Primaire Doel: a) het piloten van de interventie wat betreft feasibility als acceptability vanuit het perspectief van de patienten, het behandelend (research) team en de clinici (behandelaren) werkend in het centrum; b) het piloten van het…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Eetstoornissen en -afwijkingen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Kwalitatieve en kwantitatieve uitkomsten van acceptability, tevredenheid en
feasibility van patienten, het behandelend (research) team en de clinici
(behandelaren) werkend in het centrum, betreffende DBI en de uitvoering van het
onderzoek.
Secundaire uitkomstmaten
Veranderingen in zelf-objectificatie, internalisatie van het slankheidsideaal,
lichaamsontevredenheid, eetstoornispathologie, alsmede comorbiditeit op angst
en depressie.
Achtergrond van het onderzoek
Eetstoornissen zijn moeilijk te behandelen; zelfs na succesvolle behandeling is
terugval een groot probleem met gerapporteerde percentages van 22% tot 55% in
studies met patienten met anorexia en boulimia nervosa (Eckert, 1995; Herzog,
1999; Keel, 2005). Om deze reden is er meer aandacht gekomen voor de
preventieve interventies voor eetstoornissen. De dissonantie-interventie heeft
de meeste empirische ondersteuning gekregen (Dissonance-Based Intervention
(DBI); Stice, Shaw, Becker, & Rohde, 2008). DBI noemt lichaamsontevredenheid
als de belangrijkste factor die bijdraagt aan het onstaan en blijven bestaan
van eetstoornissen. Lichaamsontevredenheid is daarnaast een belangrijke
diagnostische factor van anorexia nervosa en boulimia nervosa en
lichaamsontevredenheid blijkt een belangrijke voorspeller voor terugval na
behandeling te zijn bij beide stoornissen (Keel, 2005). Om behandelresultaten
te verbeteren is het daarom belangrijk dat er aanvullende behandelingen komen
die zich richten op lichaamsontevredenheid.
DBI maakt gebruik van cognitieve dissonantie technieken om de internalisatie
van het slanke lichaamsideaal en eetstoornis symptomen aan te pakken. De
theorie achter het toepassen van cognitieve dissonantie gaat er vanuit dat
wanneer er inconsistentie bestaat tussen iemand*s overtuigingen en gedrag, dit
leidt tot een onconfortabel gevoel. Dit onconfortabel gevoel zal iemand
vervolgens motiveren zijn/haar overtuigingen ofwel gedragingen aan te passen om
deze inconsistentie op te heffen. In DBI gebeurt dit door verbale,
schriftelijke en gedragsoefingen waarin overtuigingen met betrekking tot het
slanke lichaamsideaal worden uitgedaagd.
Er is inmiddels veel bewijs voor de effectiviteit van DBI in een preventieve
context (Becker, Smith, & Ciao, 2005; Green, Scott, Diyankova, Gassner, &
Pederson, 2005; Matusek, Wendt & Wiseman, 2004; Mitchell, Mazzeo, Rausch, &
Cooke, 2007; Roehrig, Thompson, Brannick, & van den Berg, 2006; Stice, Chase,
Stormer, & Appel, 2001). Daarnaast vonden Stice, Rohde, Butryn, Menke, and
Marti (2015) preliminaire empirische ondersteuning voor het gebruik van DBI als
een op zichzelf staande behandeling voor een groep poliklinische
eetstoornispatienten.
Dit bewijs is echter preliminair en heeft zich niet gefocust op een groep
patienten met eetstoornisproblematiek waarvoor ze hulp bij eetstoornis centra
zoeken, welke wellicht verschilt van een groep uit algemene populatie met
waarschijnlijk mildere problematiek. Gegeven de heterogeniteit en complexiteit
van de groep patienten die zich aanmeldt bij eetstoornis centra, en de
ingewikkelde behandeling en infrastructuur die daarmee gepaard gaat, is het
doel van deze studie allereerst om te kijken naar de feasibility (haalbaarheid)
en acceptability (hoe acceptabel en nuttig is de behandeling) van DBI en
onderzoeksprocedures. Hierbij zal het perspectief van zowel de patient, het
behandelend (research) team en de clinici (behandelaren) werkend in het centrum
worden meegenomen. Daarnaast zal ook naar de preliminaire effectiviteit van DBI
worden gekeken met behulp van gestandaardiseerde vragenlijsten. Met behulp van
deze informatie kan in de toekomst een grootschaliger RCT worden opgezet.
Doel van het onderzoek
Primaire Doel: a) het piloten van de interventie wat betreft feasibility als
acceptability vanuit het perspectief van de patienten, het behandelend
(research) team en de clinici (behandelaren) werkend in het centrum; b) het
piloten van het onderzoeksproces om deze te kunnen optimaliseren voor een
grootschaliger RCT, met name lettend op de geschiktheid van de behandeling voor
verschillende groepen, de werving en uitval.
Secundaire Doel: het onderzoeken van de preliminaire effectiviteit van DBI op
alle variabelen die in zelf-objectificatie theorie en het duale procesmodel
voorkomen: zelf-objectificatie, internalisatie van het slanke lichaamsideaal,
lichaamsontevredenheid, negatief affect en eetstoornispathologie. Analyses
zullen exploratief van aard zijn.
Onderzoeksopzet
Een gerandomiseerde gecontroleerde pilotstudie waarin de dissonantie
interventie zal worden vergeleken met psycho-educatie, beide aanvullend op
standaardbehandeling.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Patienten worden gerandomiseerd en krijgen ofwel dissonantie therapie ofwel psycho-educatie, bovenop TAU.
Inschatting van belasting en risico
Er zijn geen risico's verbonden aan deelname aan het onderzoek.
Algemeen / deelnemers
Molierelaan 1
Eindhoven 5629 PG
NL
Wetenschappers
Molierelaan 1
Eindhoven 5629 PG
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Patienten gediagnosticeerd met Anorexia Nervosa, Bulimia Nervosa, en eetstoornissen NAO (eetbuistoornis uitgesloten)
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Mannen, eetbuistoornissen, schizofrenie of andere psychotische stoornissen, middelmisbruik
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL60165.091.17 |