Het hoofddoel van deze studie is het onderzoeken van de hersenfunctie tijdens fear conditioning en beloning/straf-condities in relatie tot persistentie en desistentie van DBD beginnend op de kinderleeftijd, door middel van functional magnetic…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Persoonlijkheids- en gedragsstoornissen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Verschil in BOLD-response (een fMRI-maat die bloedstroom naar hersengebieden
weergeeft, hetgeen een indicatie is van de activiteit in deze gebieden) in de
betrokken hersengebieden tijdens fear conditioning en
beloning/straf-anticipatie en verwerking.
*Amendement genetica*: genetische varianten (Single Nucleotide Polymorphisms,
SNPs), gen expressie.
'Amendement Wave 5': (1) Differentiële BOLD-respons in relevante neuronale
netwerken tijdens evaluatie van het zelfbeeld, sociaal beloningsleren en
impulscontrole, (2) ontwikkelingsveranderingen in hersenstructuur en (3)
stabiliteit van antisociaal gedrag in de tijd.
'Amendement EEG/Justitie': (toevoeging aan wave 5): EEG signaal, criminele
recidive op basis van officiele registratie systemen [politie/justitie] en
cybercriminaliteit.
Secundaire uitkomstmaten
Fear conditioning (contingentie van CS en US op basis van huidgeleiding,
zelfgerapporteerde opwinding en emotionele waardering), beloning- en
strafanticipatie, zelfgerapporteerde criminele recidive.
'Amendement genetica*: netwerken van functioneel gerelateerde genen,
epigenetische veranderingen.
'Amendement Wave 5': gedrag op affectieve controle, sociaal leren van angst en
moreel leren, zelfgerapporteerde criminele recidive, testosteron.
'Amendement EEG/Justitie': -
Achtergrond van het onderzoek
"Fear conditioning" is het proces waarbij een voorheen neutrale conditioned
stimulus (CS+) wordt geassocieerd met een aversieve en angst-inducerende
unconditioned stimulus (US), waardoor de CS+ ook zelf intrinsiek aversief wordt
(Pavlov 1927). Volgens Eysenck*s theorie over de ontwikkeling van antisociaal
gedrag (1977) is fear conditioning een essentieel onderdeel van de morele
socialisatie in de normale ontwikkeling van een kind. Een tekortkoming hierin
kan daarentegen leiden tot een gebrekkige gewetensontwikkeling en op die manier
de kans op een antisociale ontwikkeling vergroten. Conform deze theorie is bij
volwassen antisociale populaties aangetoond dat deze minder goed
conditioneerbaar zijn dan controles (Hare 1978, Raine 1993). Studies die in
jeugdige antisociale populaties onderzoeken of beperkte fear conditioning
inderdaad bijdraagt aan ontwikkeling- en persistentie van antisociaal gedrag op
jonge leeftijd zijn schaars. Hoewel nieuwe neuroimaging-technieken de bij fear
conditioning betrokken hersengebieden en -functies beter in kaart hebben
gebracht is er tot op heden geen enkele neuroimaging studie gedaan naar fear
conditioning in jeugdige antisociale populaties.
Een andere hypothese over de ontwikkeling van antisociaal gedrag is dat
antisociale populaties in vergelijking met controles een verhoogde gevoeligheid
voor beloning en een verminderde gevoeligheid voor straf hebben (Shapiro et al
1988, Fowles 1980). Hoewel dit fenomeen gedragsmatig is onderzocht in kinderen
met Disruptive Behaviour Disorder (DBD) (Matthys et al 2004), zijn er meer
studies nodig om deze bevindingen in jeugdige delinquente populaties te
reproduceren en de onderliggende hersenmechanismen gerelateeerd aan deze
karakteristieken te identificeren, daar dergelijk onderzoek tot op heden niet
gedaan is. Proefpersonen zullen worden gerecruteerd uit een uniek groot cohort
adolescenten met een politiecontact voor hun twaalfde levensjaar in de
voorgeschiedenis, die hebben deelgenomen aan de drie voorgaande metingen van
een lopend longitudinaal project naar de ontwikkeling van jeugdig antisociaal
gedrag (Van Domburgh et al 2009). Deelnemers die eerder zijn gediagnosticeerd
met een DBD beginnnend op de kinderleeftijd zullen worden geselecteerd,
psychiatrisch worden heronderzocht in het kader van dit voorstel, en worden
opgedeeld in twee subgroepen: degene die opnieuw voldoen aan de criteria voor
een DBD-diagnose (persistent patroon van DBD; DBD-p) versus degene die daar
inmiddels niet meer aan voldoen (desistent patroon van DBD; DBD-d). Deze
subgroepen zullen worden vergeleken met elkaar en met gezonde controles in een
neuroimaging protocol bestaande uit een fear conditioning en een
beloning/straf-anticipatie-paradigma. Daarnaast zal uit hetzelfde cohort een
groep worden geselecteerd met subklinische levels van DBD om zo de
onderzoekspopulatie uit de breiden. Dit maakt het mogelijk de relatie tussen
hersenfuncties en dimensionele maten te kunnen bestuderen, alsook ook
interacties tussen hersenfuncties en omgeving in relatie tot antisociaal
gedrag. Tenslotte wordt de rest van het cohort benaderd om meer inzicht te
krijgen in klinische uitkomsten in de gehele twaalfminnerspopulatie, en
psychosociale risico- en protectieve factoren daarvoor.
Onze hypothese is, ten eerste, dat jongeren met DBD beginnend op de
kinderleeftijd een verminderde fear conditioning zullen laten zien en dat dit
fenomeen geassocieerd is met een verschil in functie, connectiviteit en
structuur van de hierbij betrokken hersengebieden. Ten tweede verwachten we dat
deze jongeren gevoeliger zullen zijn voor beloning en minder gevoelig voor
straf, hetgeen wij ook weer verwachten terug te zien in veranderde functie,
connectiviteit en structuur van de hierbij betrokken hersengebieden. Ten derde
verwachten we dat deze potentiele beperkingen in fear conditioning en
beloning/strafgevoeligheid sterker aanwezig zijn in de DBD-p subgroep dan in de
DBD-d subgroep. Ten vierde verwachten we dat biosociale interacties toevoegen
aan proportie variantie in antisociaal gedrag dat wordt verklaard door hoofd
effecten van biologische en sociale risicofactoren. Tenslotte wordt verwacht
dat met name psychiatrische co-morbiditeit en gezinsfactoren voorspellend zijn
voor een antisociale ontwikkeling.
In de genetische follow-up (*Amendement genetica*) zal het eerdere
MRI-onderzoek worden gecomplementeerd met genetisch onderzoek. Parallel aan de
opkomst van nieuwe neuroimaging-technieken, heeft ook de genetica een enorme
ontwikkeling doorgemaakt. De laatste paar decennia zijn er baanbrekende
ontdekkingen gedaan op het gebied van de genetica waardoor de genetische aanleg
voor psychiatrische aandoeningen beter in kaart kan worden gebracht. Inmiddels
weten we dat veel aandoeningen en gedragsvormen een verhoogde genetische
predispositie kennen, dit geldt tevens voor antisociaal gedrag. Tweeling en
adoptiestudies laten zien dat ongeveer de helft van de individuele verschillen
in antisociaal gedrag verklaard kan worden uit genetische factoren. Echter,
gezien de fenotypische heterogeniteit en complexe genetische aard van
antisociaal gedrag, blijft het lastig de onderliggende etiologische factoren in
kaart te brengen. Het voorgestelde onderzoek stelt zich dan ook ten doel om de
genoemde complexiteit te lijf te gaan met een innovatieve, geïntegreerde
strategie op het snijvlak van de genetica en het brein. Door de bevindingen op
moleculair niveau te relateren aan bevindingen op hersenniveau trachten wij te
achterhalen welke mechanismen ten grondslag liggen aan de antisociale
ontwikkeling van jongeren.
In de vijfde wave van dit onderzoek (*Amendement Wave 5*) zal een nieuw
meetmoment worden uitgevoerd. In dit meetmoment staat centraal dat niet alle
antisociale jongeren met hetzelfde initiële risico tot dezelfde uitkomst komen
(dwz multifinaliteit), en zelfs als ze dat doen, vertonen ze vaak verschillende
trajecten ('equifinality'; Odgers et al., 2008). Een cruciale vraag die open
blijft is het ontrafelen van de onderliggende mechanismen die kunnen verklaren
waarom sommige jongeren volharden in het vertonen van antisociaal gedrag,
terwijl anderen dat niet doen (d.w.z. een afnemend traject van antisociaal
gedrag in adolescentie en volwassenheid). Een beter begrip van de mechanismen
die van invloed kunnen zijn op antisociale ontwikkeling zal bijdragen tot de
ontwikkeling van effectieve preventie- en interventieprogramma's (Somma,
Andershed, Borroni, Salekin & Fossati, 2018; Lee, 2018). Het 12-minners cohort
bevindt zich nu in de leeftijd van jong volwassenheid. Een periode waarin we
goed de balans kunnen opmaken hoe het met deze personen gaat. Gebaseerd op het
netwerkmodel voor sociale informatieverwerking van Nelson-en collega's (2016),
zullen we drie mechanismen onderzoeken die mogelijk de twee verschillende
ontwikkelingstrajecten ontrafelen (persistent versus desistent): zelfconcept,
(sociaal) beloningsleren en impulscontrole. Deze processen zijn in verband
gebracht met delen van het sociale breinnetwerk die gevoelig zijn voor sociale
ervaringen en temperamenten, en bieden daardoor een uitgebreide beoordeling van
sociale hersenontwikkeling.
Amendement 'EEG/Justitie' betreft het toevoegen van drie extra maten op de Wave
5 meting die binnenkort van start gaat, namelijk:
i) 1 extra vragenlijst om cybercriminaliteit,
ii) het aanvragen van justitie/politie gegevens om recidive van de
participanten in kaart te brengen via officiele cijfers (zelfrapportage
antisociaal gedrag is al opgenomen in de oorspronkelijke wave 5 amendement) en
iii) EEG opname toe te voegen aan de morele leertaak om zo ook de neurale
correlaat van de morele taak te kunnen koppelen aan de neurale correlaat op
sociaal beloningsleren. Op deze wijze krijgen we inzicht in zowel de spatiele
als temporele neurale correlaten van sociaal leren.
Referenties:
Eysenck HJ. Crime and personality. 1977 (3rd ed.) St. Albans, Hertfordshire,
England: Paladin.
Fowles DC. The three arousal model: implications of gray's two-factor learning
theory for heart rate, electrodermal activity, and psychopathy.
Psychophysiology 1980 17(2): 87-104.
Hare RD. Electrodermal and cardiovascular correlates of psychopathy. In: RD
Hare & D Schalling [eds.] Psychopathic behaviour: approaches to research. 1978
New York: Wiley.
Lee, S. S. (2018). Multidimensionality of youth psychopathic traits: Validation
and future directions. Journal of Psychopathology and Behavioral Assessment,
1-7.
Matthys W, van Goozen SH, Snoek H, van Engeland H. Response perseveration and
sensitivity to reward and punishment in boys with oppositional defiant
disorder. Eur Child Adolesc Psychiatry 2004 13(6):362-4.
Nelson, E. E., Jarcho, J. M., & Guyer, A. E. (2016). Social re-orientation and
brain development: An expanded and updated view. Developmental cognitive
neuroscience, 17, 118-127.
Odgers, C. L., Moffitt, T. E., Broadbent, J. M., Dickson, N., Hancox, R. J.,
Harrington, H., ... & Caspi, A. (2008). Female and male antisocial
trajectories: From childhood origins to adult outcomes. Development and
psychopathology, 20(2), 673-716.
Pavlov IP. Conditioned reflexes: an investigation of the physiological activity
of the cerebral cortex (translated and edited by Anrep GV). 1927 University
Press, Oxford.
Raine A. The psychopathology of crime: Criminal behaviour as a clinical
disorder. 1993 San Diego, CA, USA: Academic Press, Inc.
Shapiro SK, Quay HC, Hogan AE, Schwartz KP (1988). Response perseveration and
delayed responding in undersocialized aggressive conduct disorder. Journal of
Abnormal Psychology 1988 97: 371-373.
Somma, A., Andershed, H., Borroni, S., Salekin, R. T., & Fossati, A. (2018).
Psychopathic Personality Traits in Relation to Self-report Delinquency in
Adolescence: Should We Mind About Interaction Effects? Journal of
Psychopathology and Behavioral Assessment, 1-10.
Van Domburgh L, Vermeiren R, Blokland AA, Doreleijers TA. Delinquent
Development in Dutch Childhood Arrestees: Developmental Trajectories, Risk
Factors and Co-morbidity with Adverse Outcomes during Adolescence. J Abnorm
Child Psychol 2009 37(1):93-105.
Doel van het onderzoek
Het hoofddoel van deze studie is het onderzoeken van de hersenfunctie tijdens
fear conditioning en beloning/straf-condities in relatie tot persistentie en
desistentie van DBD beginnend op de kinderleeftijd, door middel van functional
magnetic resonance imaging (fMRI) in een groot cohort adolescenten met een
politiecontact voor het twaalfde levensjaar in de voorgeschiedenis. Daarbij zal
ook de connectiviteit tussen de bij fear conditioning en
beloning/strafverwerking betrokken hersengebieden worden onderzocht middels
diffusion tensor imaging (DTI; een fMRI-techniek), terwijl ook de structuur
middels T1-gewogen MRI zal worden onderzocht.
De belangrijkste doelstelling van het *Amendement genetica* is om te testen
welke functionele gen sets gerelateerd zijn aan bepaalde brein endofenotypes
(hersenstructuur, functie en connectiviteit) van antisociaal gedrag in een
cohort van jeugdige delinquenten. Het achterliggende doel hierbij is zodoende
het inzicht te verhogen in welke biologische paden betrokken zijn bij de
antisociale ontwikkeling van jongeren.
Het hoofddoel van dit 'amendement wave 5' is om nader te onderzoeken welke
onderliggende mechanismen kunnen verklaren
waarom sommige jongeren volharden in het tonen van antisociaal gedrag, terwijl
anderen dat niet doen. Hier onderzoeken we drie
kandidaat-mechanismen en hun neurobiologische onderbouwing: zelfconcept,
(sociaal) beloningsleren en impulscontrole.
Secundaire doelstellingen omvatten gedragsonderzoek van affectieve controle,
sociaal leren van angst en moreel leren.
Amendement 'EEG/Justitie' heeft hetzelfde hoofddoel als 'amendement wave 5'.
Het meenemen van justitie/politie gegevens is essentieel om de twee groepen
niet alleen op basis van zelfrapportage maar ook op basis van officiele
rapportages te kunnen indelen. EEG toevoeging aan de morele leertaak geeft de
unieke mogelijkheid om naar de temporele neurale correlaten te kijken die
direct gekoppeld kunnen worden aan de spatiele neurale correlaten van de
sociale beloningstaak die in Wave 5 al is opgenomen.
Onderzoeksopzet
Deze studie is een non-therapeutische observationele cross-sectionele studie.
Het betreft de vierde meting in een voortdurend longitudinaal project (Van
Domburgh et al 2009).
In het *Amendement genetica* zal DNA worden verzameld bij 250 participanten. De
deelnemers worden vooraf schriftelijk geïnformeerd over het onderzoek en
gevraagd of zij willen deelnemen. De speekselafname zal plaatsvinden tijdens
een huisbezoek aan de deelnemers, waarbij zij de instructie krijgen in een DNA
kit te spugen. Het DNA wordt vervolgens in het lab geëxtraheerd uit het
speeksel waarop de Single Nucleotide Polymorphisms (SNPs) kunnen worden
gegenotypeerd. Deze SNPs representeren de variatie in het menselijk genoom en
worden verder onderzocht in een genetische associatie analyse waarbij we
gebruik maken van een recent ontwikkelde gen-netwerk aanpak. Hiermee verwachten
we functioneel gerelateerde gen-groepen te identificeren die geassocieerd zijn
met een verminderde functie, connectiviteit en structuur van de hersengebieden
die een rol spelen bij antisociaal gedrag. Tevens willen we gebruikmakend van
het al verkregen speeksel - onder voorbehoud van financiering - onderzoeken in
hoeverre bepaalde omgevingsfactoren in de kindertijd, zoals kindermishandeling,
veranderingen teweeg kunnen brengen in het humane epigenoom. Hiermee trachten
we te achterhalen of negatieve omgevingsfactoren via epigenetische modificaties
kunnen leiden tot een verhoogde kans op antisociaal gedrag. Daarnaast worden er
twee korte vragenlijsten afgenomen, de eerste betreft algemene biometrische
kenmerken (lengte, gewicht, huidplooi, wijsvinger-ringvinger-index en
hip-to-waist ratio). De tweede vragenlijst is het MINI-International
Neuropsychiatrisch Interview (MINI), die zal worden gebruikt om de diagnose
antisociale persoonlijkheidsstoornis stoornis (ASPD) te meten. De MINI is een
kort gestructureerd diagnostisch
psychiatrisch interview voor psychiatrische stoornissen uit de DSM-IV en ICD-10
en de afname van het ASPD gedeelte zal ongeveer 5 minuten in beslag nemen. In
overeenstemming met de diagnostische criteria voor de vijfde editie van de
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5), zullen we het
MINI interview aanvullen met een klein aantal items teneinde ASPD volledig
diagnostisch in kaart te brengen alsmede 2 items om het rookgedrag te meten. We
zullen tevens een callous-unemotional specifier aan de diagnose Conduct
Disorder toevoegen, zodat deze psychopathiemaat kan worden gebruikt in
combinatie met de bestaande subtypes van CD zoals gemeten in onze eerdere
studies. Deze callous-unemotional specifier bestaat uit slechts 4 items en meet
de aanwezigheid van psychopathische eigenschappen. We verwachten dat de
vragenlijsten in totaal niet meer dan 30 minuten in beslag nemen.
Op basis van deze genetische follow-up (*Amendement genetica*) wordt geprobeerd
tot een uitspraak te komen over de relatieve invloed van genetische factoren op
de hersenstructuur/functie in de antisociale populatie. Er worden geen
uitspraken gedaan over de erfelijke belasting van een individu en het onderzoek
heeft derhalve geen consequenties voor het relatieve risico op een ziekte bij
verwanten. Alle uitspraken zijn uitsluitend geldig voor populaties. Alle
persoonlijke gegevens worden strikt vertrouwelijk behandeld. De gegevens worden
altijd apart van persoonsgegevens in gecodeerde vorm opgeslagen en verwerkt. In
de wetenschappelijke verslaggeving wordt niet herkenbaar over individuele
personen gerapporteerd
Het vijfde meetmoment ('amendement wave 5') is ook een niet-therapeutisch
observationeel onderzoek. Het vijfde meetmoment is een vervolg op het vierde
meetmoment na 7 - 8 jaar. Dit vijfde meetmoment omvat een herbeoordeling van
gedragsmatige, neuropsychologisch en
structurele MRl-metingen uit het 4e meetmoment. Het fMRl-deel verschilt echter
van het vierde meelmoment doordat andere taken
in de scanner worden uitgevoerd: een zelfconcepttaak, sociaal beloningslerende
taak en impuls controletaak. Daarnaast worden
drie gedragstaken opgenomen naar affectieve controle, sociaal leren van angst
en moreel leren. Verder verzamelen we ook
speekselmonsters voor hormoonmetingen. Alle metingen zijn niet-invasief.
Het amendement 'EEG/Justitie' voegt aan het protocol van Wave 5 een vragenlijst
over cybercriminaliteit toe, opvragen van justitie/politie gegevens, en EEG
meting onder de morele leertaak.
Van Domburgh L, Vermeiren R, Blokland AA, Doreleijers TA. Delinquent
Development in Dutch Childhood Arrestees: Developmental Trajectories, Risk
Factors and Co-morbidity with Adverse Outcomes during Adolescence. J Abnorm
Child Psychol 2009 37(1):93-105.
Inschatting van belasting en risico
Het betreft een non-therapeutische observationale studie: hoewel er geen direct
voordeel kan worden verwacht voor deelnemers, poogt dit onderzoek inzicht in de
mechanismen die ten grondslag liggen aan pathogenese en persistentie versus
desistentie van DBD beginnend op de kinderleeftijd te vermeerderen.
*Amendement genetica*: de belasting van dit onderzoek voor de proefpersonen is
minimaal. Het betreft immers enkel een eenmalige speekselafname en de
beantwoording van twee korte vragenlijsten. Het is te verwachten dat de
resultaten van het DNA onderzoek geen betekenis hebben voor de proefpersonen in
de zin van een diagnose of een duidelijk verhoogde kans op een bepaalde
aandoening. Er zal dan ook geen individuele diagnostiek plaatsvinden en de
deelnemers worden niet ingelicht over de resultaten.
' Amendement Wave 5': Voor de vijfde meting zullen de lasten, voordelen en
risico's naar verwachting vergelijkbaar zijn met die van de vierde meting. De
MRI-procedure wordt met l0 minuten verlengd (resulterend in een totaal van
zestìg minuten), aangezien de deelnemers nu
jongvolwassenen zijn en daardoor beter in staat zijn om taken gedurende een
(iets) langere periode uit te voeren.
'Amendement EEG/Justitie': Voor de aanvulling op de vijfde meting zullen de
voordelen en risico's vergelijkbaar zijn met die van de vierde/vijfde meting.
Er zal nu wel EEG opname (68 channel) worden toegevoegd aan de morele leertaak,
hetgeen ongeveer 40 minuten extra tijd kost.
Algemeen / deelnemers
Biesbosch 67
Duivendrecht. 1115 HG
NL
Wetenschappers
Biesbosch 67
Duivendrecht. 1115 HG
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Proefpersoon maken deel uit van 12-minners-cohort.
Of controle groep: proefpersonen met hetzelfde opleidingsniveau (MBO niveau
3,4) en leeftijdscategorie als het 12-minners cohort (19 - 25 jaar)
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Metaalsplinters in het oog. Cardiale pacemaker, metalen vaatclips,
cochlea-implantaat, kunst-hartkleppen, andere implantaten of metalen objecten
in het lichaam (bv. niet-verwijderbare piercings) die niet compatibel zijn met
een sterk magnetisch veld. Gebruik van medicatie die de hersenfunctie
beïnvloedt, behalve kortwerkende middelen die voor de duur van twee dagen,
vanaf de dag voorafgaande aan het MRI-onderzoek, gestopt kunnen worden. In het
laatste geval vindt overleg plaats met behandelend arts. Zwangerschap.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL28844.029.09 |