Onderzoek naar het effect van de bloedleegteband op het stollingssysteem bij patiënten die een arthroscopie van de knie ondergaan. Indien het gebruik van de bloedleegteband inderdaad leidt tot meer stollingsactivatie, kan door het achterwege laten…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Gewrichtsaandoeningen
- Embolieën en trombose
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Gegevens met betrekking tot de duur van de operatie en het gebruik van de
bloedleegteband worden verzameld. Bloed verkregen uit de vena cubitalis en de
vena saphena magna van voor, direct na en 1 uur na de operatie wordt
geanalyseerd op coagulatie, inflammatie en hypoxiemarkers en markers van
endotheelschade en thrombineformatie. De volgende markers worden primair
bepaald:
• Prothrombine fragments 1 + 2
• von Willebrand Factor (vWF)
• D-dimer
• P-selectine
• Plasmine Activator Inhibitor 1 (PAI-1)
• pH
• pO2
• pCO2
• Lactaat
• White Blood Cell Count (WBCC)
Secundaire uitkomstmaten
• factor VIII
• Thrombine en Antithrombine complexen (TAT)
• Plasmine and antiplasmine complexen (PAP)
• E-selectine
• Tissue plasminogeen activator (tPA)
• Thrombomoduline
• Neutrophil extracellular traps (NETs)
Achtergrond van het onderzoek
Arthroscopie van de knie is de meest verrichte orthopaedische operatie.
Wereldwijd worden meer dan 4 miljoen procedures per jaar verricht. Het risico
op symptomatische veneuze thrombose na deze ingreep is aanzienlijk.
Cummulatieve incidenties voor veneuze trombose na deze ingreep varieren tussen
de 0.9% en 4.6%. Een goede verklaring voor dit hoge tromboserisico is er tot op
heden niet: duur van de ingreep is over het algemeen kort en tijdens de ingreep
is er nauwelijks weefselschade. Een mogelijke verklaring voor dit hoge
tromboserisico is het gebruik van een bloedleegteband. Deze bloedleegteband
leidt ertoe dat tijdens de operatie nauwelijks bloedingen optreden en de
gedachte is dat daarmee de procedure beter uitvoerbaar is. In dit onderzoek
wordt nagegaan wat het effect van de bloedleegteband is op markers van
bloedstolling, hypoxie, inflammatie en endotheelschade. Deze markers worden
zowel lokaal (in het geopereerde been) als systemisch bepaald.
Doel van het onderzoek
Onderzoek naar het effect van de bloedleegteband op het stollingssysteem bij
patiënten die een arthroscopie van de knie ondergaan. Indien het gebruik van de
bloedleegteband inderdaad leidt tot meer stollingsactivatie, kan door het
achterwege laten van de bloedleegteband, het risico op veneuze trombose bij
deze patiënten verkleind worden. Daarnaast wordt door dit onderzoek de kennis
over de pathofysiologie van veneuze trombose vergroot.
Onderzoeksopzet
Een gerandomiseerd, gecontroleerd onderzoek waarin coagulatie en
inflammatiemarkers, lokaal en systemisch, voor, direct na en 1 uur na een knie
arthroscopie, worden bepaald en vergeleken in twee groepen: 25 patiënten worden
gerandomiseerd naar een arthroscopie van de knie zonder bloedleegteband (groep
1) en 25 patiënten worden gerandomiseerd naar een arthroscopie van de knie met
gebruik van de bloedleegteband (groep 2).
Onderzoeksproduct en/of interventie
Deelnemende patiënten worden gerandomiseerd naar een arthroscopie van de knie met en zonder gebruik van een bloedleegteband. Bij patiënten die gerandomseerd worden naar een arthroscopie met bloedleegteband, wordt bloedleegte in het been verkregen door het been verticaal, gedurende 1 minuut, omhoog te houden . De bloedleegteband wordt vervolgens opgeblazen tot 100 à 1500mmHg boven de systolische bloeddruk.
Inschatting van belasting en risico
In dit onderzoek worden twee manieren voor het verrichten van een arthroscopie
van de knie (namelijk met en zonder het gebruik van de bloedleegteband) met
elkaar vergeleken. Deze manieren worden in de praktijk standaard gebruikt, naar
gelang de voorkeur van de arts. Patiënten die deelnemen aan het onderzoek
zullen één van deze twee bestaande behandelingsstrategiën ondergaan. Deelname
aan het onderzoek zal daarom naar verwachting niet leiden toe een toename in
gezondheidsrisico. Alle deelnemende patiënten krijgen (naast het infuus die
standaard in de elleboogsplooi wordt geplaatst vanwege de operatie) één extra
infuus in het onderbeen. Dit infuus zal geplaatst worden nadat patiënten
spinale anaesthesie hebben gehad, waardoor de belasting van dit extra infuus
minimaal zal zijn. Doordat infusen worden gebruikt om bloed af te nemen op drie
verschillende tijdstippen zullen er geen multipele vena puncties nodig zijn.
Alle studiehandeling zullen worden verricht op de dag van de operatie.
Patiënten hoeven voor het onderzoek niet extra naar het ziekenhuis te komen.
Algemeen / deelnemers
Bleulandweg 10
Gouda 2803 HH
NL
Wetenschappers
Bleulandweg 10
Gouda 2803 HH
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Leeftijd van 18 jaar of ouder en arthroscopie van de knie voor de volgende indicaties: Meniscectomie, diagnostische scopie, verwijderen corpora libera
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
• Stollingstoornis
• Zwangerschap of binnen 3 maanden na bevalling
• Gebruik van hormonale anticonceptie
• Veneuze trombose in de voorgeschiedenis
• Grote operatie in de laatste 2 maanden
• Gipsimmobilisatie van de onderste extremiteit in de laatste 2 maanden
• Maligniteit of chronische inflammatoire ziekte
• BMI>30
• gebruik anticoagulantia
• Indien voor de arhtroscopie een andere anaesthesietechniek wordt gebruikt dan spinale anaesthesie
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
metc-ldd@lumc.nl
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL49117.058.14 |