De primaire doelstellingen zijn:* Primaire doelstelling van de Amerikaanse Inspectie van voedings-en geneesmiddelen [FDA, Food and Drug Administration]Het aantonen van non-inferioriteit bij deelnemers die een allogene BMT kregen, voor deelnemers…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Schimmelinfectieziekten
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Werkzaamheid
Om de primaire doelstelling van de FDA en het EMA te evalueren, wordt het
primaire werkzaamheidseindpunt gevormd door de schimmelvrije overleving op dag
90 (±7 dagen), zoals gedefinieerd door:
* Overleving en
* Afwezigheid van bewezen of waarschijnlijke IFD. Bewezen en waarschijnlijke
IFD zijn als volgt gedefinieerd volgens de gewijzigde criteria van de European
Organization for Research and Treatment of Cancer Mycoses Study Group
(EORTC-MSG) (zie Bijlage 4 voor de volledige definities van IFD):
o Bewezen Candida-infectie gedocumenteerd door klinische criteria plus
positieve kweek of gramkleuring uit een normaliter steriele plaats;
waarschijnlijke Candida-infectie gedocumenteerd door klinische criteria plus
een positieve * D-glucantest.
o Bewezen schimmelinfectie gedocumenteerd door klinische criteria plus kweek
van een normaliter steriele plaats en/of histopathologisch bewijs van schimmel;
waarschijnlijke schimmelinfectie gedocumenteerd door klinische criteria plus
positiviteit voor GM-antigeen en/of positieve kweek van niet-steriele plaats of
positieve *-D-glucantest
o Bewezen PCP gedocumenteerd door klinische criteria plus histopathologie plus
microbieel bewijs van ziekte door antigeen uit BAL-vloeistof; waarschijnlijke
PCP gedocumenteerd door klinische criteria plus microbieel bewijs geleverd door
antigeen uit sputum of twee positieve *-D-glucantesten
Voor de primaire doelstelling van het EMA, worden deelnemers die worden
behandeld met een cumulatieve duur van de antifungale therapie voor
standaardbehandeling langer dan 10 dagen tijdens de 90 dagen durende periode
van toediening van het onderzoeksgeneesmiddel als een falen van de profylaxe
beschouwd. Stopzettingen van het onderzoeksgeneesmiddel als gevolg van
toxiciteits- of verdraagbaarheidsproblemen zullen niet worden opgenomen in de
primaire uitkomstevaluatie.
Secundaire uitkomstmaten
Om secundaire werkzaamheidsdoelstellingen te evalueren, zijn dit, onder andere,
de secundaire werkzaamheidseindpunten:
* Terugtrekking van onderzoeksgeneesmiddel vanwege toxiciteiten of intolerantie
* Cumulatieve incidentie van bewezen en waarschijnlijke IFD, inclusief
aantallen invasieve infecties met Candida spp., Aspergillus spp. en
Pneumocystis jirovecii
* Tijd tot IFD of overlijden, gedefinieerd als het aantal dagen vanaf de eerste
toediening van het onderzoeksgeneesmiddel tot de datum van bewezen of
waarschijnlijke IFD of overlijden (alle oorzaken). Deelnemers die geen
bijwerkingen hebben, worden gecensureerd per de laatstbekende datum waarop ze
IFD-vrij of in leven waren. Deelnemers die niet meer beschikbaar zijn voor
follow-up worden gecensureerd per de datum van het laatste contact.
* Mortaliteit - alle oorzaken
* Toewijsbare mortaliteit geassocieerd met invasieve schimmelziekte (IFD)
De werkzaamheidsbeoordelingen vinden plaats op dag 14 (±1 dag), dag 28 (±1
dag), dag 60 (±5 dagen), dag 90 (±7 dagen) en dag 120 ( ±7 dagen).
Achtergrond van het onderzoek
Een veel voorkomende bijwerking van een beenmergtransplantatie (BMT) is een
afname van het aantal of de sterkte van witte bloedcellen, waarvan de functie
is om infecties in het lichaam te bestrijden. Infecties worden veroorzaakt door
kiemen zoals bacteriën, virussen of schimmels. Wanneer het aantal witte
bloedcellen laag is of de cellen zwak zijn, kan het lichaam infecties niet
bestrijden. Om deze reden nemen alle BMT-patiënten geneesmiddelen om infectie
door deze kiemen te voorkomen.
Eén type infectie dat mogelijk is bij BMT-patiënten wordt een invasieve
schimmelziekte (IFD) genoemd, een type schimmelinfectie die zich door het hele
lichaam verspreidt. Wanneer schimmels in het bloed of andere delen van het
menselijk lichaam terechtkomen, wordt het IFD genoemd. IFD is een van de ergste
vormen van infectie omdat de kans op ernstige ziekte en / of overlijden met dit
type infectie groot is. Het onderzoeksmiddel rezafungin wordt bestudeerd om
mogelijk het optreden van een IFD te voorkomen.
Doel van het onderzoek
De primaire doelstellingen zijn:
* Primaire doelstelling van de Amerikaanse Inspectie van voedings-en
geneesmiddelen [FDA, Food and Drug Administration]
Het aantonen van non-inferioriteit bij deelnemers die een allogene BMT kregen,
voor deelnemers gerandomiseerd naar Rezafungine voor Injectie vergeleken met
deelnemers gerandomiseerd naar het standaard antimicrobieel regime (SAR) voor
schimmelvrije overleving op dag 90 (±7 dagen)
* Primaire doelstelling van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA)
Het aantonen van superioriteit bij deelnemers die een allogene BMT hebben
gekregen en gerandomiseerd werden naar Rezafungine voor Injectie vergeleken met
deelnemers gerandomiseerd naar het SAR voor schimmelvrije overleving op dag 90
(±7 dagen)
De secundaire doelstellingen zijn:
* Het evalueren van stopzetting van Rezafungine voor Injectie vergeleken met
het SAR secundair aan toxiciteit of intolerantie op dag 90 (±7 dagen)
* Het evalueren van de cumulatieve incidentie van bewezen en waarschijnlijke
invasieve schimmelziekte (IFD), inclusief het aantal invasieve infecties door
Candida spp., Aspergillus spp. en Pneumocystis jirovecii, bij deelnemers
gerandomiseerd naar Rezafungine voor Injectie vergeleken met het SAR tot en met
dag 90 (±7 dagen)
* Het evalueren van schimmelvrije overleving bij deelnemers met en zonder een
diagnose van klinisch significante graft-versus-host-ziekte (GVHD) die zijn
gerandomiseerd naar Rezafungine voor Injectie vergeleken met het SAR tot en met
dag 90 (±7 dagen)
* Het evalueren van de tijd tot IFD of overlijden bij deelnemers gerandomiseerd
naar Rezafungine voor Injectie vergeleken met het SAR
* Evalueren van de totale mortaliteit en attribueerbare sterfte, met en zonder
correctie voor comorbiditeitsindices van patiënten, bij deelnemers
gerandomiseerd naar Rezafungine voor injectie vergeleken met de SAR
* Het evalueren van de veiligheid en verdraagbaarheid van Rezafungine voor
Injectie vergeleken met het SAR
De exploratieve doelstellingen zijn:
* Het evalueren van de schimmelvrije overleving van deelnemers gerandomiseerd
naar Rezafungine voor Injectie vergeleken met het SAR op dag 14 (±1 dag), dag
28 (±1 dag), dag 60 (±5 dagen) en dag 120 (±7 dagen)
* Het evalueren van de aanwezigheid en ernst van GVHD bij deelnemers
gerandomiseerd naar Rezafungine voor Injectie vergeleken met het SAR tot en met
dag 90 (±7 dagen)
* Het evalueren van de schimmelvrije overleving bij deelnemers met een
onderliggende diagnose van acute myeloïde leukemie (AML) voor deelnemers
gerandomiseerd naar Rezafungine voor Injectie vergeleken met deelnemers
gerandomiseerd naar het SAR op dag 90 (±7 dagen)
* Het evalueren van bewezen, waarschijnlijke, mogelijke en veronderstelde IFD
(Bijlage 4) bij deelnemers gerandomiseerd naar Rezafungine voor Injectie
vergeleken met het SAR op dag 14 (±1 dag), dag 28 (±1 dag), dag 60 (±5 dagen),
dag 90 (±7 dagen) en dag 120 (±7 dagen)
* Het evalueren van recidiefvrije overleving met en zonder correctie voor
comorbiditeitsindices van patiënten, bij deelnemers gerandomiseerd naar
Rezafungine voor Injectie vergeleken met het SAR
* Het evalueren van de PK van Rezafungine voor Injectie bij ontvangers van BMT
* Het evalueren van cytopenieën na engraftment en transfusievereisten bij
Rezafungine voor Injectie vergeleken met het SAR
* Het evalueren van infecties veroorzaakt door trimethoprim/sulfamethoxazol
(TMP/SMX)-gevoelige organismen (Toxoplasma gondii [T. gondii], Nocardia spp.)
bij Rezafungine voor Injectie vergeleken met het SAR
* Het evalueren van onderbreking en stopzetting van antifungale profylaxe
vanwege vermoede IFD bij Rezafungine voor Injectie vergeleken met het SAR
* Het evalueren van variabelen op het gebied van gezondheidseconomie en
zorggebruik (health economic and resource utilization; HEOR), inclusief andere
antischimmel- en antibioticabehandelingen, bij Rezafungine voor Injectie
vergeleken met het SAR
Onderzoeksopzet
Dit is een multicenter, prospectief, gerandomiseerd, dubbelblind, dubbeldummy
fase 3-onderzoek naar de veiligheid en werkzaamheid van intraveneuze (i.v.)
Rezafungine voor Injectie vergeleken met het huidige aanvaarde SAR als
profylaxe tegen IFD*s (inclusief Pneumocystis-pneumonie [PCP]) bij patiënten
die een allogene BMT ondergaan. De deelnemers worden willekeurig toegewezen (in
een verhouding van 2:1) aan behandeling met ofwel Rezafungine voor Injectie
ofwel SAR ter voorkoming van IFD veroorzaakt door gisten, schimmels en
Pneumocystis.
Om een balans tussen de groepen met profylactisch onderzoeksgeneesmiddel te
waarborgen, worden de deelnemers bij de randomisatie als volgt gestratificeerd:
* Stratificatiefactor 1: Onderliggende ziekte; AML versus niet-AML
* Stratificatiefactor 2: Hoog risico op IFD en transplantatiegerelateerde
mortaliteit (gedefinieerd als ontvangst van een allogene BMT van een
niet-matchende verwante of niet-verwante donor of een haplo-identieke donor)
versus laag risico op IFD en transplantatiegerelateerde mortaliteit
(gedefinieerd als ontvangst van een allogene BMT van een 8/8-matchende verwante
of niet-verwante donor)
Deelnemers gerandomiseerd naar Rezafungine voor Injectie
De deelnemers gerandomiseerd naar Rezafungine voor Injectie krijgen een
oplaaddosis van 400 mg in week 1, gevolgd door 200 mg eenmaal per week
gedurende een periode van in totaal 13 weken. De eerste dosis wordt toegediend
op dag 0 (±2 dagen), de tweede dosis op dag 7 (±1 dag), gevolgd door een
wekelijkse toediening tot en met de laatst mogelijke toediening op dag 84 (±1
dag). Om de blindering in stand te houden, krijgen deelnemers gerandomiseerd
naar de Rezafungine voor Injectie-groep een orale placebo voor SAR-profylaxe op
azolbasis en een orale placebo voor SAR-profylaxe tegen PCP, in overeenstemming
met de respectievelijke SAR-doseringsschema*s voor elk. Orale placebo voor
SAR-profylaxe op azolbasis wordt gewijzigd in i.v. placebo bij deelnemers die
worden overgeschakeld op een i.v. SAR-behandeling.
Deelnemers gerandomiseerd naar het standaard antimicrobieel regime (SAR)
Deelnemers gerandomiseerd naar het SAR krijgen eenmaal daags een dosis orale
fluconazol gedurende 13 weken, waarbij de eerste dosis wordt toegediend op dag
0 (±2 dagen) en de laatst mogelijke dosis op dag 90. Deelnemers kunnen worden
overgeschakeld van fluconazol op posaconazol in geval van acute, klinisch
significante GVHD (graad II of hoger waarvoor immunosuppressieve therapie nodig
is; zie Bijlage 7), aangezien deze diagnose wijst op een verhoogd risico op
invasieve aspergillose; deelnemers die worden overgeschakeld op posaconazol
kunnen echter niet teruggezet worden naar fluconazol. Op azool-gebaseerde
antifungale therapie (fluconazol of posaconazol) mag, naar goeddunken van de
onderzoeker, worden overgeschakeld van dagelijkse orale therapie naar
dagelijkse i.v.-therapie.
Daarenboven krijgen deelnemers in de SAR-groep profylaxe tegen PCP met orale
TMP/SMX (80 mg TMP/400 mg SMX) eenmaal daags. Voor deelnemers die engraftment
van neutrofielen verkrijgen, moeten de onderzoekers TMP/SMX starten op dag 30,
met de laatst mogelijke door het protocol opgelegde dosis op dag 90; de
onderzoekers kunnen echter de deelnemers laten beginnen met TMP/SMX binnen 3
dagen na engraftment met neutrofielen als engraftment plaatsvindt vóór dag 30.
Engraftment van neutrofielen is gedefinieerd als 3 opeenvolgende dagen met een
absolute neutrofielentelling (ANC) *500 cellen/mm3 of 2 opeenvolgende dagen met
een ANC *1000 cellen/mm3. Voor deelnemers die geen engraftment verkrijgen op
dag 30, kan TMP/SMX worden gestaakt tot dag 40. Als engraftment met
neutrofielen niet plaatsvindt tegen dag 40, moeten alle
onderzoeksgeneesmiddelen worden stopgezet en moet conform de
standaardbehandeling antifungale profylaxe worden voorgeschreven. Tijdens de
periode waarin het onderzoeksgeneesmiddel wordt toegediend, is het toegestaan
om de TMP/SMX-profylaxe permanent stop te zetten (bijvoorbeeld vanwege
TMP/SMX-toxiciteit), terwijl andere profylactische onderzoeksmedicatie
(azooltherapie of rezafungine) wordt voortgezet. Als de profylaxe met azool of
rezafungine echter gedurende > 10 dagen wordt gestaakt, moeten alle
onderzoeksgeneesmiddelen worden stopgezet en worden vervangen door profylaxe
conform de standaardbehandeling. Om de blindering in stand te houden, krijgen
de deelnemers die zijn gerandomiseerd naar de SAR-groep een placebo voor
Rezafungine voor Injectie i.v. eenmaal per week gedurende 13 weken, in
overeenstemming met het doseringsschema voor Rezafungin voor Injectie.
Onderzoeksproduct en/of interventie
De deelnemers worden willekeurig toegewezen (in een verhouding van 2:1) aan behandeling met ofwel Rezafungine voor Injectie ofwel SAR ter voorkoming van IFD veroorzaakt door gisten, schimmels en Pneumocystis. Om een balans tussen de groepen met profylactisch onderzoeksgeneesmiddel te waarborgen, worden de deelnemers bij de randomisatie als volgt gestratificeerd: > Stratificatiefactor 1: Onderliggende ziekte; AML versus niet-AML > Stratificatiefactor 2: Hoog risico op IFD en transplantatiegerelateerde mortaliteit (gedefinieerd als ontvangst van een allogene BMT van een niet-matchende verwante of niet-verwante donor of een haplo-identieke donor) versus laag risico op IFD en transplantatiegerelateerde mortaliteit (gedefinieerd als ontvangst van een allogene BMT van een 8/8-matchende verwante of niet-verwante donor) Deelnemers gerandomiseerd naar Rezafungine voor Injectie De deelnemers gerandomiseerd naar Rezafungine voor Injectie krijgen een oplaaddosis van 400 mg in week 1, gevolgd door 200 mg eenmaal per week gedurende een periode van in totaal 13 weken. De eerste dosis wordt toegediend op dag 0 (±2 dagen), de tweede dosis op dag 7 (±1 dag), gevolgd door een wekelijkse toediening tot en met de laatst mogelijke toediening op dag 84 (±1 dag). Om de blindering in stand te houden, krijgen deelnemers gerandomiseerd naar de Rezafungine voor Injectie-groep een orale placebo voor SAR-profylaxe op azolbasis en een orale placebo voor SAR-profylaxe tegen PCP, in overeenstemming met de respectievelijke SAR-doseringsschema>s voor elk. Orale placebo voor SAR-profylaxe op azolbasis wordt gewijzigd in i.v. placebo bij deelnemers die worden overgeschakeld op een i.v. SAR-behandeling. Deelnemers gerandomiseerd naar het standaard antimicrobieel regime (SAR) Deelnemers gerandomiseerd naar het SAR krijgen eenmaal daags een dosis orale fluconazol gedurende 13 weken, waarbij de eerste dosis wordt toegediend op dag 0 (±2 dagen) en de laatst mogelijke dosis op dag 90. Deelnemers kunnen worden overgeschakeld van fluconazol op posaconazol in geval van acute, klinisch significante GVHD (graad II of hoger waarvoor immunosuppressieve therapie nodig is; zie Bijlage 7), aangezien deze diagnose wijst op een verhoogd risico op invasieve aspergillose; deelnemers die worden overgeschakeld op posaconazol kunnen echter niet teruggezet worden naar fluconazol. Op azool-gebaseerde antifungale therapie (fluconazol of posaconazol) mag, naar goeddunken van de onderzoeker, worden overgeschakeld van dagelijkse orale therapie naar dagelijkse i.v.-therapie. Daarenboven krijgen deelnemers in de SAR-groep profylaxe tegen PCP met orale TMP/SMX (80 mg TMP/400 mg SMX) eenmaal daags. Voor deelnemers die engraftment van neutrofielen verkrijgen, moeten de onderzoekers TMP/SMX starten op dag 30, met de laatst mogelijke door het protocol opgelegde dosis op dag 90; de onderzoekers kunnen echter de deelnemers laten beginnen met TMP/SMX binnen 3 dagen na engraftment met neutrofielen als engraftment plaatsvindt vóór dag 30. Engraftment van neutrofielen is gedefinieerd als 3 opeenvolgende dagen met een absolute neutrofielentelling (ANC) >500 cellen/mm3 of 2 opeenvolgende dagen met een ANC >1000 cellen/mm3. Voor deelnemers die geen engraftment verkrijgen op dag 30, kan TMP/SMX worden gestaakt tot dag 40. Als engraftment met neutrofielen niet plaatsvindt tegen dag 40, moeten alle onderzoeksgeneesmiddelen worden stopgezet en moet conform de standaardbehandeling antifungale profylaxe worden voorgeschreven. Tijdens de periode waarin het onderzoeksgeneesmiddel wordt toegediend, is het toegestaan om de TMP/SMX-profylaxe permanent stop te zetten (bijvoorbeeld vanwege TMP/SMX-toxiciteit), terwijl andere profylactische onderzoeksmedicatie (azooltherapie of rezafungine) wordt voortgezet. Als de profylaxe met azool of rezafungine echter gedurende > 10 dagen wordt gestaakt, moeten alle onderzoeksgeneesmiddelen worden stopgezet en worden vervangen door profylaxe conform de standaardbehandeling. Om de blindering in stand te houden, krijgen de deelnemers die zijn gerandomiseerd naar de SAR-groep een placebo voor Rezafungine voor Injectie i.v. eenmaal per week gedurende 13 weken, in overeenstemming met het doseringsschema voor Rezafungin voor Injectie.
Inschatting van belasting en risico
Het onderzoek bestaat uit een sceening-periode, een behandelingsperiode en een
follow-up-periode.
De screeningsperiode duurt maximaal 14 dagen, de behandelingsperiode duurt
ongeveer 90 dagen, afhankelijk van hoe de patiënt op de behandeling reageert.
Na de laatste behandeling zal de patiënt terugkomen voor een vervolgbezoek /
telefoongesprek.
In totaal komt de patiënt ongeveer 18 naar het ziekenhuis.
De volgende tests en procedures zullen plaatsvinden tijdens de verschillende
bezoeken:
1x medische geschiedeniscontrole, 16x lichamelijk onderzoek, 5x neurologisch
onderzoek, 2x ECG, CT-scan indien vereist, 18x bloedafname, 4x
zwangerschapstest (indien van toepassing), 18x beoordeling bijwerkingen en
gebruik van medicatie, 15x toediening van studiemedicatie.
Algemeen / deelnemers
6310 Nancy Ridge Dr. Suite 101
San Diego CA 92121
US
Wetenschappers
6310 Nancy Ridge Dr. Suite 101
San Diego CA 92121
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Bereid en in staat zijn schriftelijke geïnformeerde toestemming te geven.
2. Mannen of vrouwen *18 jaar oud.
3. Krijgen van een humaan leukocyten-antigeen (HLA) matchende allogene perifere
BMT via een verwante of niet-verwante donor, HLA-mismatch verwante of
niet-verwante donor of een haplo-identieke donor.
4. Gediagnosticeerd met 1 van de volgende onderliggende ziekten:
a. Acute myeloïde leukemie (AML), met of zonder een voorgeschiedenis van
myelodysplastisch syndroom, in eerste of tweede complete remissie.
b. Acute lymfoblastische leukemie, in eerste of tweede complete remissie.
c. Acute ongedifferentieerde leukemie in eerste of tweede remissie.
d. Acute bifenotypische leukemie, in eerste of tweede complete remissie.
e. Chronische myelogene leukemie in ofwel chronische ofwel acceleratiefase.
f. Een van de onderstaande myelodysplastische syndromen gedefinieerd door het
volgende:
i. Refractaire anemie.
ii. Refractaire anemie met geringde sideroblasten.
iii. Refractaire cytopenie met dysplasie in verschillende cellijnen.
iv. Refractaire cytopenie met dysplasie in verschillende cellijnen en geringde
sideroblasten.
v. Refractaire anemie met een overmaat aan blasten * 1 (5*10% blasten).
vi. Refractaire anemie met een overmaat aan blasten * 2 (10*20% blasten).
vii. Myelodysplastisch syndroom, niet-geclassificeerd.
viii. Myelodysplastisch syndroom geassocieerd met geïsoleerde del (5q).
ix. Chronische myelomonocytische leukemie.
g. Lymfoom (inclusief Hodgkin-lymfoom) met chemosensitieve ziekte (d.w.z.
respons op chemotherapie) en ontvangst van transplantatie van een verwante
donor.
h. Aplastische anemie.
i. Primaire of secundaire myelofibrose.
5. Ontvangen van myeloablatieve conditioneringsregimes of
conditioneringsregimes met verminderde intensiteit.
6. Toereikende nier- en leverfunctie, binnen 6 weken van de start van de
conditionering, als bepaald aan de hand van:
a. Leverfunctie (binnen 72 uur van dag 0): alanineaminotransferase <5×
bovengrens van normaal (ULN) en totaal serum bilirubine <2,5 mg/dl.
b. Nierfunctie (binnen 72 uur van dag 0): Serumcreatinine binnen de
normaalwaarden voor de leeftijd of, als serumcreatinine boven de ULN-waarden
voor de leeftijd ligt, een creatinineklaring [CrCl]) *60 ml/min.
7. Afname van bloedmonsters bij baseline voor serum Platelia *galactomannan
enzyme immunoassay* (GM EIA) en *-D-glucanconcentraties binnen 14 dagen vóór
randomisatie, en met de resultaten beschikbaar vóór randomisatie.
8. Toxoplasma-serologie bij baseline beschikbaar binnen 6 weken vóór
randomisatie.
9. Test bij baseline op glucose-6-fosfaatdehydrogenase (G6PD)-deficiëntie,
zonder aanwijzingen voor G6PD-deficiëntie, uitgevoerd binnen 6 weken vóór
randomisatie.
10. Vrouwelijke deelnemers in de vruchtbare leeftijd <2 jaar post-menopauzaal
moeten instemmen met, en zich houden aan het gebruik van 1 barrièremethode
(bijv. vrouwencondoom met zaaddodend middel) plus één andere zeer effectieve
anticonceptiemethode (bijv. de pil, een implanteerbaar of injecteerbaar
anticonceptiemiddel, spiraaltje, partner die vasectomie heeft ondergaan) of
seksuele onthouding gedurende de deelname aan dit onderzoek. Mannelijke
deelnemers moeten vasectomie hebben ondergaan, zich onthouden van
geslachtsgemeenschap of instemmen met het gebruik van barrière-anticonceptie
(condoom met zaaddodend middel) en moeten er ook mee akkoord gaan om geen
sperma te doneren gedurende hun deelname aan het onderzoek en gedurende 120
dagen na de laatste i.v.-dosis onderzoeksgeneesmiddel.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Diagnose van AML niet in morfologische remissie.
2. Diagnose van chemotherapieresistent lymfoom.
3. Vermoede of gediagnosticeerde IFD binnen 4 weken voor de screening.
4. Gediagnosticeerd symptomatisch hartfalen met linkerventrikelejectiefractie
(LVEF) in rust *40%, LVEF >40% maar zonder verbetering bij inspanning, of
verkortingsfractie *26%.
5. Persoonlijke - of familiale geschiedenis van lang QT-interval op ECG
(QT)-syndroom of een verlengd QT-interval gecorrigeerd (QTc)-interval (> 470 ms
bij mannen en > 480 ms bij vrouwen); of gelijktijdige toediening van
terfenadine, cisapride, astemizol, erytromycine, pimozide, kinidine of
halofantrine (Bijlage 6A)
6. Gediagnosticeerde vermindering van de longfunctie met ofwel
diffusiecapaciteit (gecorrigeerd voor hemoglobine), geforceerd expiratoir
volume 1, geforceerde vitale capaciteit *45% van de voorspelde waarde, ofwel
O2-verzadiging *85% met kamerlucht.
7. Vermoede of gedocumenteerde PCP binnen 2 jaar voor de screening.
8. Positieve serum Platelia GM EIA-test (* 0,5) en/of *-D-glucantest (*80
pg/ml) bij baseline.
9. Heeft eerder allogene BMT ontvangen.
10. Geplande ontvangst van navelstrengbloed voor transplantatie.
11. Geplande autologe transplantatie van perifeer bloed of merg.
12. Onderliggende diagnose van multipel myeloom.
13. Ataxie, tremor, motorische neuropathie of sensorische neuropathie van graad
2 of hoger, volgens de Common Terminology Criteria for Adverse Events (CTCAE)
versie 5.0 van het National Cancer Institute (NCI).
14. Voorgeschiedenis van ernstige ataxie, neuropathie of tremoren; of een
diagnose van multipele sclerose of een bewegingsstoornis (inclusief ziekte van
Parkinson of ziekte van Huntington).
15. Geplande of lopende inname, ten tijde van de screening, met een bekend
neurotoxisch middel (zie Bijlage 5) of een medicijn of supplement waarvan
bekend is dat deze interactie heeft met fluconazol, posaconazol of TMP/SMX (zie
Bijlage 6B, Bijlage 6C of Bijlage 6D, respectievelijk).
16. Bekende overgevoeligheid voor Rezafungine voor Injectie, een echinocandine,
fluconazol, posaconazol, een ander antimyoticum op azolbasis, of voor een van
de hulpstoffen ervan.
17. Bekende overgevoeligheid voor, of niet kunnen krijgen van TMP/SMX of een
van de bestanddelen ervan.
18. Recent gebruik van een experimenteel geneesmiddel binnen 28 dagen voor de
eerste toediening van profylactisch onderzoeksgeneesmiddel of aanwezigheid van
een experimenteel hulpmiddel ten tijde van de screening.
19. Bekende infectie met het humaan immunodeficiëntievirus (hiv)
20. Zwangere vrouwen of vrouwen die borstvoeding geven.
21. De hoofdonderzoeker (Principal Investigator; PI) bepaalt dat de patiënt
niet mag deelnemen aan het onderzoek.
22. Patiënten bij wie opvolging gedurende 90 dagen na ontvangst van BMT
onwaarschijnlijk wordt geacht om logistieke redenen (bijv.afstand van het
transplantatiecentrum).
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2017-004981-85-NL |
CCMO | NL68463.091.19 |