Identificatie van veranderingen in methylatie van DNA in het bloed van patienten met plaveiselcelcarcinoom (PCC) van de huid na orgaantransplantatie

Plaveiscelcarinoom van de huid is de meest voorkomende maligniteit na
orgaantransplantatie. In vergelijking met gezonde personen is de kans op het
ontwikkelen van deze huidtumor na orgaantransplantatie 200 keer groter.
Daarnaast groeit deze huidtumor sneller en treden er frequenter metastasen
(uitzaaiingen) op wat de morbiditeit en mortaliteit verhoogd. Het noodzakelijke
gebruik van immunosuppressieve medicatie na orgaantransplantatie onderdrukt de
immuunreactie tegen het lichaamsvreemde antigeen maar ook de antivirale en
antitumor immuniteit wordt onderdrukt. Veranderingen in DNA methylatie worden
meer en meer geassocieerd met verschillende aandoeningen en met name met het
ontstaan en ontwikkelen van maligniteiten. Onze hypothese is dat veranderingen
in het DNA methyleringsprofiel van CD3+ T cellen (witte bloedcellen) bijdragen
aan het ontstaan van een plaveiselcelcarcinoom na orgaantransplantatie. Door
veranderingen in DNA methylering die bijdragen aan het ontstaan van
plaveiselcelcarcinomen in cellen van het immuunsysteem in kaart te brengen
kunnen mogelijk patiënten die een verhoogd risico lopen op het ontwikkelen van
een plaveiselcelcarcinoom geïdentificeerd worden. Identificatie van patiënten
met dit verhoogde risico is de eerste stap naar een aangepaste, meer
persoonsgebonden behandelingsstrategie. Het verlagen van het aantal
plaveiselcelcarcinomen na orgaantransplantatie zal de kwaliteit van leven
aanzienlijk verhogen.

Het doel van dit onderzoek is om verschillen in DNA methylering van CD3+ T
cellen die bijdragen aan het ontstaan van een plaveiselcelcarcinoom na
orgaantransplantatie te identificeren.

Bij dit observationeel onderzoek wordt het DNA methyleringsprofiel van CD3+ T
cellen van patienten die na orgaantransplantatie een plaveiselcelcarcinoom
ontwikkeld hebben vergeleken met het DNA methyleringsprofiel van CD3+ T cellen
van patienten die na orgaantransplantatie geen plaveiselcelcarcinoom ontwikkeld
hebben.

Bij deelname aan het onderzoek zal eenmalig extra bloed afgenomen worden (5
heparinebuizen van 6 ml en 1 stolbuis van 6 ml = 36ml bloed). Dit zal gebeuren
tijdens een reeds ingepland bezoek aan het ziekenhuis tijdens routine
bloedafname waardoor de patient niet extra naar het ziekenhuis hoeft te komen
en niet extra geprikt hoeft te worden. Hierdoor is de belasting voor de patient
laag. Er zijn geen risico's verbonden aan deelname aan het onderzoek. Het
meedoen aan dit onderzoek levert niet direct voordeel op voor de patient maar
meer kennis over het ontstaan van plaveiselcelcarcinomen na orgaan
transplantatie is cruciaal om in de toekomst te kunnen voorspellen welke
patienten een verhoogd risico lopen op het ontstaan van deze maligniteit na
orgaantransplantatie.