Wat zijn de effecten van een aandachtstaak in de vorm van de Strooptest op het lopen bij mensen met chronische lage rugpijn in vergelijking met gezonde personen? Verbetert de coordinatie tussen thorax en pelvis (grotere relatieve fase en minder…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
- Neuromusculaire aandoeningen
Synoniemen aandoening
Aandoening
chronische pijn (rugpijn)
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De staplengte en *breedte worden berekend uit de data van de videomarkers die
bevestigd zijn aan de voet (zowel links als rechts) van de proefpersonen.
Als maat van de coördinatie tussen thorax en pelvis wordt de relatieve fase
tussen thorax en pelvisrotaties in het transversale en frontale vlak en de
variabiliteit daarvan berekend.
Tijdens de Strooptest worden de incorrecte antwoorden door de onderzoeker
gescoord. Met behulp van een stopwatch wordt de latentietijd per stroopkaart
gemeten.
Secundaire uitkomstmaten
n.v.t.
Achtergrond van het onderzoek
Mensen met chronische lagerugklachten hebben een afwijkend looppatroon in
vergelijking met *gezonde* mensen. Dit uit zich in een lagere loopsnelheid, het
nemen van kleinere stappen en in een minder flexibele coördinatie tussen
thorax- en bekkenbewegingen in vergelijking met gezonde personen.
Gecoördineerde activiteit van thorax- en pelvisrotaties draagt ertoe bij dat
het lopen dynamisch stabiel is en men op een effectieve manier om kan gaan met
verstoringen. Tijdens het normale lopen treden continu verstoringen op, niet
alleen vanuit de omgeving (bijvoorbeeld lopen op een onregelmatig oppervlak),
maar ook door het lopen zelf (bijvoorbeeld het zwaaien van het been).
Een mogelijke oorzaak voor dit afwijkend looppatroon zou kunnen zijn
dat de continu aanwezige pijn veel aandacht vergt. Dit leidt tot het aanwenden
van gedragingen om pijn te vermijden, zoals het vermijden van bepaalde
bewegingen, het uit de weg gaan van situaties, en lopen op een lagere snelheid.
Tegelijkertijd kan men hypervigilant worden voor pijn en aan pijn geassocieerde
informatie; alle aandacht gaat als het ware uit naar de (mogelijke dreiging)
van pijn. Een manier om dit pijngedrag te reduceren is de aandacht afleiden van
pijn. Uit enkele onderzoeken is geconcludeerd dat afleiding een effectieve
methode kan zijn om bij gezonde proefpersonen experimenteel geïnduceerde pijn
te reduceren. Veldhuijzen e.a. concludeerden dat VAS pijnscores lager waren
tijdens een taak die veel aandacht vraagt in vergelijking met een taak die
minder aandacht vraagt. Of een taak die veel aandacht vraagt het feitelijke
bewegingsgedrag van chronische-pijnpatiënten kan veranderen is echter
nauwelijks onderzocht. In dit onderzoek willen we kijken naar het effect van de
distractie van aandacht op lopen. Hypothetisch zou een sterke attentionele
distractie ervoor moeten zorgen dat het lopen *beter* gaat, doordat de aandacht
gevestigd is op iets anders dan pijn. Anderzijds verwachten we dat het lopen
juist 'slechter' gaat als de patiënt de aandacht juist naar de pijn toe richt.
Een manier om de aandacht te manipuleren is door middel van een zgn.
Strooptest. In deze test krijgt de proefpersoon woorden te zien in gekleurde
inkt. De bedoeling is zo snel mogelijk de kleur van het woord te benoemen,
zonder aandacht te besteden aan de betekenis van het woord. Uit onderzoek is
gebleken dat de woordbetekenis toch vaak automatisch wordt verwerkt, en dat
bovendien woorden die beangstigend of relevant zijn voor de proefpersoon een
vertragende invloed hebben op het benoemen van de kleur van het woord. Bij
mensen met een angststoornis is bijvoorbeeld aangetoond dat zij meer tijd nodig
hebben om de kleur van aan angst gerelateerde Stroop-woorden te benoemen dan
gezonde controles. In vergelijkbaar onderzoek met chronische pijnpatiënten is
gebruik gemaakt van aan pijn gerelateerde Stroop-woorden, zoals woorden die de
sensorische kant (bijvoorbeeld: scherp, stekend) en de affectieve kant
(bijvoorbeeld: ondragelijk, vermoeiend) van pijn beschrijven. De verwachting
was steeds dat pijnpatiënten meer tijd nodig zouden hebben de kleur van
dergelijke woorden te benoemen dan pijnvrije controles. De resultaten zijn
echter niet eenduidig. In een meta-analyse wordt slechts in drie van de vijf
onderzoeken een bias gevonden in de aandacht naar pijngerelateerde woorden. De
voornaamste reden die genoemd wordt voor het uitblijven van een effect is dat
de gebruikte pijnwoorden niet relevant zijn voor de chronische pijnpatiënten.
De vraag is wat chronische pijnpatiënten eigenlijk als bedreigende stimuli
ervaren. De hypothese die wij willen toetsen is dat woorden die refereren aan
bewegingsactiviteiten van de rug (bijvoorbeeld het woordje *BUKKEN* in groene
inkt) pijntriggers symboliseren bij mensen met chronische lage rugpijn. Dit zal
tot gevolg hebben dat tijdens een loopactiviteit het bewegen in verhevigde mate
wordt verstoord door dergelijke stimuli, hetgeen zich zal uiten in een
behoudender looppatroon. Anderzijds zal het lopen juist beter gaan als
proefpersonen alle aandacht nodig hebben voor een Strooptaak waarbij de
Stroop-woorden juist niet aan bewegen of pijn refereren.
In dit onderzoek zullen de twee gestelde hypothesen worden
gecombineerd. Tijdens het lopen op een loopband zal de aandacht van de
proefpersonen worden gemanipuleerd door incongruente Stroopwoorden
(bijvoorbeeld het woordje *BLAUW* in rode inkt), bewegings-Stroopwoorden en
neutrale stimuli (gekleurde blokjes). We zullen kijken naar de effecten van
deze interventies op de genoemde loopvariabelen en op de accuratesse en
tijdsduur van de Strooptest. Met dit onderzoek proberen we meer inzicht te
krijgen in de problematiek van mensen met chronische lagerugklachten. Als onze
hypothese klopt dat het looppatroon van mensen met chronische rugpijn beter
gaat als de aandacht wordt afgeleid van de pijn, en het lopen slechter gaat als
de aandacht wordt gericht op de pijn (of het bewegen) dan levert dat sterke
evidentie voor de centrale rol van aandacht bij het pijngedrag. Als anderzijds
er geen effect wordt gevonden van de manipulaties (terwijl bekend is dat de
Strooptaak tot de meest betrouwbare aandachtstaken behoort) dan betekent dat
dat de rol van aandacht bij pijngedrag misschien juist minder is dan algemeen
wordt aangenomen.
Dit onderzoek bouwt voort op een eerdere studie, waarin een
loopactiviteit op een loopband werd gecombineerd met het uitvoeren van een
Strooptaak. Uit die studie, die werd gedaan met gezonde proefpersonen, bleek
dat de variabiliteit in het looppatroon (met name van de stapbreedte) afnam
tijdens de aandachtstaak. Dit resultaat heeft belangrijke klinische implicaties
omdat variabiliteit van stapbreedte een index is voor dynamische stabiliteit in
het frontale vlak en dus als voorspeller kan gelden voor het risico op vallen.
Doel van dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen in psychologische
mechanismes die betrokken zijn bij de bewegingssturing, het voortbestaan van
chronische pijn, en de relatie tussen beide. Hoewel dit onderzoek niet tot doel
heeft om direct te worden toegepast in de kliniek verwachten we dat de
uitkomsten significant zullen bijdragen aan theorievorming over pathologisch
lopen en gebruikt kunnen worden om bestaande behandelprotocollen te verfijnen.
Doel van het onderzoek
Wat zijn de effecten van een aandachtstaak in de vorm van de Strooptest op het
lopen bij mensen met chronische lage rugpijn in vergelijking met gezonde
personen?
Verbetert de coordinatie tussen thorax en pelvis (grotere relatieve fase en
minder rigide coördinatie), en wordt de staplengte groter en stapbreedte
kleiner, wanneer de aandacht van het lopen wordt afgeleid met de incongruente
Stroopinterventie? Wordt tijdens de bewegings-Stroopinterferentie een
tegengesteld effect gevonden?
Hebben mensen die depressieve kenmerken vertonen, angstig zijn, catastrofaal
denken en/of kinesiofobie hebben, meer problemen met het uitvoeren van de
aandachtstaak?
Onderzoeksopzet
Proefpersonen (patiënten en controles) lopen op een loopband, op een snelheid
die 15% hoger ligt dan hun comfortabele snelheid, terwijl ze een cognitieve
dubbeltaak uitvoeren. Bewegingen van de romp en het bekken worden gerigistreerd
met lichtreflecterende markers bevestigd op speciaal geconstrueerde T-vormige
houders, die met een neoprene band worden vastgezet over de kleding. Voor het
bepalen van stapparameters worden lichtgevende markers op de voeten geplaastst.
Drie video cameras die naast de lopende band staan, registreren de bewegingen
van de markers (SIMI).
Stimuli (gekleurde blokjes en woorden) wordt op een scherm geprojecteerd.
Er zijn 4 experimentele loopcondities van ieder 3 minuten: 1) Lopen zonder
dubbeltaak de baseline, 2) Lopen tijdens het benoemen van de kleuren van
blokjes, 3) Lopen tijdens het benoemen van de kleuren van incongruente
Stroopwoorden (bv. het woordje 'BLAUW' in rode inkt, 4) Lopen tijdens het
benoemen van de kleuren van zgn. bewegings-Stroopwoorden. Voordat de
proefpersonen de verschillende loopcondities uitvoeren, zullen ze in zit de
Stroop-taak uitvoeren (referentie).
Voorafgaand aan het experiment wordt aan de proefpersonen gevraagd een drietal
vragenlijsten in te vullen, namelijk (a) de TAMPA Schaal voor kinesiofobie, (b)
de Pain Catastrophing Scale, en (c) de Beck Depression Inventory. Voor en na
afloop van het experiment wordt bovendien de actuele pijnintensiteit gemeten
met de visuele analoge schaal (VAS). Achteraf krijgen de patienten, maar niet
de controles) een vragenlijst waarop ze aangeven in hoeverre ze verwachten of
denken dat genoemde activiteiten (uit de bewegings-Strooptest) tot lage rugpijn
zouden leiden als die activiteiten ook daadwerkelijk zouden worden uitvoerd.
Onderzoeksproduct en/of interventie
manipuleren van aandacht (Strooptaak)
Inschatting van belasting en risico
De risico*s voor de proefpersonen zijn te vergelijken met het risico van
normaal lopen, terwijl een andere taak wordt uitgevoerd die aandacht vergt (bv.
lopen en telefoneren). Het risico van vallen is opgevangen door middel van een
veiligheidsgordel die is bevestigd aan het plafond. Aan weerszijden van de
lopende band is een reling. Bovendien is er een noodknop aanwezig waarmee de
band door de proefpersoon of de proefleider kan worden stopgezet. Daarnaast zal
altijd een proefleider naast de lopende band staan om de proefpersoon
nauwlettend in de gaten te houden en waar nodig in te grijpen.
Publiek
van der Boechorststaat 9
1081 BT
Nederland
Wetenschappelijk
van der Boechorststaat 9
1081 BT
Nederland
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
- Personen met een leeftijd tussen 18 en 65 jaar
- De duur van de chronische rugklachten is minimaal 1 jaar.
- Het vermogen om minimaal 15-20 minuten op een comfortabel tempo zelfstandig te lopen zonder hulpmiddelen.
- Voldoende beheersing van de nederlandse taal
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
- Spondylodese.
- Rugklachten op basis van maligniteit of infectie.
- Andere (niet aan de lage rugklachten gerelateerde) orhtopedische en/of neurologische afwijkingen die het looppatroon kunnen beïnvloeden.
- Cognitieve of mentale afwijkingen die het uitvoeren van de opgelegde taak kunnen hinderen.
- Kleurenblindheid.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL12559.029.06 |