Het doel van dit onderzoek is om de veiligheid en verdraagbaarheid van verschillende doseringen van neosaxitoxine te onderzoeken als neosaxitoxine aan gezonde mannelijke vrijwilligers wordt toegediend, alleen of in combinatie met bupivacaïne (met of…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
Synoniemen aandoening
Aandoening
plexus-brachialisblokkade
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Systemische en lokale veiligheid en verdraagbaarheid van verschillende
doseringen Neosaxitoxine te onderzoeken, alleen en in combinatie met een vaste
dosering bupivacaïne (met en zonder epinefrine) in perineurale toedieningen
voor plexus-brachialisblokkade in gezonde mannelijke vrijwilligers.
Secundaire uitkomstmaten
Evaluatie van de farmacodynamiek van verschillende doseringen van
Neosaxitoxine, alleen en in combinatie met een vaste dosering bupivacaine (met
en zonder epinefrine) in perineurale toedieningen voor
plexus-brachialisblokkade.
Evaluatie van de farmacokinetiek van neosaxitoxine en bupivacaine na
plexus-brachialisblokkade met neosaxitoxine alleen en in combinatie met andere
geneesmiddelen combinaties: neosaxitoxine + epinefrine, neosaxitoxine +
bupivacaine, en neosaxitoxine + bupivacaine + epinefrine
Achtergrond van het onderzoek
Neosaxitoxine is een nieuw middel dat in klinische ontwikkeling is als een
plaatselijk verdovingsmiddel voor chirurgische anesthesie (verdoving) en
postoperatieve analgesie (pijnbestrijding). Dergelijke verdovingen worden in
ziekenhuizen vaak uitgevoerd als mensen geopereerd worden. Dan kan dit gedaan
worden in aanvulling op narcose. Deze verdovingen worden ook wel *regionale
anesthesie*, *zenuwblokkade* of eenvoudigweg *blokkade* genoemd. De zenuwen die
naar het gebied lopen waaraan geopereerd wordt, worden dan verdoofd. Dit
gebeurt door een injectie waarbij een plaatselijk verdovingsmiddel (lokaal
anestheticum) bij die zenuwen komt te liggen (perineurale injectie).
Neosaxitoxine behoort tot een groep van moleculen die bekend staan als
natriumkanaalblokkers. Natriumkanalen zijn bepaalde eiwitten in het membraan
van een cel die ionenkanalen vormen waardoor natriumionen door het membraan van
een cel worden geleid. Neosaxitoxine zorgt voor een omkeerbare
geleidingsblokkering van de natriumkanalen en stopt op deze wijze de
zenuwimpuls. Als gevolg daarvan kan er geen pijnsignaal optreden. Dit effect
van blokkade is vergelijkbaar met wat plaatselijke verdovingsmiddelen doen,
bijvoorbeeld bij de tandarts. Neosaxitoxine wordt geproduceerd door
micro-organismen in de zee zoals dinoflagellaten. Zoetwater blauwalgen kunnen
ook neosaxitoxine produceren.
Plaatselijke verdovingsmiddelen, zoals lidocaïne, bupivacaïne, levobupivacaïne
en ropivacaïne, zijn momenteel de meest gebruikte plaatselijke
verdovingensmiddelen. Deze plaatselijke verdovingsmiddelen bieden doorgaans
echter geen betrouwbare pijnbestrijding van meer dan 8 uur. Bovendien kunnen
deze plaatselijke verdovingsmiddelen ernstige toxische effecten veroorzaken
wanneer ze in hoge concentraties in het bloed komen; vooral schade aan het hart
en de bloedsomloop (hartritmestoornissen en depressie) en schade in het
centrale zenuwstelsel (stuipen en coma). In zeer zeldzame gevallen kunnen
plaatselijke verdovingsmiddelen ook direct plaatselijke cytotoxiciteit (schade
aan lichaamscellen) veroorzaken op neuronen, kraakbeen en spiercellen in de
buurt van de plaats van de injectie. Neosaxitoxine in combinatie met
bupivacaïne en/of epinefrine wordt ontwikkeld om de duur van de plaatselijke
verdoving te verlengen.
Doel van het onderzoek
Het doel van dit onderzoek is om de veiligheid en verdraagbaarheid van
verschillende doseringen van neosaxitoxine te onderzoeken als neosaxitoxine aan
gezonde mannelijke vrijwilligers wordt toegediend, alleen of in combinatie met
bupivacaïne (met of zonder epinephrine) in perineurale toedieningen voor
plexus-brachialisblokkade. Wat deze toedieningsvorm inhoudt wordt uitgelegd in
sectie 5 onder het kopje *Toediening van het onderzoeksmiddel*.
Ook zal worden onderzocht hoe snel en in hoeverre neosaxitoxine en bupivacaïne
in het lichaam worden opgenomen en uitgescheiden (dit wordt farmacokinetiek
genoemd). Tevens wordt naar het effect van neosaxitoxine, bupivacaïne en
epinephrine op het lichaam gekeken (dit wordt farmacodynamiek genoemd).
Onderzoeksopzet
Het eigenlijke onderzoek bestaat uit 1 periode waarin de vrijwilliger in het
PRA onderzoekscentrum in Groningen locatie Martiniziekenhuis zal verblijven van
Dag -2 tot en met Dag 3. Het verblijf kan verlengd worden met een maximum van 4
extra dagen (van Dag 4 tot en met Dag 7) als het gevoel en de mogelijkheid om
de arm te bewegen nog niet hersteld zijn.
Dag 1 is de dag waarop het onderzoeksmiddel wordt toegediend. De vrijwilliger
wordt om 14:00 uur op de middag van Dag -2 (2 dagen voorafgaand aan de
toediening van het onderzoeksmiddel) in het PRA onderzoekscentrum verwacht. De
vrijwilliger verlaat het PRA onderzoekscentrum op zijn vroegst op Dag 3 (in de
middag) van het onderzoek. Als op Dag 3 het gevoel en de mogelijkheid om de arm
te bewegen nog niet hersteld zijn, zal het verblijf worden verlengd en dan zal
de vrijwilliger het PRA onderzoekscentrum uiterlijk op Dag 7 van het onderzoek
verlaten.
Een combinatie van alle of sommige van de onderzoeksmiddelen neosaxitoxine,
bupivacaïne en epinefrine zal gegeven worden als een enkelvoudige perineurale
injectie op Dag 1. Een perineurale injectie is een injectie rondom de zenuwen.
Dit vindt plaats aan de laterale zijde van de hals om het netwerk van zenuwen
(de zogenaamde plexus) die van het ruggemerg naar de arm lopen (de zogenaamde
plexus brachialis) plaatselijk te verdoven. De injectieplaats bevindt zich
tussen de 2 halsspieren (de zogenaamde interscalenus spieren) en daarom wordt
deze techniek de interscalenus plexus brachialis blokkade genoemd. Het
onderzoeksmiddel zorgt voor een plaatselijke verdoving van de arm door het
aanbrengen van een blokkade van de zenuwen die naar de arm lopen wat betekent
dat het gevoel in de arm en de mogelijkheid om de arm te bewegen tijdelijk
geblokkeerd is (sensorische blokkade en motorische blokkade). De toediening van
het onderzoeksmiddel (interscalenus plexus brachialis blokkade) zal uitgevoerd
worden door een anesthesioloog van de afdeling Anesthesiologie van het UMCG met
ruime ervaring in deze techniek. Om de plaats van de injectie zo precies en
veilig mogelijk te bepalen, wordt gebruik gemaakt van een echo om te zien waar
de zenuwen en andere structuren zich bevinden. Ook worden zeer kleine
elektrische stroompjes door de naald gestuurd om te controleren hoe dicht de
injectie bij de zenuw is en zo de veiligheid te vergroten. Het kan zijn dat de
vrijwilliger kortdurend deze stroompjes merkt doordat een spier beweegt of
doordat de vrijwilliger een kleine tinteling voelt. De interscalenus
plexus-brachialis blokkade vindt plaats aan de niet dominante arm. Voordat de
blokkade wordt uitgevoerd, worden 2 canules (slangetjes) ingebracht. De eerste
canule wordt in de contralaterale (aan de andere kant) arm ingebracht en wordt
gebruikt voor bloedafname. De tweede canule wordt in de voet ingebracht en zal
worden gebruikt voor de toediening van vocht en geneesmiddelen in noodgevallen.
De vrijwilliger krijgt, indien dit door de anesthesioloog nodig wordt gevonden,
een kortwerkende plaatselijke verdoving (1% lidocaïne) die vlak voor de plexus
brachialis blokkade onderhuids wordt toegediend op de injectieplek. Tijdens de
interscalenus plexus brachialis blokkade kan de vrijwilliger een onaangenaam
tintelend gevoel of een electrisch schokje ervaren in de arm en vaak ook in de
vingers. Dit kan stress of angst geven. De arm wordt gevoelloos na de injectie
van het onderzoeksmiddel en de vrijwilliger kan de arm ook niet meer optillen
en buigen en ook dit kan een oncomfortabel gevoel veroorzaken. Ook de hand en
de vingers kunnen bij deze zenuwblokkade verdoofd zijn. Als de vrijwilliger
zich oncomfortabel voelt of angst of stress ervaart, kan de anesthesioloog de
vrijwilliger stapsgewijs een kalmerend middel (midazolam) toedienen via een
canule tot de vrijwilliger geen stress of angst meer ervaart.
Voor de toediening van het onderzoeksmiddel geldt dat de vrijwilliger ten
minste 6 uur nuchter moet zijn. Daarnaast geldt dat de vrijwlliger op Dag 1 ook
gedurende 4 uur na de toediening van het onderzoeksmiddel nuchter moet blijven.
Daarna krijgt de vrijwlliger een lunch. Tijdens het vasten mag de vrijwlliger
wel water of een koolhydraatrijk drankje (bijv. Nutricia preOp®) dat speciaal
ontwikkeld is voor preoperatief (voor een operatie) gebruik drinken, met
uitzondering van 2 uur voor de toediening van het onderzoeksmiddel
Onderzoeksproduct en/of interventie
Deel A Deel A van het onderzoek zal uitgevoerd worden in 8 groepen die elk bestaan uit 5 gezonde mannelijke vrijwilligers. Twee extra groepen van 5 gezonde mannelijke vrijwilligers kunnen toegevoegd worden op basis van de resultaten uit de vorige groepen. Deel A zal dus maximaal bestaan uit 10 groepen met in totaal 50 gezonde mannelijke vrijwilligers die gedoseerd gaan worden. De vrijwilliger zal deelnemen in 1 van deze 8 tot 10 groepen. Er zal één behandelingsperiode per vrijwilliger zijn. De startdosis van neosaxitoxine zal 1.25 microgram zijn voor de eerste groep. Voor de andere groepen is de dosis nog niet bekend en deze zal later vastgesteld worden op basis van de resultaten van de vorige groep(en). De maximale dosis van neosaxitoxine zal niet hoger zijn dan 60 microgram. De volgende behandelingen zullen worden toegediend aan elke groep vrijwilligers. De vrijwilliger zal maar één van de deze behandelingen krijgen: - Test Behandeling: een enkelvoudige dosis van toenemende doseringen neosaxitoxine (tussen 1.25 microgram en 60 microgram) gecombineerd met bupivacaïne (lage dosis: 40 milligram) en epinefrine - Referentie Behandeling 1: een enkelvoudige dosis van bupivacaïne (lage dosis: 40 milligram) gecombineerd met epinefrine - Referentie Behandeling 2: een enkelvoudige dosis van bupivacaïne (hoge dosis: 100 milligram) gecombineerd met epinefrine Door loting wordt bepaald of de vrijwilliger de Test Behandeling, Referentie Behandeling 1 of Referentie Behandeling 2 krijgt. Per groep krijgen 3 vrijwilligers de Test Behandeling, 1 vrijwilliger krijgt Referentie Behandeling 1 en 1 vrijwilliger krijgt Referentie Behandeling 2. Deel B Deel B van het onderzoek zal uitgevoerd worden in 8 groepen die elk bestaan uit 5 gezonde mannelijke vrijwilligers. De vrijwilliger zal deelnemen in 1 van deze 8 groepen. Er zal één behandelingsperiode per vrijwilliger zijn. Deel B zal dus maximaal bestaan uit 8 groepen met in totaal 40 gezonde mannelijke vrijwilligers die gedoseerd gaan worden. De doseringen van neosaxitoxine in Deel B zijn nog niet bekend en deze zullen later vastgesteld worden op basis van de resultaten van Deel A en tijdens de uitvoer van Deel B op basis van de vorige groepen van Deel B. Het bereik van de doseringen die in Deel A van het onderzoek gegeven gaan worden zal 1.25 microgram tot 60 microgram zijn. De startdosis van neosaxitoxine in Deel B zal niet hoger zijn dan de helft van de maximale dosis die op dat tijdstip gegeven is in Deel A van de studie (resulterend in een maximale dosis van 30 microgram neosaxitoxine). De maximale dosis van neosaxitoxine in Deel B zal niet hoger zijn dan de maximale dosis in Deel A. De volgende behandelingen zullen worden toegediend aan elke groep vrijwilligers. De vrijwilliger zal maar één van de deze behandelingen krijgen: - Test Behandeling: een enkelvoudige dosis van toenemende doseringen neosaxitoxine gecombineerd met bupivacaïne (lage dosis: 10-80 milligram) - Referentie Behandeling 1: een enkelvoudige dosis van bupivacaïne (lage doses: 10-80 milligram)* - Referentie Behandeling 2: een enkelvoudige dosis van bupivacaïne (hoge dosis: 100 milligram) * De dosis van bupivacaïne is nog niet bekend, maar de dosis zal niet lager zijn dan 10 milligram en niet hoger dan 80 milligram. De daadwerkelijke dosis van bupivacaïne die in de Test Behandeling en in de Referentie Behandeling 1 gegeven gaat worden zal vastgesteld worden voordat Deel B van het onderzoek start Door loting wordt bepaald of de vrijwillger de Test Behandeling, Referentie Behandeling 1 of Referentie Behandeling 2 krijgt. Per groep krijgen 3 vrijwilligers de Test Behandeling, 1 vrijwilliger krijgt Referentie Behandeling 1 en 1 vrijwilliger krijgt Referentie Behandeling 2. Deel C Deel C van het onderzoek staat gepland om uitgevoerd te worden in 4 groepen. De vrijwilliger zal deelnemen in 1 van deze 4 groepen. Er zal één behandelingsperiode per vrijwilliger zijn. Deel C zal maximaal bestaan uit 21 gezonde mannelijke vrijwilligers die gedoseerd gaan worden. De volgende behandelingen zullen worden toegediend. De vrijwilliger zal maar één van de deze behandelingen krijgen: - Test Behandeling 1: een enkelvoudige dosis van neosaxitoxine gecombineerd met bupivacaïne en epinefrine - Test Behandeling 2: een enkelvoudige dosis van neosaxitoxine gecombineerd met bupivacaïne - Test Behandeling 3: een enkelvoudige dosis van neosaxitoxine - Test Behandeling 4: een enkelvoudige dosis van neosaxitoxine gecombineerd met epinefrine De dosis van neosaxitoxine zal hetzelfde zijn voor alle 4 van de Test behandelingen. De dosis van bupivacaïne voor Test Behandeling 1 en 2 zal hetzelfde zijn. De doseringen voor neosaxotoxine en bupivacaïne zijn nog niet bekend en zullen vastgesteld worden op basis van de resultaten van Deel B van het onderzoek. Het mogelijke bereik van de dosis voor neosaxitoxine zal 1.25 microgram tot 60 microgram zijn en voor bupivacaïne zal 10 tot 80 milligram zijn. Een maximum van 6 vrijwilligers zal Test Behandeling 1 krijgen, een maximum van 3 vrijwilligers zal Test Behandeling 2 krijgen, 6 vrijwilligers zullen Test Behandeling 3 krijgen en 6 vrijwilligers zullen Test Behandeling 4 krijgen. Door loting wordt bepaald of de vrijwilliger Test Behandeling 1, 2, 3 of 4 krijgt.
Inschatting van belasting en risico
Alle geneesmiddelen kunnen potentieel bijwerkingen geven; de mate waarin dit
gebeurt verschilt. De onderzoeksmiddelen kunnen ook bijwerkingen hebben die nog
onbekend zijn.
Neosaxitoxine
De volgende bijwerkingen kunnen optreden wanneer neosaxitoxine met of zonder
epinefrine wordt toegediend:
• orale paresthesie (een abnormaal gevoel, zoals tinteling of prikkeling van de
mond)
• orale hypesthesie (verminderd gevoel van aanraking of gevoel van de mond;
gevoelloosheid).
Het is nog niet bekend in welke mate deze bijwerkingen voorkomen. De
verwachting is wel dat de bijwerkingen vaker optreden bij hogere doseringen.
In dit onderzoek wordt epinefrine toegediend in een lage dosering (een
gebruikelijke dosering naast de plaatselijke verdoving) in combinatie met
neosaxitoxine. Er worden geen bijwerkingen van epinefrine verwacht naast die
van neosaxitoxine wanneer het op de gebruikelijke manier wordt toegediend.
Overdosering of onbedoelde onopzettelijke intraveneuze (in een ader) toediening
van epinefrine kan ernstige hypertensie (hoge bloeddruk) veroorzaken door
vaatvernauwing en hartritmestoornissen.
Bupivacaïne (met of zonder epinefrine)
De bijwerkingen die kunnen optreden na toediening van bupivacaïne, met of
zonder epinefrine, zijn samengevat in de SPK (samenvatting van de product
kenmerken) van de geregistreerde geneesmiddelen. Beide SPKs bevatten dezelfde
bijwerkingen. De toevoeging van een lage dosering epinefrine in deze combinatie
leidt niet tot meer bijwerkingen. Bijwerkingen die in deze SPKs genoemd worden
die zijn gerelateerd aan spinale/epidurale verdoving (ruggeprik) worden hier
niet genoemd; deze zijn niet van toepassing bij de interscalene manier van
toediening (de manier van toediening van het onderzoeksmiddel die in dit
onderzoek wordt gebruikt).
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (bij meer dan 1 op de 10 mensen):
• Misselijkheid
• Lage bloeddruk
Vaak voorkomende bijwerkingen (bij meer dan 1 op de 100 mensen en minder dan 1
op de 10 mensen):
• Paresthesie (een abnormaal gevoel, waarneming van tintelingen of prikkend
gevoel)
• Duizeligheid
• Braken
• Bradycardie (langzame hartslag)
• Hoge bloeddruk
Ongewone bijwerkingen (bij meer dan 1 op de 1000 mensen en minder dan 1 op de
100 mensen):
• Signalen en symptomen van toxiciteit aan het centrale zenuwstelsel (bestaande
uit de hersenen en ruggenmerg), variërend van tekenen die algemeen beschouwd
worden als 'prodromale symptomen' (met inbegrip van orale hypesthesie
[verminderd gevoel van aanraking of gevoel van de mond; gevoelloosheid], orale
paresthesie [een abnormaal gevoel, zoals tinteling of prikkeling van de mond],
duizeligheid), hyperacusis (gehoorstoornis met verhoogde gevoeligheid voor
bepaalde frequentiebereik en volumebereik), visuele stoornissen, oorsuizen,
beven, spiertrekkingen en spraakstoornis tot ernstige symptomen* (zoals verlies
van bewustzijn en beroerte)
Zeldzame bijwerkingen (bij meer dan 1 op de 10000 mensen en minder dan 1 op de
1000 mensen):
• Allergische reacties, anafylactische reactie/shock
• Neuropathie (schade of ziekte aan de zenuwen)
• Perifere zenuwschade
• Parese (zwakte, gedeeltelijke, onvolledige verlamming)
• Dubbelzien
• Hartstilstand*, hartritmestoornissen
• Ademhalingsdepressie** (hypoventilatie, verminderde ademhaling)
* In het geval van hoge concentraties in het bloed, bij onopzettelijke
intraveneuze (in een ader) injectie of overdosering, kunnen ernstige
systemische bijwerkingen in het centraal zenuwstelsel en het hart plaatsvinden
(zoals beroertes, verlies van bewustzijn, hartstilstand). De anesthesist die
deze blokkade behandeling uitvoert is goed getraind en uitgerust om handelend
op te treden bij deze bijwerkingen. Hij zal de blokkade behandeling uitvoeren
met bepaalde voorzorgsmaatregelen om het risico op onopzettelijke intraveneuze
(in een ader) injectie te minimaliseren.
** Blokkade van de middenrifszenuw, vaak vastgesteld bij
plexus-brachialisblokkade (vooral bij de interscalene route) kan leiden tot
overgaande enkelvoudige middenrif verlamming met minimale impact op de
ademhaling bij gezonde proefpersonen. Indien de medicatie per ongeluk via een
subarachnoïdale injectie (een bepaald weefsel in het wervelkanaal) wordt
toegediend tijdens de plexus-brachialisblokkade kan dit leiden tot hoge wervel
verdoving mogelijk met ademstilstand en ernstige hypotensie (lage bloeddruk)
tot gevolg.
Neosaxitoxine gecombineerd met bupivacaïne (met of zonder epinefrine)
De bijwerkingen van neosaxitoxine (orale paresthesie en orale hypesthesie) zijn
al inbegrepen bij de bijwerkingen van bupivacaïne. De bijwerkingen die kunnen
optreden na toediening van de combinatie(s) zijn daarom hetzelfde als voor
bupivacaïne (met of zonder epinefrine) zoals hierboven beschreven. De
frequentie van bijwerkingen bij deze combinatie is nog niet bekend.
Lidocaïne
Indien noodzakelijk geacht krijgen de vrijwilligers een kortwerkende
plaatselijke verdoving (1% lidocaïne) die onderhuids wordt toegediend op de
injectieplek vlak voor de interscalenus plexus brachialis blokkade.
De volgende bijwerkingen kunnen optreden volgens de SPK van het geregistreerd
geneesmiddel (in de SPK worden geen aantallen genoemd):
• Allergische reacties, anafylactische shock
• Duizeligheid of licht in het hoofd worden, nervositeit, beven, paresthesie
(een abnormaal gevoel, waarneming van tintelingen of prikkend gevoel),
gevoelloosheid van de tong, slaperigheid, stuiptrekkingen, coma
• Wazig of dubbel zien en overgaande amaurosis (kortdurende blindheid)
• Tinnitus, hyperacusis (gehooraandoening, overgevoeligheid voor bepaalde
frequenties en volumes)
• Hypotensie, bradycardie (langzame hartslag), verminderde hartfunctie,
hartritmestoornissen en mogelijk hartstilstand
• Dyspneu (benauwdheid), bronchospasme (verkramping van de spieren rond de
luchtpijp), ademhalingsdepressie (hypoventilatie), ademstilstand
• Misselijkheid, braken
• Huiduitslag, netelroos, angio-oedeem (zwelling), zwelling van het gezicht
Houd er rekening mee dat er maar een erg kleine dosis nodig is voor de
verdoving van de huid op de injectieplek, zodoende zullen de meeste
bijwerkingen waarschijnlijk niet plaatsvinden.
Midazolam
Als het tintelende en doof gevoel na de interscalenus plexus brachialis
blokkade zo oncomfortabel is dat dit stress of angst geeft, dan is een
intraveneuze (in een ader) toediening van midazolam toegestaan. De vrijwilliger
krijgt dit stapsgewijs toegediend totdat de vrijwilliger zich niet meer
gestrest of angstig voelt.
De volgende bijwerkingen kunnen optreden volgens het SPK van het geregistreerde
geneesmiddel (in de SPK worden geen aantallen genoemd):
• Overgevoeligheid, anafylactische shock, angio-oedeem (zwelling)
• Verwardheid, euforische stemming, hallucinaties, agitatie, vijandigheid,
woede-uitbarstingen, agressiviteit, opgewondenheid, lichamelijke
farmacologsiche afhankelijkheid en onthoudingsverschijnselen, misbruik
• Onwillekeurige bewegingen (inclusief tonisch-clonische bewegingen en
spiertremor), hyperactiviteit, sedatie (aanhoudend en postoperatief),
verminderde alertheid, slaperigheid, hoofdpijn, duizeligheid, ataxie
(verminderde coördinatie van spierbewegingen), anterograde geheugenverlies,
stuiptrekkingen zijn gerapporteerd bij premature kinderen en pasgeborenen,
stuiptrekkingen als onthoudingsverschijnselen
• Hartstilstand, bradycardie (langzame hartslag), cardiovasculaire aandoening
• Hypotensie, vaatverwijding, thrombophlebitis (vat-ontsteking gerelateerd aan
een trombus (bloedklont)), trombose
• Ademhalingsdepressie, apnoe, ademstilstand, dyspnoe, spasmen van de larynx,
de hik, brochospames (plotselinge samentrekkingen van de spieren in de wand van
de bronchiolen).
• Misselijkheid, braken, obstipatie, droge mond
• Huiduitslag, urticaria, pruritis, huidreacties
• Vermoeidheid, erythem (roodheid) op de injectieplaats, pijn op de
injectieplaats
• Vallen, fracturen
• Geweldpleging
Techniek en ongemakken van de interscalenus plexus brachialis blokkade
Tijdens het onderzoek zal de vrijwilliger het onderzoeksmiddel toegediend
krijgen als een injectie rondom de zenuwen. Dit vindt plaats aan de laterale
zijde van de hals om het netwerk van zenuwen (de zogenaamde plexus) die van het
ruggemerg naar de arm lopen (de zogenaamde plexus brachialis) plaatselijk te
verdoven. De injectieplaats bevindt zich tussen de 2 halsspieren (de zogenaamde
interscalenus spieren) en daarom wordt deze techniek de interscalenus plexus
brachialis blokkade genoemd. Om de plaats van de injectie zo precies en veilig
mogelijk te bepalen, wordt gebruik gemaakt van een echo om te zien waar de
zenuwen en andere structuren zich bevinden. Ook worden zeer kleine elektrische
stroompjes door de naald gestuurd om te controleren hoe dicht de injectie bij
de zenuw is en zo de veiligheid te vergroten. Het kan zijn dat de vrijwilliger
kortdurend deze stroompjes merkt doordat een spier beweegt of doordat de
vrijwilliger een kleine tinteling voelt.
Het onderzoeksmiddel zorgt voor een plaatselijke verdoving van de arm door het
aanbrengen van een blokkade van de zenuwen die naar de arm lopen, wat betekent
dat het gevoel in de arm en de mogelijkheid om de arm te bewegen tijdelijk
geblokkeerd is (sensorische blokkade en motorische blokkade). De vrijwilliger
kan een tintelend of doof gevoel hebben. Als de vrijwilliger het tintelende en
doof gevoel zo oncomfortabel vindt dat het stress of angst geeft dan zal de
vrijwilliger een intraveneuze (in een ader) toediening van midazolam krijgen om
dit te verhelpen. Bij de procedure van deze blokkade zal ook de huid bij de
hals gedesinfecteerd worden om het risico op infectie te minimaliseren.
Een van de risico's van de interscalenus plexus brachialis blokkade is een
verlengde sensorische blokkade (geen gevoel van de arm) en verlengde motorische
blokkade (geen mogelijkheid om de arm te bewegen). Als op Dag 3 de sensorische
en motorische blokkade nog niet hersteld zijn, kan het verblijf in het
onderzoekscentrum worden verlengd tot Dag 7 van het onderzoek om onder toezicht
het herstel te volgen en om het risico op verwondingen te verkleinen. Dit
verlies van het gevoel en beweging van de arm kan angst en wat paniek
veroorzaken.
Naast de bedoelde blokkade van de zenuwen van de plexus brachialis, die voor
verdoving zorgt in de schouder/arm, kunnen andere zenuwen door hun nabijheid
ook geblokkeerd worden. Bij gebruik van de normale hoeveelheid aan lokale
verdoving leidt dit vaak tot blokkade van de middenrifszenuw, met als resultaat
een tijdelijke verlamming van het middenrif. Het feit dat het middenrif
tijdelijk niet kan bewegen heeft gewoonlijk weinig gevolgen voor de ademhaling
van een gezonde persoon. Minder vaak ontstaat er een blokkade aan een stellatum
ganglion (een deel van het sympathisch autonome zenuwstelsel) wat leidt tot het
Horner syndroom (gekarakteriseerd door miose (kleine pupillen), ptosis (een
hangend ooglid), en enophthalmus (een te diep liggend oog). Heesheid van de
stem kan optreden als gevolg van blokkade van de zenuwen die de stembanden
stimuleren. Gewoonlijk verdwijnen deze bijwerkingen weer als de blokkades van
de zenuwen minder worden.
Het kan voorkomen dat slagaders of aders worden geraakt waardoor een
bloeduitstorting of zwelling kan optreden. Ook kan het zenuwweefsel zelf
beschadigd worden door de naald zelf of door de toxiciteit van het lokale
verdovingsmiddel wat potentieel zou kunnen leiden tot neurologische
stoornissen, zoals bijvoorbeeld een langer durend verdoofd gevoel in de arm.
Een blijvende complicatie zoals een permanent doof gevoel van de arm of een
blijvend krachtsverlies of verlamming van de arm komt zelden voor. Doordat de
interscalenus plexus brachialis blokkade in de buurt van de long plaatsvindt,
kan een klaplong (ook wel pneumothorax genoemd) optreden. Een klaplong is een
toestand waarbij er in de borstholte naast de long ook vrije lucht aanwezig is.
Deze lucht drukt op de inwendige organen, dus ook op de long. Het optreden van
een klaplong door de blokkade is zeldzaam.
Metingen
Bloedafname
Het inbrengen van de naald voor bloedafname en/of het inbrengen van een
verblijfscanule kunnen pijn, een bloeding of een milde infectie veroorzaken op
de plek waar de naald in de arm wordt gebracht. Een andere mogelijke reactie
kan zijn dat de vrijwilliger zich duizelig voelt of een licht gevoel krijgt in
het hoofd. Zeldzame complicaties tijdens of na een bloedafname zijn
flauwvallen, bloedprop, infecties, ontsteking van de ader, littekenvorming in
de ader, zenuwschade en onopzettelijk aanprikken van een slagader. Alles bij
elkaar nemen we ongeveer 200 milliliter bloed bij de vrijwilliger af. Deze
hoeveelheid geeft bij volwassenen geen problemen. Ter vergelijking: bij de
bloedbank wordt 500 milliliter bloed per keer afgenomen. Om medische redenen
kunnen extra bloedafnames worden afgenomen.
ECG elektroden
Voor het bewaken van het hartritme worden elektroden (kleine, plastic
pleisters) op bepaalde locaties op de borst en de buik geplaatst. Langdurige
toepassing van deze elektroden kan huidirritatie (huiduitslag en jeuk)
veroorzaken.
Kwantitatief sensorische (zintuiglijke) testen
De overige procedures die worden gebruikt voor het onderzoeken van aanraking,
koude en warmte gevoel, en tijdens de pijntesten, zoals mechanische, koude en
warmte pijn testen, worden veelvuldig gebruikt in onderzoeken met gezonde
vrijwilligers. Ondanks dat ze pijnlijk zijn, worden ze over het algemeen goed
verdragen en duren ze kort genoeg om geen risico te vormen voor de gezondheid
of het welzijn van de gezonde vrijwilligers.
Algemeen / deelnemers
Zieglerstrasse 6
Aachen 52078
DE
Wetenschappers
Zieglerstrasse 6
Aachen 52078
DE
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
- Mannelijke vrijwilligers, 18 -55 jaar, inclusief;- BMI tussen 20.0 kg/m2 en 30.0 kg/m2 inclusief, met een minimaal gewicht van 60.0 kg;- Vrijwilligers in gezonde toestand zoals bepaald op basis van eerdere/gelijktijdige ziekten, fysieke en laboratoriumonderzoeken ;- Niet rokend of niet meer rokend dan 10 sigaretten, 2 sigaren of 2 pijpen per dag
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Lijdend aan hepatitis B, hepatitis C, of HIV/AIDS. Indien gedurende 1 maand voorafgaand aan de keuring is deelgenomen aan een ander geneesmiddelenonderzoek, er meer dan 100 mL bloed is afgenomen tussen de keuring en binnenkomst in het PRA onderzoekscentrum behalve bloed dat afgenomen is voor dit onderzoek, er meer dan 500 mL bloed is afgenomen gedurende de 3 maanden voorafgaand aan de keuring.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2016-003958-33-NL |
CCMO | NL63010.056.17 |