Geslachtsverschillen in gevoeligheid voor kou

Obesitas is een groot en steeds verder groeiend probleem in de moderne
maatschappij. Bruin vetweefsel (BAT) in volwassenen heeft het potentieel om het
energieverbruik te vergroten via thermogenese en hierdoor het lichaamsgewicht
verlagen. BAT kan geactiveerd worden door blootstelling aan kou maar dit is
niet toepasbaar op de gewone populatie. Om andere methoden te vinden om BAT te
activeren hebben we meer kennis nodig over de regulatie van BATactiviteit.
Voorgaande studies hebben laten zien dat BAT vaker en actiever voor komt bij
vrouwen dan bij mannen. De verschillen in BAT activiteit worden misschien
veroorzaakt door een verschillend lichaamstemperatuur setpoint in de
hypothalamus.

Onderzoeken of de verschillen in temperatuur setpoint tussen mannen en vrouwen
mogelijk de oorzaak zijn van de BAT verschillen tussen mannen en vrouwen. Ten
tweede wordt onderzocht of vrouwen een andere glucose opname hebben tijdens
blootstelling aan kou dan mannen.

We bepalen de verschillende temperatuur setpoints van mannen en vrouwen door
het meten van de riltemperatuur.
Proefpersonen worden gekoeld met behulp van koelvesten die zijn verbonden met
een koelapparaat terwijl de spieractiviteit
wordt gemeten met een electromyogram (EMG). De riltemperatuur is de temperatuur
(van het vest) waarbij het EMG
spieractiviteit laat zien.

Vervolgens wordt bij een volgend bezoek een OGTT verricht bij kamertemperatuur
of bij een koudeblootstelling bij een
temperatuur die 2 graden Celsius hoger ligt dan de vastgestelde riltemperatuur,
in een crossover
opzet.

Verschillen tussen de geslachten in riltemperatuur worden geanalyseerd. Tevens
zullen de verschillen in glucose tolerantie
tussen geslachten en temperaturen worden geanalyseerd.

Tijdens het bepalen van de riltemperatuur worden proefpersonen ongeveer 2 uur
blootgesteld aan kou (minimaal 10 C).

Bij de OGTT wordt proefpersonen gevraagd om vanaf middernacht voorafgaand aan
het onderzoek te vasten en bij de aanvang van de OGTT een glucosedrankje met 75
gram glucose te drinken. Bij aanvang en gedurende de volgende 150 minuten wordt
achtmaal het capillaire bloedglucose gemeten (vingerprik).

Dit vindt tweemaal plaats eenmaal bij blootstelling aan kou (2 C boven de
riltemperatuur) en eenmaal bij kamertemperatuur.

In totaal:

Tweemaal koudeblootstelling (waarvan eenmaal tot rillen).
Tweemaal OGTT met capillaire bloedglucose metingen (waarvan 1 gedurende
koudeblootstelling)

Het is mogelijk dat niet eerder vastgestelde (beginnende) diabetes wordt
gediagnosticeerd.