Het effect van aadacht op het verwerken van nociceptieve stimuli zoals gemeten met EEG - Event-Related Potentials (ERPs).

Pijn is een onaangename sensoriele en emotionele ervaring die gepaard gaat met
een reële of mogelijke weefselbeschadiging, of die beschreven wordt in termen
zoals een dergelijke beschadiging. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen
de begrippen nociceptie en pijn; de eerste verwijst naar de fysiologische
reacties zoals uitgelokt door een nociceptieve stimulus, terwijl de tweede
betrekking heeft op de onaangename ervaring van een nociceptieve stimulus
hetgeen cognitieve en emotionele verwerking van een dergelijke stimulus
vereist.
Recent MRI onderzoek heeft aangetoond dat chronische lage rugpijn geassocieerd
kan worden met een afname in pre-frotale en thalamische grijze stof. Uit een
aantal studies blijkt dat (chronische) pijn het cognitief functioneren
beïnvloedt.
Omgekeerd is ook aangetoond dat cognitieve processen de nociceptie kunnen
beïnvloeden.
Samengevat veronderstellen wij dat cognitieve processen het verwerken van
nociceptieve stimuli beïnvloedt. Meer kennis omtrent de cognitieve aspecten van
nociceptie kan leiden tot een beter inzicht en behandeling van chronische pijn.
ERP onderzoek is bij uitstek geschikt om cognitieve processes te meten.

Het meten van de invloed van aandacht op somato-sensorische en nociceptieve,
korte elektrische stimuli.

Visuele stimuli worden gevolgd door korte, elektrische nociceptieve stimuli.
Het EEG wordt gelijktijdig opgenomen.
Het experiment bestaat uit een zgn. S1-S2 experiment. Voorafgaand aan elke
trial wordt een toontje gepresenteerd, samen met een fixatiekruisje op een
computerscherm. Na 1 sec. wordt de visuele (S1) stimulus aangeboden. Dit is een
rood/groen gekleurde ruit waarvan de groene kant aan de linker- of rechterkant
zit. Afhankelijk van de instructies moeten proefpersonen letten op ofwel de
groene, ofwel de rode zijde van de ruit. De instructie wordt gecounterbalanced
over proefpersonen. Na 1 sec. wordt de elektrische stimulus (S2) gepresenteerd
die een hoge (VAS 7; 50% kans) of lage (20% van hoge intensiteit; 50% kans)
intensiteit heeft. De stimulus wordt aangeboden aan de linker- (50% kans) of
rechterhand (50% kans).
Elke combinatie van hoog/laag intens en linker- rechterhand komt dus 25% van de
trials voor. Afhankelijk van de instructies moeten proefpersonen reageren op
ofwel de hoge ofwel de lage intensiteit en alleen aan de geattendeerde kant. De
tijd tussen trials is 8 sec. De duur van het experiment is 20 minuten.

n.v.t.