Primaire doelstelling:Het opzetten van een gecontroleerd humaan infectiemodel voor C. difficile dat veilig is, goed wordt verdragen en resulteert in microbiologische en klinische eindpunten bij idealiter >=70% van de vrijwilligers.Secundaire…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Maagdarmstelselinfecties
- Bacteriële infectieziekten
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Primaire eindpunten:
- Veiligheid: het aantal en de ernst van (gerelateerde) bijwerkingen vanaf dag
0 (D0) tot dag 35 (D35) voor cohort A, en vanaf dag -5 (D-5) tot dag 35 (D35)
voor cohort B en C.
- Microbiologisch/kolonisatie:
1. Bewezen: een positieve kweek van toxigene C. difficile met dezelfde
moleculaire identiteit als de challenge stam, op ten minste twee tijdspunten
tussen D14 en D35, onafhankelijk van CDI symptomen.
2. Waarschijnlijk: een positieve toxine-EIA op feces OF een positieve fecale
tcdB-PCR, op ten minste twee tijdpunten tussen D14 en D35, onafhankelijk van
CDI symptomen.
- Klinisch/infectie (volgens ESCMID-richtlijnen):
1. Bewezen: klinische bevindingen die compatibel zijn met CDI (klinische
bevindingen moeten ten minste diarree omvatten: Bristol stool chart type 6-7
plus >= 3 keer ontlasting in 24 uur) en een positieve kweek van toxigene C.
difficile met dezelfde moleculaire identiteit als de challenge stam, tussen D0
en D35.
2. Waarschijnlijk: klinische bevindingen die compatibel zijn met CDI (klinische
bevindingen moeten ten minste diarree omvatten: Bristol stool chart type 6-7
plus >= 3 keer ontlasting in 24 uur) en een positieve toxine-EIA op feces OF een
positieve fecale tcdB-PCR, tussen D0 en D35.
Secundaire uitkomstmaten
Secundaire eindpunten:
- Bewezen microbiologisch eindpunt/kolonisatie met een niet-challenge stam: een
positieve kweek van C. difficile met een andere moleculaire identiteit dan de
challenge stam, op ten minste twee tijdpunten tussen D14 en D35, onafhankelijk
van CDI symptomen.
- Bewezen klinisch eindpunt/infectie met de niet challenge stam: klinische
bevindingen compatibel met CDI (klinische bevindingen moeten ten minste diarree
omvatten: Bristol stool chart type 6-7 plus >= 3 keer ontlasting in 24 uur) en
een positieve kweek van C. difficile met een andere moleculaire identiteit dan
de challenge stam, tussen D0 en D35.
- Kwantitatieve meting van C. difficile door qPCR: monsters genomen om de dag
om de piekwaarde (laagste Ct-waarde) en duur (in dagen) van PCR-positiviteit
tot D35 te bepalen.
- Neutraliserende antistoftiters tegen Toxine A en Toxine B: gemeten door een
toxine-neutralisatietest (TNA) op serum op D0, D20, D35 en D84.
- ELISA: voor antilichaamrespons tegen verschillende antigenen in serum- en
fecesmonsters op D0, D20, D35, D84 en de eerste dag van CDI-symptomen.
- Cytokine-metingen: in serum- en fecesmonsters op D0, D2, D20 en de eerste dag
van CDI-symptomen.
- Calprotectine en andere mogelijke biomarkers voor ontsteking: zoals
lactoferrine in fecesmonsters op D0, D20 en D35.
Exploratieve eindpunten:
- Transcriptomics van PBMC's: op D0, D2, D20, D35 en de eerste dag van
CDI-symptomen.
- Identificatie van microbiomemarkers: (microbiota, metabolieten, etc.) vóór
blootstelling aan C. difficile-sporen die geassocieerd zijn met daaropvolgende
kolonisatie en/of infectie.
- Identificatie van veranderingen in het microbioom na C. difficile kolonisatie
en/of infectie.
- Identificatie van markers van galzuurmetabolisme: (en mogelijk andere
metabolomische markers) geassocieerd met kolonisatie of infectie.
- Identificatie van genetische veranderingen in C. difficile na passage door de
menselijke gastheer.
- Farmacokinetische indices van fecaal vancomycine en clindamycine: (indien
escalatie naar fase B/C) en de associatie van deze indices met
farmacodynamische eindpunten (inclusief, maar niet beperkt tot kolonisatie of
infectie). Samengestelde PK/PD-variabelen zullen worden berekend om een
PK/PD-doel te identificeren voor succesvolle kolonisatie en/of infectie
(bijvoorbeeld tijd boven MIC, AUC/MIC, etc.).
- Effect van blootstelling aan C. diffcile op zelfgerapporteerde
gezondheidsvragenlijsten.
Achtergrond van het onderzoek
Clostridioides difficile (C. difficile) is de belangrijkste veroorzaker van
zorggerelateerde diarree, met een jaarlijks totaal van bijna 190.000
zorggerelateerde C. difficile infecties (CDI) in de Europese Unie. Dit brengt
aanzienlijke klinische, sociale en economische lasten met zich mee. Een acute
episode van CDI vereist een behandeling met antibiotica. Paradoxaal genoeg
brengt dit een inherent risico op een recidief infectie met zich mee, omdat
antibiotische behandeling kolonisati eresistentie kan verminderen en daarmee
een microbiële niche creëert die rekolonisatie en overgroei van C. difficile
bevordert.
De wereldwijde toename van antibioticaresistentie en de hoge recidief
percentages (variërend van ongeveer 16% na behandeling met fidaxomicine en 25%
na behandeling met vancomycine bij een eerste episode, tot 45-65% na meerdere
recidieven), maken de noodzaak voor aanvullende therapieën urgent.
Vaccins om CDI bij risicogroepen te voorkomen, voornamelijk gebaseerd op
immuniteit tegen het C. difficile-toxine, worden momenteel ontwikkeld.
Daarnaast zijn microbiële herstel therapieën, zoals fecale microbioom
transplantatie (FMT) en nieuw commercieel ontwikkelde geneesmiddelen op basis
van humane microbiota, innovatieve behandelstrategieën voor CDI. Echter, veel
is nog onbekend over de complexe interactie tussen C. difficile en zijn
omgeving (het menselijke immuunsysteem en het microbioom), inclusief de exacte
componenten die kolonisatie resistentie bieden. Vanwege de uniciteit en
complexiteit van de interacties tussen het menselijke microbioom en
immuunsysteem, kunnen diermodellen niet worden gebruikt om het menselijke
microbioom en de bijbehorende complexe immunologische reacties te onderzoeken.
Daarom stellen wij voor om een Controlled Human Infection Model (CHIM) voor C.
difficile te ontwikkelen, waarbij gezonde volwassen vrijwilligers experimenteel
worden blootgesteld aan toxigene C. difficile sporen (TCD) in een
gecontroleerde klinische omgeving, met als doel microbioom en immunologische
doelwitten te identificeren voor nieuwe (preventieve) producten. Uiteindelijk
is het onze ambitie om dit model te gebruiken om de preliminaire effectiviteit
van nieuwe producten, zoals vaccins of microbiële hersteltherapieën, te testen.
Eerder hebben wij een toxigene stam van C. difficile geselecteerd, behorend tot
een type dat veel voorkomt maar niet in verband wordt gebracht met uitbraken.
Wij hebben sporen (het infectieuze vehikel) van deze stam geproduceerd, waarbij
we zoveel mogelijk de principes van Good Manufacturing Practices (GMP) hebben
gevolgd, en stellen voor deze sporen oraal in capsules toe te dienen.
Gecontroleerde humane infectiestudies waarin gastro-intestinale pathogenen bij
gezonde individuen worden geïnduceerd, zijn niet nieuw, maar dit is wel de
eerste keer dat mensen experimenteel worden blootgesteld aan TCD sporen.
Om tot het meest optimale ontwerp van deze studie te komen, hebben we eerder
belanghebbenden en wereldwijde experts geraadpleegd om de doelstellingen,
eindpunten en escalatiestappen te bespreken. Bovendien hebben we een
gecontroleerde humane infectiestudie uitgevoerd met een niet-toxigene C.
difficile-stam (CloDiCo studie, NL83949.058.23), waarvan we hebben aangetoond
dat deze effectief gezonde individuen kan koloniseren na verstoren van het
microbioom met antibiotica. De lessen die we uit de CloDiCo studie en het
raadplegen van experts hebben geleerd, nemen we mee om het huidige klinische
onderzoek optimaal te ontwerpen.
In deze studie willen we de veiligheid, verdraagbaarheid en de antibiotische
voorbehandeling onderzoeken die nodig is om gezonde individuen te koloniseren
en bij voorkeur te infecteren met toxigene C. difficile.
Doel van het onderzoek
Primaire doelstelling:
Het opzetten van een gecontroleerd humaan infectiemodel voor C. difficile dat
veilig is, goed wordt verdragen en resulteert in microbiologische en klinische
eindpunten bij idealiter >=70% van de vrijwilligers.
Secundaire doelstellingen:
- Het beoordelen van kolonisatie en/of infectie met niet-challenge C. difficile
stammen.
- Het meten van de kinetiek van kolonisatie en/of infectie in de tijd.
- Het onderzoeken van de mucosale en systemische immuunrespons gerelateerd aan
C. difficile kolonisatie en/of infectie.
Exploratieve doelstellingen:
- Het bepalen van factoren in het gastheer microbioom bij aanvang die het
risico op C. difficile-kolonisatie en/of infectie bepalen.
- Het vaststellen van veranderingen in het gastheer microbioom na C.
difficile-kolonisatie en/of infectie.
- Het onderzoeken van de associatie tussen galzuurmetabolisme (en mogelijk
andere metabolieten) en C. difficile kolonisatie en/of infectie.
- Het bestuderen van C. difficile's evolutie en aanpassing in vivo.
- Het onderzoeken van de intestinale farmacokinetiek van oraal toegediend
vancomycine en clindamycine en de farmacodynamische effecten daarvan, inclusief
de associatie met C. difficile-kolonisatie en/of infectie.
- Het onderzoeken van de effecten van blootstelling aan C. difficile op door
patiënten gerapporteerde uitkomstmaten.
Onderzoeksopzet
Dit zal een first-in-human, open-label, adaptief ontworpen, escalarende
klinische studie zijn, waarbij de orale blootstelling aan toxigene C. difficile
wordt onderzocht bij gezonde vrijwilligers. Het adaptieve ontwerp is gericht op
een stapsgewijze escalatie om de veiligheid van de proefpersonen te waarborgen
en te streven naar de optimale balans tussen eindpunten en verdraagbaarheid. De
studie zal beginnen met één cohort proefpersonen, cohort A, met de mogelijkheid
om te escaleren naar een tweede cohort, cohort B, en een derde cohort, cohort
C, indien nodig. Escalatie naar een volgend cohort zal worden uitgevoerd door
toevoeging van antibiotica voorbehandeling. Escalatie zal in de eerste plaats
gebaseerd zijn op veiligheid en in de tweede plaats op microbiologische en
klinische eindpunten (strevend naar idealiter 70% van beide). In elk cohort
zullen kleine pilot-groepen (van vijf vrijwilligers elk) worden gebruikt om
veiligheidsrisico*s te signaleren en het escalatieschema te bepalen. Na het D35
bezoek van elke (pilot) groep in elk cohort zullen veiligheidsgegevens en
microbiologische/klinische eindpuntgegevens worden gedeeld en besproken met de
veiligheidsmonitoringscommissie (SMC) om te beslissen over de voortzetting van
de studie en het escalatieschema te bepalen, zoals hieronder meer in detail
beschreven.
Cohort A
Vrijwilligers in cohort A worden blootgesteld aan een eenmaal daagse dosis van
10^4 CFU TCD-sporen (capsules) gedurende 12 opeenvolgende dagen. Eerst wordt
een kleine pilot groep van vijf vrijwilligers (cohort A1) blootgesteld om
veiligheidsrisico*s te signaleren. Als in deze pilot groep de blootstelling aan
TCD goed wordt verdragen en minder dan 70% van de vrijwilligers (< 4 van de 5
vrijwilligers) een microbiologisch EN klinisch eindpunt bereikt, zal de studie
escaleren naar het tweede cohort, cohort B. Als echter in de pilot groep de
blootstelling aan TCD goed wordt verdragen en minstens 70% van de vrijwilligers
(>=4 van de 5 vrijwilligers) een microbiologisch EN klinisch eindpunt bereikt,
wordt een confirmatie groep van nog eens 15 vrijwilligers (cohort A2) opgenomen
in cohort A (totaal 20 vrijwilligers). Indien in deze groep van 20
vrijwilligers minstens 70% (>= 14 van de 20 vrijwilligers) een klinisch EN
microbiologisch eindpunt bereikt, zal er geen verdere escalatie naar cohort B
of C plaatsvinden. Als echter minder dan 70% van de 20 vrijwilligers in cohort
A een klinisch EN microbiologisch eindpunt bereikt, zal escalatie doorgaan naar
cohort B.
Cohort B
Vrijwilligers in cohort B worden eerst blootgesteld aan een antibiotica
voorbehandeling van vijf dagen met orale vancomycine, vier keer per dag 250 mg,
gevolgd door een eenmaal daagse dosis van 10^4 CFU TCD sporen (capsules)
gedurende 12 opeenvolgende dagen. Eerst wordt een kleine pilot groep van vijf
vrijwilligers (cohort B1) blootgesteld om veiligheidsrisico*s te signaleren in
cohort B. Als in deze pilot groep de blootstelling aan TCD goed wordt verdragen
en minder dan 70% van de vrijwilligers (< 4 van de 5 vrijwilligers) een
microbiologisch EN klinisch eindpunt bereikt, zal de studie escaleren naar het
derde cohort, cohort C. Als echter in de pilot groep de blootstelling aan TCD
goed wordt verdragen en minstens 70% van de vrijwilligers (>=4 van de 5
vrijwilligers) een microbiologisch EN klinisch eindpunt bereikt, wordt een
confirmatie groep van nog eens 15 vrijwilligers (cohort B2) opgenomen in cohort
B (totaal 20 vrijwilligers). Indien in deze groep van 20 vrijwilligers minstens
70% (>= 14 van de 20 vrijwilligers) een klinisch EN microbiologisch eindpunt
bereikt, zal de dosis niet verder worden geëscaleerd en zal er geen verdere
escalatie naar cohort C plaatsvinden. Als echter minder dan 70% van de 20
vrijwilligers in cohort B een klinisch EN microbiologisch eindpunt bereikt, zal
escalatie doorgaan naar cohort C.
Cohort C
Vrijwilligers in cohort C worden eerst blootgesteld aan een antibiotica
voorbehandeling van vijf dagen met orale clindamycine, drie keer per dag 600
mg, gevolgd door een eenmaal daagse dosis van 10^4 CFU TCD sporen (capsules)
gedurende 12 opeenvolgende dagen. Eerst wordt een kleine pilot groep van vijf
vrijwilligers (cohort C1) blootgesteld om veiligheidsrisico*s te signaleren.
Als in deze pilot groep de blootstelling aan TCD goed wordt verdragen en minder
dan 70% van de vrijwilligers (< 4 van de 5 vrijwilligers) een microbiologisch
EN klinisch eindpunt bereikt, zal de studie stoppen. Als echter in de pilot
groep de blootstelling aan TCD goed wordt verdragen en minstens 70% van de
vrijwilligers (>=4 van de 5 vrijwilligers) een microbiologisch EN klinisch
eindpunt bereikt, wordt een confirmatie groep van nog eens 15 vrijwilligers
Icohort C2) opgenomen in cohort C (totaal 20 vrijwilligers), waarna de studie
stopt.
Onderzoeksproduct en/of interventie
capsules met 10^4 CFU toxigene C. difficile sporen voor 12 dagen, vooraf gegaan in cohort B en C door een vijf daagse antibiotische voorbehandeling met respectievelijk vancomycine of clindamycine.
Inschatting van belasting en risico
Er is geen direct voordeel voor de vrijwilligers die deelnemen aan dit
onderzoek. Er zijn geen eerdere veiligheidsgegevens bij mensen beschikbaar,
aangezien experimentele infecties met toxigene C. difficile (TCD) bij mensen
niet eerder zijn uitgevoerd. Echter, gecontroleerde humane infectie studies met
gastro-intestinale pathogenen zijn eerder uitgevoerd en vormden de basis voor
de registratie van het Vaxchora-vaccin voor reizigers. Ter voorbereiding van
het huidige onderzoek hebben we eerder een experimenteel infectieonderzoek
uitgevoerd met niet-toxigene C. difficile (NL83949.058.23), waarbij we
kolonisatie met natuurlijk voorkomende toxigene C. difficile-sporen (d.w.z.
niet-challenge stammen) signaleerden na antibiotica voorbehandeling met
vancomycine. Deze kolonisatie ging gepaard met milde, zelfbeperkende
gastro-intestinale symptomen en verdween spontaan. Deze bevindingen komen
overeen met epidemiologische gegevens, waaruit blijkt dat asymptomatische C.
difficile kolonisatie in de algemene bevolking naar schatting voorkomt bij
4-15% van de mensen, met een variabel aandeel (7-70%) toxigene stammen. Gezien
deze prevalentie is het te verwachten dat antibiotica behandeling cruciaal zal
zijn om voldoende kolonisatie en/of infectie bij gezonde personen te induceren
om de CHIM modellen nuttig en consistent te maken. Hoewel longitudinale studies
schaars zijn, is er bewijs dat slechts een derde van de gekoloniseerde
individuen na een maand nog steeds gekoloniseerd is, wat de kortdurende en
voorbijgaande aard van kolonisatie aantoont.
Het risico voor deelnemers wordt geminimaliseerd door het nauwlettend monitoren
van vitale functies en bijwerkingen, en het bieden van behandeing als CDI zich
ontwikkelt. De C. difficile stam die in het huidige CHIM-onderzoek wordt
gebruikt, is gevoelig voor de standaard antibiotische behandeling voor CDI, in
overeenstemming met de ESCMID-richtlijnen. Bovendien betreft het een
niet-epidemische, niet-hypervirulente stam die niet wordt geassocieerd met
frequent ernstige of gecompliceerde CDI. Kwetsbare personen met een hoog risico
op (ernstige) CDI, waaronder personen in nauw contact met kwetsbare populaties,
worden uitgesloten van dit onderzoek. Elke deelnemer die een klinisch eindpunt
bereikt, zal onmiddellijk worden behandeld volgens de standaard zorg
(overeenkomstig de ESCMID-richtlijnen), wat de kans op complicaties
minimaliseert. Recidieven van CDI na de eerste episode zullen worden behandeld
met standaard antibiotische voorbehandeling, gevolgd door fecale microbioom
transplantatie (FMT), wat zeer effectieve resultaten heeft laten zien bij de
behandeling van patiënten met recidiverende CDI, met een genezingspercentage
van 94%.
Als een vrijwilliger tijdens het laatste studiebezoek nog steeds positief test
op C. difficile (persisterende asymptomatische kolonisatie), wordt behandeling
met antibiotica aangeboden in overleg met de studie arts. Bovendien zullen
vrijwilligers die tijdens het laatste studiebezoek nog steeds gekoloniseerd
zijn, na afronding van de studie worden gevolgd totdat ze gedekoloniseerd zijn.
Het risico op verspreiding van TCD sporen naar de omgeving wordt verminderd
door strikte hygiënische maatregelen voor handhygiëne en toiletgebruik tijdens
het onderzoek. Het risico op verspreiding wordt ook verminderd door behandeling
te starten zodra klinische eindpunten worden bereikt. Het bijkomende
omgevingsrisico kan worden gerechtvaardigd door de alomtegenwoordigheid van
toxigene C. difficile-stammen in de natuurlijke omgeving. Tot op heden is C.
difficile wereldwijd geïsoleerd uit een divers scala aan bronnen/reservoirs,
waaronder voedselproducerende dieren, vlees, zeevruchten, groenten, de
huishoudelijke omgeving en de natuurlijke omgeving (waar de prevalentie van C.
difficile gemiddeld rond de 30% ligt). De meest voorkomende stammen die in deze
studies worden geïdentificeerd, zijn C. difficile-stammen die geassocieerd
worden met menselijke CDI. Daarom wordt geschat dat het toegevoegde absolute
risico van verspreiding naar de omgeving van de wildtype challenge stam
verwaarloosbaar is.
Het voordeel van deze studie ligt bij de samenleving als geheel, waarbij het
CHIM-model naar verwachting zal leiden tot: 1) ongekende inzichten in de
interactie tussen het microbioom, galzuurmetabolisme en immuunsysteem, en de
gevoeligheid voor C. difficile kolonisatie en progressie naar infectie bij de
menselijke gastheer, en 2) een openbaar beschikbaar CHIM model om de klinische
ontwikkeling van nieuwe producten te versnellen, die worden ontwikkeld door
partners van het Inno4Vac-consortium en daarbuiten, met het potentieel om de
wereldwijde ziektelast door C. difficile aanzienlijk te verminderen.
Algemeen / deelnemers
Albinusdreef 2
Leiden 2333 ZA
NL
Wetenschappers
Albinusdreef 2
Leiden 2333 ZA
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Leeftijd >= 18 en <= 45 jaar en in goede gezondheid.
2. Body mass index (BMI) >=18.0 en <30.0 kg/m2
3. Vrijwilliger heeft een adequaat begrip van de procedures van het onderzoek
en is mogelijk en bereidwillig om deze strict te volgen.
3. Voor vrouwen die de mogelijkheid hebben om zwanger te worden: vrijwilliger
stemt in met het gebruikt van adequate contraceptie (zie Appendix D van het
protocol voor de verschillende adequate contraceptie methode voor deze studie)
en geeft geen borstvoeding tijdens de studie.
4. Vrijwilliger heeft informed consent getekend.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Een fysieke of psychiatrische ziekte of conditie die de gezondheid van de
vrijwilliger kan bedreigen of comprimeren tijdens de studie, de mogelijkheid om
deel te nemen aan het onderzoek kan beinvloeden of interfereren met de
interpretatie van de studie resultaten, zoals beoordeeld door de onderzoeks-
arts.
2. Gebruik van systemische (intraveneuze of orale) antibiotica binnen drie
maanden voorafgaand aan de screeningsdatum; andere medicatie die de microbiota
kan beïnvloeden (die van invloed kan zijn op het onderzoek, volgens de mening
van de onderzoeker) binnen één maand voorafgaand aan de screeningsafspraak.
Eerder gebruik van lokale antibiotica is toegestaan, mits er volgens
beoordeling door de onderzoeksarts geen klinisch relevante systemische effecten
worden verwacht en het gebruik wordt stopgezet bij de start van de eerste
onderzoeksactiviteit.
3. Heeft recent een ziekenhuisopname gehad (bijvoorbeeld binnen 3 maanden
voorafgaand aan de screening) en/of heeft iemand in de directe sociale kring
die vaak in het ziekenhuis wordt opgenomen (>=3 keer in een periode van 12
maanden) of vaak in een ziekenhuisomgeving verblijft (>=1 keer per maand,
bijvoorbeeld dialyseafdelingen).
4. Regelmatig gebruik (gedefinieerd als meer dan een keer per week) van
proton-pomp inhibitors of H2-blokkersgedurende een maand vooraf aan screening.
5. Chronisch gebruik van immuunsuppressiva, zoals systemische corticosteroïden
of andere immuunmodulerende medicijnen (met uitzondering van orale
antihistaminica en topische/inhalatiecorticosteroïden).
6. Positive HIV, Hepatitisc B of C screening testen.
7. Bekende immuundeficientie afwijkingen.
8. Gebruik van sterke P-glycoproteine-inhibitors (zoals ciclosporine,
ketoconazol, erytromycine, claritromycine,verapamil and amiodaron) tijdens de
study.
9. Bekende allergie voor vancomycine, clindamycin, fidaxomicine (en
macrolides), of metronidazol.
10. Elke bekende significante allergie tegen de hulpstoffen van het C.
difficile-inoculum of onvermogen om capsules door te slikken.
11. Bekende gastro-intestinale aandoening, waaronder maar niet beperkt tot
inflammatoire darmaandoeningen (ziekte van Crohn, colitis ulcerosa), een
geschiedenis van darmresectie of andere gastro-intestinale chirurgie die de
anatomische structuur of fysiologische functie van het gastro-intestinale
stelsel significant heeft veranderd, afwijkingen in galzuurafscheiding,
obstipatie gedefinieerd als minder dan één stoelgang om de dag, of chronisch
gebruik van laxantia.
12. Positieve fecale kweek of PCR met toxigene of niet-toxigene
Clostridioides-soorten of SSYC (Salmonella-soorten, Shigella-soorten,
Yersinia-soorten of Campylobacter-soorten) tijdens de screening, of een recente
(<14 dagen) geschiedenis van diarree (d.w.z. >=3 dunne ontlastingen
(Bristol-stoelschaal 6-7) binnen 24 uur).
13. Elke aandoening die huishoudleden of nauwe contacten een groter risico op
overdracht zou geven, bijvoorbeeld geen toegang tot of gebruik van een
doorspoeltoilet.
14. Personen die wonen, werken of nauw contact hebben met mensen die tot
kwetsbare bevolkingsgroepen behoren, zoals gehospitaliseerde patiënten,
zwangere vrouwen, immuungecompromitteerde personen, kinderen jonger dan 2 jaar,
bewoners van verzorgingstehuizen, ouderen boven de 70 jaar, of personen met een
medische aandoening die risico lopen op het ontwikkelen van ernstige CDI.
15. Personen die werken in de voedselbereiding.
16. Personen die nauw contact hebben met zorgpersoneel of met personen die
werken in de voedselbereiding.
17. Voor vrouwen met vruchtbaarheidspotentieel: een positieve serologische
zwangerschapstest tijdens de screening of het geven van borstvoeding tijdens de
screening/gedurende het onderzoek.
18. Geschiedenis van drugs- of alcoholmisbruik dat het normale sociale
functioneren verstoorde in de periode van één jaar voorafgaand aan de start van
het onderzoek, positieve urinemonster voor toxicolgie bij de screening voor
illegaal drugsgebruik.
19. Ontvangst van een ander experimenteel middel binnen 90 dagen voorafgaand
aan of 60 dagen na de inname van C. difficile.
20. Elke aandoening of situatie die de onafhankelijke toestemming van de
deelnemer zou kunnen beïnvloeden (bijv. een directe collega of familielid van
het onderzoekspersoneel zijn).
Opzet
Deelname
metc-ldd@lumc.nl
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
ClinicalTrials.gov | NCT06702345 |
CCMO | NL88350.058.24 |