelijkse praktijk. Alleen de informatie die
direct voor het maken van de vragenlijsten en tekst wordt gegeven varieert
tussen groepen. Deze extra informatie over cognitieve problemen na
chemotherapie die patiënten wel of niet te lezen krijgen voor het maken van de
test en vragenlijsten is correct en gebaseerd op de huidige kennis op dit
gebied. Conform de informed consent procedures worden dus alle patiënten in
deze studie door hun arts ingelicht over de behandeling en bijwerkingen van de
behandeling, inclusief cognitieve problemen als deze normaal ook besproken
worden.
Aan alle deelnemers wordt drie keer gevraagd om een online vragenlijst in te
vullen (40 minuten). Het is de verwachting dat het invullen van een online
vragenlijst niet als te belastend wordt ervaren door patiënten.
Het is belangrijk om late effecten van chemotherapie te onderzoeken, omdat de
overlevingskansen voor borstkanker zijn verbeterd en er dus ook een steeds meer
mensen te maken krijgen met de late effecten van de behandeling. Cognitieve
problemen na chemotherapie komen regelmatig voor bij (ex)
borstkankerpatiënten.
Algemeen / deelnemers
Comeniuslaan 4
Nijmegen 6525HP
NL
Wetenschappers
Comeniuslaan 4
Nijmegen 6525HP
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
- Primair mammacarcinoom waarvoor indicatie (neo-)adjuvant chemotherapie
- 18 jaar of ouder
- Goede beheersing Nederlandse taal
- Toegang tot internet
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
- Geschiedenis van neurologische of psychiatrische symptomen die invloed kunnen hebben op cognitief fundtioneren
- Eerdere maligniteiten in voorgeschiedenis
- Alcohol of drugs misbruik
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL43939.031.13 |