Voedingsbehoeften en fysiek functioneren bij geriatrische poliklinische patiënten om sarcopenie tegen te gaan en uiteindelijk het dagelijks functioneren te behouden

Sarcopenie, lage spiermassa, is één van de ongewenst factoren bij ouderen die
kan leiden tot fysieke beperktheid, verminderde kwaliteit van leven, het
verlies van onafhankelijkheid en mortaliteit. Het gebrek aan lichamelijke
activiteit vermindert de gezondheid van de spieren. Er is aangetoond dat een
voldoende intake van voedingsstoffen, met name eiwit, de eiwitsynthese verhoogd
wat noodzakelijk is voor de gezondheid van de spieren.
Er is weinig data bekend wat betreft spier gerelateerde maten in de kwetsbare
groep van ouderen die verwezen worden naar geriatrische poliklinieken. Echter,
er is geen data bekend over het energieverbruik en de voedingsstatus in
geriatrische poliklinische patiënten. Voedingsbehoeften voor deze poliklinische
ouderen zijn grotendeels onbekend waardoor de voedingstekorten ook minder goed
worden begrepen.
In de klinische praktijk, de optimalisatie van fysieke- en voedingsinterventies
om sarcopenie tegen te gaan wordt verhinderd door het gebrek aan kennis over de
behoeften en de interrelatie tussen het fysieke vermogen en de voedingsstatus.
Dit onderzoek heeft als doel om fenotypes te definiëren gebaseerd op spier
gerelateerde maten, energieverbruik en de voedingstoestand in een populatie van
geriatrische poliklinische patiënten die verwezen worden naar de
mobiliteitspolikliniek van het Centrum Ouderen Geneeskunde (COGA) van het VU
medisch centrum in Amsterdam.

Om inzicht te krijgen in de interrelaties tussen spier gerelateerde maten
(spiermassa, spierkracht en fysiek prestatie), energieverbruik (werkelijke
lichamelijke activiteit en basaal metabolisme) en voedingsstatus (energie
intake en eiwitstatus) in geriatrische poliklinische patiënten.

Dit onderzoek is een observationeel, longitudinaal onderzoek met geriatrische
poliklinische patiënten die verwezen zijn naar de mobiliteitspolikliniek van
het Centrum Ouderen Geneeskunde Amsterdam (COGA) van het VU medisch centrum.
Daarnaast wordt deze populatie vergeleken met gezonde ouderen.
In totaal zullen 220 geriatrische poliklinische patiënten en 50 gezonde ouderen
gestandaardiseerde fenotypering ondergaan op een eerste bezoek. De fenotypering
valt onder de reguliere zorg of onder een onderzoek setting. Tijdens het tweede
bezoek, welke een week later plaatsvindt, krijgt de patiënt de resultaten van
het eerste bezoek en geschikte interventies worden voorgeschreven of gestart.
Vier maanden na het eerste bezoek zal er een follow up plaatsvinden waarbij een
aantal testen opnieuw worden uitgevoerd. Daarnaast worden de resultaten van de
interventies geëvalueerd.

Het eerste bezoek zal bestaan uit de volgende onderzoeken:
- Fenotypische karakterisering door middel van vragenlijsten en een
Comprehensive Geriatric Assessment (CGA); cognitie, depressieve symptomen,
antropometrie, fysiek functioneren, cardiovasculair functioneren, neurologisch
functioneren, visus en gehoor, bloedparameters.
- Spier gerelateerde maten gemeten door Dual-energy X-ray absorptiometry (DXA)
en Bio elektrische Impedantie Analyse (BIA)
- Energieverbruik gemeten door een accelerometer en indirecte calorimetrie
- Voedingsstatus bepaald door een screening en een voedingsdagboek
- Huidbiopt

Het tweede bezoek van zal bestaan uit de volgende onderzoeken:
- Resultaten van het eerste bezoek en daarbij geschikte interventies

Het derde bezoek, de follow up, zal vier maanden na het eerste bezoek
plaatsvinden en zal bestaan uit de volgende onderzoeken:
- Fenotypische karakterisering; een verkort Comprehensive Geriatric Assessment
(CGA)
- Spier gerelateerde maten gemeten door Bio elektrische Impedantie Analyse (BIA)
- Energieverbruik gemeten door een accelerometer
- Voedingsstatus bepaald door een screening en een voedingsdagboek

Er zijn alleen risico*s verbonden aan de huidbiopt, namelijk een mogelijke
nabloeding of littekenvorming.