Dit onderzoek heeft als doel imaginaire rescripting (ImRs) als *stand alone* interventie te onderzoeken bij clienten in de leeftijd van acht tot twaalf jaar, waarbij pestervaringen hebben geleid tot klachtgedrag (emotionele problemen, depressieve…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
Synoniemen aandoening
Aandoening
PTSS gerelateerde klachten.
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Ten behoeve van de screening van clienten wordt gebruik gemaakt van de
intakevragenlijst Karakter (versie 2012). In deze vragenlijst worden, naast
andere belangrijke zaken met betrekking tot de reden van aanmelding, ook
pestervaringen en/of andere traumatische gebeurtenissen uitgevraagd.
Ouders/verzorgers geven aan of hun kind gepest is en op welke wijze (in de
intakevragenlijst Karakter wordt een toelichting gegeven op wat pesten is en
welke vormen van pesten er zijn).
*
Ten behoeve van de inclusie van clienten en als primaire uitkomstmaat
(PTSS-symptomen) wordt gebruik gemaakt van de Children's Revised Impact of
Event Scale, ofwel CRIES-13 (Children and War Foundation, 1998). De CRIES-13 is
een zelfrapportage vragenlijst voor kinderen vanaf 8 jaar en ouder (en een
versie voor ouders/verzorgers). De lijst bestaat uit 13 items die screenen op
herbelevingen, vermijding en verhoogde arousel. De items worden gescoord op een
4-punts schaal. Psychometrische kwaliteiten werden gerapporteerd door Verlinden
et al., 2014, waarbij de CRIES-13 beschouwd wordt als een valide meetinstrument
voor PTSS. Cronbachs alpha .89 (Olff, 2005).
Secundaire uitkomstmaten
Secundaire uitkomstmaten worden in kaart gebracht door middel van de
KIDSCREEN-27, de Child Behavior Checklist, ofwel CBCL, de Outcome Rating Scale,
ofwel ORS en de Revised Child Anxiety and Depression Scale, ofwel RCADS.
De KIDSCREEN-27 (Ravens-Sieberer, 2007) is een meetinstrument welke door middel
van 27 items, beantwoordt op een 5-punts schaal, 10 verschillende dimensies
meet ten aanzien van de gezondheidsafhankelijke kwaliteit van leven bij
kinderen en adolescenten in de leeftijd van 8 tot 18 jaar (en een versie voor
ouders/verzorgers). De dimensies zijn: *lichamelijk welzijn*, *psychologisch
welzijn*, *stemming en emoties*, *zelfbeeld*, *autonomie*, *relaties met ouders
en gezinsleven*, *sociale steun en vrienden*, *school*, *sociale acceptatie* en
*financiële situatie*. De KIDSCREEN-27 kent zowel een ouder- als een kindversie
en goede psychometrische kwaliteiten. Cronbachs alpha .78- .83 (Ravens-Sieberer
e.a. 2007)
De Child Behavior Checklist, ofwel CBCL 6-18 (Achenbach (1991); Nederlandse
vertaling: Verhulst, Van der Ende & Koot, 1996) is een vragenlijst voor
kinderen en jongeren van 6 tot 18 jaar met leer- en gedragsproblemen op school
en gedrags- en sociaal-emotionele problemen thuis. De vragenlijst bevat 118
specifieke vragen over emotionele en gedragsproblemen en twee open vragen over
andere problemen die gescoord worden op een 3-punts schaal van helemaal niet
(0), een beetje of soms (1), tot duidelijk of vaak (2). Ze vormen samen de
volgende subschalen: 1. Teruggetrokken / Depressief; 2. Lichamelijke Klachten;
3. Angstig / Depressief; 4. Sociale Problemen; 5. Denkproblemen; 6.
Aandachtsproblemen; 7. Normafwijkend gedrag; 8. Agressief gedrag; 9. Andere
problemen. Een aantal subschalen vormen samen de schaal internaliserende
problemen, externaliserende problemen en de totaalscore. De score geeft
aanwijzingen op het gebied van problemen of DSM-pathologie. De scores worden
vertaald in T-scores en als volgt gescoord: *Klinisch - Grensgebied * Normaal*.
Wat betreft de betrouwbaarheid zijn zowel de interrater betrouwbaarheid als de
test-hertest betrouwbaarheid ruim voldoende. Zowel de inhoudsvaliditeit als de
constructvaliditeit zijn hoog.
De Outcome Rating Scale, ofwel ORS (Miller et al., 2002; Nederlandse vertaling:
Hafkenscheid, 2002) bestaat uit 4 zelfrapportage items, die vragen naar het
individueel, relationeel, sociaal en algeheel welbevinden. Er wordt gebruik
gemaakt van een visueel-analoge schaal: elk item wordt gescoord door een
markeerpunt te plaatsen op een lijn van 10 centimeter, waarbij lage scores zich
aan de linkerkant bevinden, en hoge scores aan de rechterkant. De score wordt
bepaald door het markeerpunt vanaf het begin van de schaal tot op de milimeter
nauwkeurig op te meten met een lineaal. Een hogere score is geassocieerd met
een beter welbevinden. Vervolgens worden de scores op de vier items opgeteld
tot een totaalscore. Wanneer de ORS na elke sessie wordt afgenomen, kan er een
grafiek gemaakt worden waarin de totaalscore wordt afgezet tegen het aantal
sessies, die snel inzichtelijk maakt of een cliënt voldoende vooruitgang boekt.
Wanneer er na de derde sessie onvoldoende verandering zichtbaar is (minder dan
5 punten verbetering), is er sprake van een verhoogd risico op afbreken van de
behandeling, en wordt een beroep gedaan op de behandelaar om de therapie bij te
sturen en de therapeutische relatie bespreekbaar te maken. Er is tevens een
versie voor kinderen beschikbaar (Child Outcome Rating Scale * CORS). Er zijn
slechts twee studies uitgevoerd naar de psychometrische kwaliteiten van de
lijst, vastgesteld in een niet klinische populatie. Beide onderzoeken vinden
een hoge interne consistentie. Cronbachs alpha .93 (Miller et al., 2003) en .97
(Bringhurst et al., 2006).
De Revised Child Anxiety and Depression Scale, ofwel RCADS (Oldehinkel, 2000;
Nauta, 2006) is een zelfrapportage vragenlijst voor jeugd in de leeftijd van 8
tot 18 jaar bestaande uit 47 items die zich richten op de symptomen van een
gegeneraliseerde angststoornis, maar ook op de symptomen van depressie. De
vragenlijst kent verschillende subschalen waaronder: separatie-angststoornis,
sociale fobie, gegeneraliseerde angststoornis, paniekstoornis,
obsessief-compulsieve stoornis en depressieve stoornis. Verder geeft het een
totale angstschaal en een totale internaliserende schaal. De items worden
gescoord op basis van een 4-punts schaal. Er is tevens een versie voor
ouders/verzorgers beschikbaar. De wetenschappelijke onderbouwing van de lijsten
werd gedaan door; Chorpita, Yim, Moffitt, Umemoto & Francis (2000).
Betrouwbaarheid, niet voorhanden voor Nederland of Vlaanderen.
Standaardisatieonderzoek gedaan door University of Hawaii: interne consistentie
van de schalen Cronbach apha*s tussen .78 en .88.
Achtergrond van het onderzoek
Kinderen maken regelmatig onaangename gebeurtenissen mee welke niet altijd als
traumatisch worden beschouwd (Jonkman et al., 2014). De DSM 5 schrijft voor dat
pas van een traumatische gebeurtenis mag worden gesproken wanneer een
gebeurtenis een feitelijke of dreigende dood, een ernstige verwonding of
seksueel geweld met zich meebrengt, oftewel als wordt voldaan aan het
zogenaamde *A-criterium* van levensbedreiging (American Psychiatric
Association, 2013). Pesten valt formeel niet onder dit zogenaamde *A-
criterium*. Binnen Karakter kinder- en jeugdpsychiatrie worden pestervaringen
echter veelvuldig gerapporteerd tijdens de intakeprocedure, met name binnen de
groep clienten van acht tot twaalf jaar oud. In de periode januari 2017 tot
januari 2018 werden 721 intakes gedaan binnen Karakter. Op de intakevragenlijst
welke voor aanvang van de intake door ouders (mogelijke samen met het kind)
wordt ingevuld, hebben 111 ouders/kinderen aangegeven te zijn gepest (Bron;
intakevragenlijst Karakter). Prevalantiecijfers over het voorkomen van pesten
(met name op school) worden geschat op ruim 30% (Solberg en Olweus, 2003) en is
daarmee een significante stressor voor kinderen en adolescenten.
Studies naar de psychische gevolgen van pesten bij zowel kinderen/adolecenten
als ook volwassenen tonen aan dat pesten van grote invloed is op het het
ontwikkelen van zowel somatische- als ook psychologische klachten zoals angst-
en stemmingsklachten, slaapproblemen, verhoogde prikkelbaarheid,
concentratieproblemen (Arseneault, Bowes, & Shakoor, 2010; Bowling & Beehr,
2006; Nielsen & Einarsen, 2012). Deze klachten zijn vergelijkbaar met de
symptomen passend bij een PTSS, waarbij onderzoek dit verband onderstreept
(Kreiner, Sulyok, & Rothenhausler, 2008; Leymann & Gustafsson, 1996; Matthiesen
& Einarsen, 2004; Tehrani, 2004). Of pesten gezien kan worden als
*levensbedreigend* is tot op heden echter onderwerp van discussie en heeft ook
met de komst van de DSM 5 niet tot een aanpassing van het *A-criterium* geleid.
Nielsen en collega*s (2015) toonden middels een meta-analyse aan dat
pestslachtoffers veelvuldig PTSS-klachten rapporteren en dat de pestervaring
zelf door slachtoffers wel degelijk als traumatisch wordt aangemerkt. Echter,
afgaande op de DSM 5 criteria blijft een PTSS-diagnose bij deze groep uit. Als
gevolg hiervan lopen zij een op verwerking gerichte behandelinterventie in de
praktijk vaak mis. Een zeer recente internationale studie onder adolescenten in
48 landen toonde aan dat het risico op suicidepogingen bij pestslachtoffers
driemaal zo hoog is ten opzichte van niet gepeste adolescenten (5,9%
suicidepogingen binnen de groep niet gepeste adolescenten versus 32,7%
suicidepogingen binnen de groep gepeste kinderen). De onderzoeksgroep
onderstreept de noodzaak voor de implementatie van effectieve en evidence based
behandelingen om pesten aan te pakken en zo het aantal suicides onder jongeren
terug te dringen (Koyanagi et al., 2019).
Er zijn in Nederland vele (*voorlopig goedgekeurde*) behandelmethoden
ontwikkeld ter preventie/voorkomen van pesten, te weten; Alles Kidzzz,
Kanjertraining, KiVa, Plezier op School, PRIMA, Porgramma Alternatieve
Denkstrategieen (PAD), Sta Sterk training, Taakspel en Vreedzame School (NJI,
2015).
Ook zijn er inmiddels behandelmethoden ontwikkeld voor de gevolgenschade van
pesten, met name gericht op de verbetering van een negatief zelfbeeld, te
weten; COMET-training (Competitive Memory Training, Korrelboom 2011) en/of EMDR
*zoekstrategie rechtsom* (Beer & De Roos, 2017). Beide interventies zijn
technieken binnen de geintegreerde cognitieve gedragstherapie, welke geplaatst
kunnen worden onder interventies die direct of indirect de emotionele betekenis
van een US/UR-representatie, passend binnen de zogenaamde betekenisanalyse
(BA), herevalueren (Korrelboom & Ten Broeke, 2014). COMET richt zich op het
versterken van positieve geheugenrepresentaties, door (1) dergelijke
representaties van positieve persoonlijke kenmerken emotioneel saillanter te
maken, (2) deze herhaaldelijk te activeren en (3) uiteindelijk aan de
negatief-beladen stimulus te koppelen (Korrelboom & Ten Broeke, 2014). *EMDR
rechtsom* richt zich op het verminderen van negatieve geheugenrepresentaties,
door drie tot vijf herinneringen uit de leergeschiedenis te bewerken die als
het ware voor de client nu nog steeds bewijzen dat hij/zij waardeloos is (of
een andere negatieve kernopvatting) (ten Broeke et al., 2014).
Uit de praktijk blijkt dat clienten met langdurige pestervaringen vaak een
allesomvattend negatief zelfbeeld hebben, welke zich kan uiten in een
uitspraak/opvatting over zichzelf als persoon; *ik ben waardeloos*. Deze
clienten zijn niet in staat ook maar één enkele enigsinds geloofwaardige
positieve eigenschap te benoemen die in tegenspraak is met zijn/haar negatieve
zelfbeeld, iets wat volgens de auteurs van COMET een belangrijke voorwaarde is
voor het welslagen van de interventie. Ook onderzoek toont aan dat COMET voor
deze groep nog een stap te ver is (Ten Broeke, Van der Heiden, Meijer &
Hamelink, 2008). Ook *EMDR rechtsom* mag dan veelbelovend lijken,
onderzoeksresultaten naar deze behandelinterventie zijn tot op heden wisselend
waarbij de werkzaamheid ervan tot op heden nog onvoldoende is aangetoond
(Griffioen, 2017). Wat onder andere uit onderzoek naar voren komt is dat binnen
de EMDR rechtsom het arouselniveau van de opgeroepen targetbeelden die
*bewijslast* leveren voor het ontstaan en voortbestaan van de opvatting van de
client over zichzelf doorgaans te laag is om maximale verwerking te
bewerkstelligen (Littel et al., 2017).
Imaginaire rescripting (ImRs) lijkt beide voorgenoemde belemmeringen weg te
kunnen nemen en zo uitkomst te bieden voor deze groep clienten. Imaginaire
rescripting (hierna te noemen ImRs) is een verwerkingsgerichte techniek met als
doel het herevalueren van pijnlijke herinneringen. Deze techniek lijkt dan ook
uitermate geschikt voor de verwerking van pestervaringen bij die groep clienten
die als gevolg van deze pesteraringen PTSS-klachten hebben ontwikkeld. ImRs is
een experientiele (ervaringsgerichte) interventie die reeds veelvuldig wordt
toegepast binnen de schemagerichte cognitieve gedragstherapie (SFT) bij onder
andere volwassenen met persoonlijkheidsstoornissen, maar ook bij jongeren met
persoonlijkheisstoornissen in wording (Loose et al., 2015). ImRs is daarbij
geen volledige behandeling, maar maakt onderdeel uit van een breder pakket aan
interventies. Binnen de ImRs worden met name negatieve *oude* ervaringen
geherevalueerd die naar veronderstelling hebben bijgedragen aan het ontstaan en
nog steeds bijdragen aan het in stand houden van de problemen waarvoor de
client nu hulp zoekt (Arntz, 2011). De traumatische herinnering (bijvoorbeeld
herinneringen aan pestervaringen) worden tijdens de imaginatie geactiveerd en
door de client opnieuw actief doorgemaakt waarna de client (of bij jongeren de
therapeut) in de opgeroepen herinnering actief verandering moet aanbrengen.
ImRs geldt (nog) niet als bewezen effectieve interventie voor het behandelen
van PTSS waardoor deze methode doorgaans niet primair wordt ingezet bij een
PTSS en/of PTSS-gerelateerde klachten. In de klinische praktijk wordt deze
interventie echter wel veelvuldig toegepast als *stand alone* interventie, en
zou de werkzaamheid ervan blijken uit wetenschappelijk onderzoek en meerdere
*single cases* (o.a. Kunze, 2018; Arntz, Sofi & van Breukelen, 2015; Raabe,
Ehring, Marquenie, Olff & Kindt, 2015; Arntz, Tiesema & Kindt, 2007; Grunert,
Weis, Smucker & Christianson, 2007).
Doel van het onderzoek
Dit onderzoek heeft als doel imaginaire rescripting (ImRs) als *stand alone*
interventie te onderzoeken bij clienten in de leeftijd van acht tot twaalf
jaar, waarbij pestervaringen hebben geleid tot klachtgedrag (emotionele
problemen, depressieve klachten, angstklachten, lichamelijke klachten en/of een
laag zelfvertrouwen).
Onderzoeksopzet
Het onderzoek kan getypeerd worden als *quasi-experimenteel*, middels een
*pretest-posttest* design. Binnen dit design worden gerapporteerde
PTSS-gerelateerde klachten bij zowel de interventieconditie als bij de
controlegroep zowel voor- als na de interventie gemeten, om op deze wijze een
eventuele verandering in klachten in kaart te kunnen brengen door de uitkomsten
op vragenlijsten van de voor- en nameting met elkaar te vergelijken.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Interventiegroep: In navolging op Korrelboom en Ten Broeke (2014) wordt de interventie als volgt toegepast en in navolging van Loose en collega>s (2015) aangepast voor kinderen/jongeren; Geincludeerde clienten volgen een kortdurend behandelpogramma bestaande uit een vijftal ImRs-sessies van elk zestig minuten, waarbij de interventie wordt toegepast op de meeste beladen pestervaringen (aan de hand van een SUD score). Van de ImRs-sessies wordt een audio-opname gemaakt (per telefoon of per voicerecorder) welke de client thuis tussen de sessies door driemaal verspreid over de week beluistert. In het kader van dit onderzoek zal een protocol ImRs worden uitgewerkt voor de deelnemende therapeuten met daarin de aangepaste ImRs-variant voor kinderen en jongeren. Deze aanpassing bestaat voornamelijk uit actieve rescripting door de therapeut in tegenstelling tot rescripting door de client zelf (zoals bij ImRs volwassenen wel gebruikelijk is). Kinderen en jongeren zijn voor het inschakelen van hulp in het dagelijks leven nog (sterk) afhankelijk van de volwassenen om hen heen. Loose en collega>s adviseren therapeuten dan ook om tijdens de rescripting (imaginair) actief bescherming te bieden door als volwassene voor het kind op te komen tegen de pesters.
Inschatting van belasting en risico
Lage belasting
Laag risico
Geicludeerde patiënten (kinderen van 8-12 jaar) volgen een kortdurend
behandelpogramma bestaande uit een vijftal ImRs-sessies van elk zestig minuten,
waarbij de interventie wordt toegepast op de meeste beladen pestervaringen (aan
de hand van een SUD score).
Ouders vullen een aantal korte vragenlijsten in. Tijdens de sessies worden
kinderen gevraagd een aantal korte vragenlijsten in te vullen. Deze
vragenlijsten worden veelvuldig tijdens behandelingen gebruikt en zijn minimaal
belastend voor jongeren en ouders.
De controle groep krijgt care as usual (geen specifieke behandeling voor
pesten). Ouders van deze groep wordt gevraagd om een twee keer een extra
vragenlijst in te vullen.
Algemeen / deelnemers
Reinier Postlaan 12 Reinier Postlaan 12
Nijmegen 6525 GC
NL
Wetenschappers
Reinier Postlaan 12 Reinier Postlaan 12
Nijmegen 6525 GC
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Alle aangemelde cliënten binnen Karakter in de leeftijd van acht tot twaalf
jaar waarbij op de intakevragenlijst en/of gedurende de intake pestervaringen
worden gerapporteerd en waarbij sprake is van PTSS-gerelateerde klachten.
Bereidheid om mee te werken aan het onderzoek (informed consent).
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
- Voldoet aan de diagnose PTSS conform DSM 5 criteria inclusief A-criterium.
- Vertoont acuut suïcidaal gedrag waarvoor opname geïndiceerd is.
- Ernstige psychiatrische problematiek die om (directe) en/of andere
behandeling vraagt.
- Volgt reeds een andere evidence based verwerkingsgerichte (psycho)therapie
gedurende de looptijd van de interventie.
- Intelligentieniveau <75
- Er is sprake van een autisme spectrum stoornis (ASS) met een nadrukkelijke
belemmering in het voorstellend vermogen.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL73603.091.20 |