De studie zal de veiligheid en verdraagbaarheid van BI 685509 onderzoeken bij patiënten met CSPH bij gecompenseerde cirrose als gevolg van HBV, HCV en NASH met of zonder T2DM en de combinatie van BI 685509 en empagliflozine bij patiënten met CSPH…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Vasculaire hypertensieaandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Het primaire eindpunt is de procentuele verandering in HVPG vanaf baseline
(gemeten in mmHg) na 8 weken behandeling.
Secundaire uitkomstmaten
- Respons gedefinieerd als > 10% reductie vanaf baseline HVPG (gemeten in mmHg)
na 8 weken behandeling
- Het optreden van een of meer decompensatiegebeurtenissen (d.w.z. ascites,
varices-bloedingen en/of hepatische encefalopathie) tijdens de
behandelingsperiode van 8 weken
- Optreden van CTCAE graad 3 (of hoger) hypotensie of syncope op basis van het
oordeel van de onderzoeker, tijdens de behandelingsperiode van 8 weken
- Stoppen met de studie vanwege hypotensie of syncope tijdens de
behandelingsperiode van 8 weken
Achtergrond van het onderzoek
Portale hypertensie (PH) is het eerste en belangrijkste gevolg van cirrose en
is verantwoordelijk voor de meeste van zijn complicaties. De enige momenteel
goedgekeurde klinische behandeling om PH-gerelateerde decompenserende
gebeurtenissen te voorkomen bij patiënten met gecompenseerde cirrose zijn:
• endoscopische varices ligaties of,
• off-label gebruik van niet-selectieve bètablokkers (NSBB's) of carvedilol
voor de profylaxe van een eerste varicesbloeding.
Niet alle patiënten met PH bereiken echter een hemodynamische respons met deze
huidige behandel opties. NSBB's en carvedilol worden momenteel gebruikt om
complicaties van cirrose te voorkomen en de overleving van patiënten te
verbeteren. Deze voordelen treden slechts op bij minder dan de helft van de
behandelde patiënten, en meestal bij degenen die een substantiële afname van de
portale druk bereiken. Er blijft een unmet need bestaan voor een aanzienlijk
aantal patiënten die behandeling met
NSBB's of carvedilol niet kunnen verdragen vanwege een verlaagde systemische
bloeddruk (BP) en hartslag (HR), en die een hoger risico lopen op verdere
progressie naar decompensatie.
Daarom is er een bestaande onvervulde medische behoefte om de portale druk te
verminderen en om leverperfusie te verbeteren in deze populatie van patiënten
met PH en vooral klinisch significant
portale hypertensie (CSPH) en gecompenseerde cirrose. CSPH wordt geassocieerd
met een verhoogd risico op het ontwikkelen van varices, klinische decompensatie
(ascites, varices bloedingen en hepatische encefalopathie), postoperatieve
decompensatie en hepatocellulair carcinoom.
Doel van het onderzoek
De studie zal de veiligheid en verdraagbaarheid van BI 685509 onderzoeken bij
patiënten met CSPH bij gecompenseerde cirrose als gevolg van HBV, HCV en NASH
met of zonder T2DM en de combinatie van BI 685509 en empagliflozine bij
patiënten met CSPH bij gecompenseerde cirrose als gevolg van NASH met T2DM,
respectievelijk boven op de standaardbehandeling. Het primaire doel is om de
procentuele verandering in HVPG vanaf baseline te bepalen, gemeten na 8 weken.
Onderzoeksopzet
Patiënten die deel zullen nemen aan de studie worden gescreend op geschiktheid
nadat ze het toestemmingsformulier hebben ondertekend. De screeningsperiode
bestaat uit maximaal 3 bezoeken (bezoeken 1a, b en c) en duurt maximaal 6
weken. Patiënten kunnen van het ene bezoek naar het volgende gaan wanneer de
geschiktheid van het vorige bezoek is bevestigd. Patiënten die geschikt blijven
en die deze periode met succes doorlopen, gaan door naar de 8 weken durende
open-label, behandelperiode.
In totaal zullen 80 patiënten deelnemen aan de studie met 20 patiënten in de
HBV-arm (behandelingsgroep 1: alleen 3 mg BID BI 685509), 20 patiënten in de
HCV-arm (behandelingsgroep 2: alleen 3 mg BID BI 685509) en 40 patiënten in de
NASH-armen (behandelgroep 3 en 4). NASH-patiënten zonder diagnose van T2DM
kunnen alleen in behandelingsgroep 3 terechtkomen (alleen 3 mg BID BI 685509)
bij bezoek 2. NASH-patiënten met diagnose van T2DM worden bij bezoek 2
gerandomiseerd in een 1:1 verhouding in behandelingsgroep 3 (alleen 3 mg BID BI
685509) of behandelingsgroep 4 (3 mg BID BI 685509 + 10 mg QD empagliflozine).
Na randomisatie bij bezoek 2, zullen patiënten beginnen met de inname van de
onderzoeksmedicatie en zullen ze een dosistitratieperiode van BI 685509 ingaan.
Na de dosistitratieperiode, en als de dosis wordt verdragen, blijven de
patiënten op hun maximale dosis BI 685509 voor de rest van de
behandelingsperiode totdat ze het einde van de behandeling (EoT)-bezoek en 8
weken behandeling bereiken. Patiënten in behandelingsgroep 4 krijgen vanaf
bezoek 2 een vaste dosis van 10 mg eenmaal daags empagliflozine naast BI
685509. Na de behandelingsperiode van 8 weken zullen alle patiënten een
follow-up periode van 4 weken ingaan zonder inname van de onderzoeksmedicatie.
Zie protocolsectie 3.1
Onderzoeksproduct en/of interventie
Behandeling van 8 weken bestaande uit een dosistitratieperiode van 2 weken en een onderhoudsperiode van 6 weken. 20 patiënten in de HBV-arm: behandelgroep 1 met 3 mg BID BI 685509 20 patiënten in de HCV-arm: behandelgroep 2 met 3 mg BID BI 685509 20 patiënten in de NASH-patiëntenarm met of zonder diagnose van T2DM: behandelgroep 3 met 3 mg BID BI 685509 20 patiënten in de NASH-patiëntenarm met diagnose T2DM: behandelgroep 4 met 3 mg BID BI 685509 + 10 mg QD empagliflozine Zie protocolsectie 4.1
Inschatting van belasting en risico
Belasting:
Deelnemers zullen in een periode van maximaal 18 weken, 10 keer naar het
ziekenhuis moeten komen. Tijdens de bezoeken aan het ziekenhuis worden de
volgende handelingen gedaan (totaal aantal tijdens de hele studie):
- Lichamelijk onderzoek: 2x (plus in geval de onderzoeker het nodig acht)
- Bloeddruk en hartslag meting: 8x (3 maal tijdens visites 2-5)
- Lengte, gewicht, en taille- en heupomtrek meten: 8x
- ECG: 8x (3 maal tijdens visites 2-5)
- Bloedafname: 7x
- Zwangerschapstest (indien van toepassing): 5x
- Gastroscopie: 1x (indien nodig)
- HVPG (Leveaderdrukmeting): 2x
- Echo: 4x
- Fibroscan (van lever en milt): 4x
- Bloedafname voor biobanking (optioneel): 2x
- Deelnemers moeten nuchter naar het ziekenhuis komen op de dagen dat een HVPG
meting, gastroscopie, Fibroscan, echo, sommige bloedafnames (veiligheidstesten,
PK, biomarker of biobanking) worden gedaan: 6x
- Proefpersonen moeten 3 dagen voorafgaand aan de bezoeken waarbij PK samples
worden afgenomen een herinneringskaart invullen met het tijdstip wanneer
studiemedicatie is ingenomen: 5x
- Vrouwen mogen niet zwanger worden of borstvoeding geven tijdens het onderzoek
- Proefpersonen krijgen een apparaat mee om thuis zelf dagelijks de bloeddruk
en hartslag te meten gedurende 12 weken.
- Inname studiemedicatie (tweemaal daags BI 685509 gedurende 8 weken voor HVB,
HVC en NASH patienten met of zonder diabetes type 2; NASH patienten met
diabetes type 2 die ingedeeld worden in de empagliflozine arm nemen tweemaal
daags BI 685509 + eenmaal daags empagliflozine).
Risico's:
Patiënten kunnen last krijgen van bijwerkingen.
Er zijn ook risico's bij de bloedafnames, HVPG metingen en de gastroscopie. Zie
protocolsectie 1.4.2.
Algemeen / deelnemers
Basisweg 10
Amsterdam 1043 AP
NL
Wetenschappers
Basisweg 10
Amsterdam 1043 AP
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Getekende en gedateerde schriftelijke toestemmingsformulier in
overeenstemming met ICH-GCP en lokale wetgeving voorafgaand aan toelating tot
het onderzoek.
2. Man of vrouw die >= 18 jaar is (of die de wettelijke leeftijd heeft in landen
waar die ouder is dan 18) en <= 75 jaar oud is bij screening (Bezoek 1a)
3. Klinische symptomen van CSPH zoals beschreven in een van de onderstaande
punten. Elke proefpersoon moet een gastroscopie ondergaan tijdens de
screeningsperiode (Visit 1b) of binnen 6 maanden voorafgaand aan de screening
(Visit 1b).
• gedocumenteerd endoscopisch bewijs van slokdarmvarices en/of maagvarices bij
screening (Visit 1b) of binnen 6 maanden voorafgaand aan screening (Visit 1b)
• gedocumenteerde endoscopisch behandelde slokdarmvarices als preventieve
behandeling
4. CSPH gedefinieerd als baseline HVPG >= 10 mmHg (gemeten bij bezoek 1c),
gebaseerd op een lokale interpretatie van de drukmeting
5. Diagnose van gecompenseerde cirrose als gevolg van HCV, HBV of NASH met of
zonder T2DM. De diagnose van cirrose moet gebaseerd zijn op histologie
(historische gegevens zijn acceptabel) of op klinisch bewijs van cirrose (bijv.
aantal bloedplaatjes < 150 x 109/L [150 x 103/µl], nodulair leveroppervlak op
beeldvorming of splenomegalie enz.)
Diagnose van NASH is gebaseerd op een van de volgende:
• Huidige of historische histologische diagnose van NASH OF steatose
OF
• Klinische diagnose van NASH op basis van historische of huidige beeldvorming
diagnose van leververvetting (Fibroscan, Ultrasound, MRI, CT) EN ten minste 2
huidige of historische co-morbiditeiten van het metabool syndroom
(overgewicht/obesitas, T2DM, hypertensie, hyperlipidemie)
6. Bereid en in staat om HVPG-metingen te ondergaan zoals in het protocol
beschreven (gebaseerd op het oordeel van de onderzoeker)
7. Als statines worden gebruikt, moet de dosis stabiel zijn gedurende ten
minste 3 maanden voorafgaand aan de screening (bezoek 1b), zonder geplande
dosiswijziging gedurende het onderzoek
8. Als een behandeling met NSBB's of carvedilol wordt gebruikt, moet de dosis
stabiel zijn gedurende ten minste 1 maand voorafgaand aan de screening (bezoek
1b), zonder geplande dosiswijziging gedurende het onderzoek
9. Als pioglitazone, GLP1-agonisten of vitamine E wordt gebruikt, moet de dosis
stabiel zijn gedurende ten minste 3 maanden voorafgaand aan de screening
(bezoek 1b), zonder geplande dosiswijziging gedurende het onderzoek
10. Vrouwen die kinderen kunnen krijgen, moeten zeer effectieve
anticonceptiemethoden gebruiken volgens ICH M3 (R2). Dit resulteert in een laag
uitvalpercentage van minder dan 1% per jaar bij consistent en correct gebruik
vanaf het randomisatiebezoek (bezoek 2) tot 7 dagen na de laatste behandeling
in deze studie. De patiënt moet tijdens deelname aan het onderzoek akkoord gaan
met periodieke zwangerschapstesten
11. Mannen die een kind kunnen verwekken en die een vrouwelijke seksuele
partner hebben die kinderen kunnen krijgen, moeten een condoom gebruiken met of
zonder zaaddodend middel, of volledige seksuele onthouding aannemen, of een
vasectomie ondergaan (met passende post-vasectomiedocumentatie van de
afwezigheid van sperma in het ejaculaat), vanaf het randomisatiebezoek (bezoek
2) tot 7 dagen na de laatste behandeling in deze studie.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Eerdere klinisch significante decompensatie gebeurtenissen (bijv.
ascites [meer dan perihepatische ascites], VH en/of openlijke/schijnbare HE)
2. Geschiedenis van andere vormen van chronische leverziekte (bijv.
alcohol-gerelateerde leverziekte (ARLD), auto-immuunziekte van de lever,
primaire biliaire sclerose, primaire scleroserende cholangitis, ziekte van
Wilson, hemachromatose, alfa-1-antitrypsine [A1At]-deficiëntie)
3. Patiënten zonder adequate behandeling voor HBV, HCV of NASH volgens
lokale richtlijnen (bijv. antivirale therapie voor chronische HBV- of
HCV-infectie of aanpassing van levensstijl bij NASH)
• indien behandeld met curatieve antivirale therapie voor HCV, geen aanhoudende
virologische respons (SVR) of aanhoudende SVR gedurende minder dan 2 jaar
voorafgaand aan screening of indien HCV-RNA detecteerbaar is
• Indien antivirale therapie is gebruikt voor HBV, minder dan 6 maanden op een
stabiele dosis voorafgaand aan screening, met geplande dosiswijziging tijdens
het onderzoek of HBV-DNA detecteerbaar
• Gewichtsverandering >= 5% binnen 6 maanden voorafgaand aan screening
4. Moet of wil doorgaan net de inname van medicijnen die voor dit onderzoek
verboden zijn of een andere gelijktijdige therapie die waarschijnlijk (op basis
van het oordeel van de onderzoeker) de veilige uitvoering van het onderzoek te
verstoren
5. SB < 100 mmHg en DB < 70 mmHg bij screening (bezoek 1a)
6. Model van End-stage Liver Disease (MELD) score van > 15 bij screening
(bezoek 1a),
berekend door het centraal laboratorium
7. Leverfunctiestoornis gedefinieerd als een Child-Turcotte-Pugh-score >= B8
bij screening (bezoek 1a), berekend door lokale centrum, met behulp van
centrale laboratoriumresultaten
8. ALT of AST > 5 maal de bovengrens van normaal (ULN) bij screening
(bezoek 1a), gemeten door het centraal laboratorium
9. eGFR (CKD-EPI-formule) < 20 mL/min/1,73 m2 bij screening (bezoek 1a),
gemeten door het
centraal laboratorium
10. Alfa-fetoproteïne > 50 ng/ml (> 50 µg/L) bij screening (bezoek 1a),
gemeten door het
centraal laboratorium
11. Een actieve infectie met SARS-CoV-2 (of van wie bekend is dat deze een
positieve test heeft vanaf screening [bezoek 1a] tot randomisatie [bezoek 2])
12. Voorafgaande orthotope levertransplantatie
13. Voorafgaande of geplande TIPS of andere porto-systemische bypass-procedure
14. Bekende poortadertrombose
15. Geschiedenis van klinisch relevante orthostatische hypotensie,
flauwvallen of black-outs als gevolg van hypotensie of van onbekende oorsprong
(op basis van het oordeel van de onderzoeker)
16. QTcF-interval >450 ms bij mannen of >470 ms bij vrouwen bij screening
(bezoek 1a), een familiegeschiedenis van lang QT-syndroom of gelijktijdig
gebruik van therapieën met een bekend risico op Torsade de Pointes of geplande
start van dergelijke therapieën tijdens het onderzoek
17. Diabetes mellitus Type 1, of een geschiedenis van andere auto-immuun
oorzaken van diabetes mellitus (bijv. LADA)
18. Patiënten met een verhoogd risico op ketoacidose volgens de onderzoeker.
19. Contra-indicatie voor een van de onderzoekshandelingen (bijv. slechte
medewerking van de patiënt bij de gastroscopie, pacemakers voor FibroScan®
[indien gecontra-indiceerd op basis van lokale markt goedkeuring] enz.)
20. Grote operatie (groot, volgens de beoordeling van de onderzoeker)
uitgevoerd binnen 12 weken voorafgaand aan randomisatie (bezoek 2) of gepland
tijdens de studie, b.v. heup vervanging.
21. Elke gedocumenteerde actieve of vermoede maligniteit of geschiedenis van
maligniteit binnen 5 jaar voorafgaand aan screening (bezoek 1a), behalve
adequaat behandelde basaalcelcarcinoom van de huid of in situ carcinoom van de
baarmoederhals
22. Geschiedenis van (in de 6 maanden voorafgaand aan randomisatie [bezoek 2]),
of aanhoudend, chronisch geneesmiddelmisbruik. Of niet verwacht te voldoen aan
de protocolvereisten om een andere reden die, gebaseerd op het oordeel van de
onderzoeker, de patiënt een onbetrouwbare proefpersoon maakt of die het
onderzoek onwaarschijnlijk niet voltooid zoals gepland
23. Eerdere randomisatie in deze studie, eerdere blootstelling aan BI 685509,
of een allergie / contra-indicatie voor BI 685509 en/of één van de hulpstoffen
24. Momenteel deelneemt in een ander onderzoeks met een apparaat of medicijn.
Of minder dan 30 dagen of 5 halfwaardetijden (afhankelijk van wat langer is)
voorafgaand aan randomisatie (bezoek 2) sinds het beëindigen van een ander
onderzoek met een apparaat of medicijn, of het ontvangen van andere
onderzoeksbehandeling(en)
25. Vrouwen die zwanger zijn, borstvoeding geven of van plan zijn zwanger te
worden tijdens het onderzoek
26. Elke andere medische aandoening die, op basis van het oordeel van de
onderzoeker, een veiligheidsrisico vormt voor de patiënt of kan interfereren
met de doelstellingen van het onderzoek
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Kamer G4-214
Postbus 22660
1100 DD Amsterdam
020 566 7389
mecamc@amsterdamumc.nl
Kamer G4-214
Postbus 22660
1100 DD Amsterdam
020 566 7389
mecamc@amsterdamumc.nl
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2021-005171-40-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT05282121 |
CCMO | NL80492.018.22 |