VraagstellingDe hoofdvraagstelling is drieledig: Onderscheiden matig te vroeg geboren kinderen en hun ouders zich al op de baby- en peuterleeftijd van op tijd geboren kinderen en van extreem te vroeg geboren kinderen en hun ouders in (a)…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Structurele hersenaandoeningen
- Neonatale en perinatale aandoeningen
- Ontwikkelingsstoornissen NEG
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De ontwikkeling van jonge kinderen tussen 4 maanden en 5 jaar kan door ouders
beoordeeld worden aan de hand van de Ages and Stages questionnaires (ASQ;
Squires, Potter & Bricker, 1999) en de Ages and Stages questionnaires - Social
Emotional (ASQ-SE; Squires, Bricker & Twombly, 1999). Met de Infant Toddler
Scales (ITSC; DeGangi et al., 1995) wordt specifiek naar zelfregulatie
vaardigheden van baby*s gevraagd. De Child Behavior Checklist (CBCL; Achenbach
& Rescorla, 2001) is een veel gebruikt instrument om gedragsproblemen van
kinderen tussen 1* en 5 jaar te inventariseren. De ontwikkeling van extreem
premature kinderen wordt al op de Follow Up poliklinieken van de NICU*s in
Nederland onderzocht mbt de Bayley Ontwikkelingsschalen (BSID II Van der Meulen
et al. 2002) en deze informatie kan in het onderzoek betrokken worden.
De General Health Questionnaire (GHQ; Koeter & Ormel, 1991) vraagt naar het
welbevinden en de mate van stress van de moeders. De DS14 (Denollet, 2005)
vragenlijst is gericht op negatieve emotie en sociale inhibitie als
persoonlijkheidskenmerken van de ouders; weinig onderzochte aspecten binnen het
veld naar ontwikkeling van kinderen met perinatale risico factoren, terwijl dit
binnen ander lopend onderzoek naar prenatale blootstelling aan angst
gerelateerd aan de ontwikkeling van de kinderen blijkt te zijn. De Hospital
Anxiety and Depression Scale (HADS, Spinhoven et al., 1997) gaat meer specifiek
na in hoeverre er sprake is van angst en depressie klachten bij de moeders.
Moeder-kind interactie wordt onderzocht tijdens een normale dagelijkse
voedingssituatie, waarin moeder het kind een (fruit)-hapje geeft. De manier
waarop moeder en kind met elkaar omgaan wordt beoordeeld aan de hand van de
Emotional Availability Scales (EAS; Biringen) en een lijst om eetgedrag van de
kinderen te beoordelen (Chatoor et al., 2000). Met het Working Model of the
Child Interview (WMCI; Zeanah, Benoit, Barton & Hirshberg, 1996) wordt
duidelijk wat de kwaliteit van de relatie tussen moeder en kind is.
Secundaire uitkomstmaten
Nagegaan zal worden hoe de verschillende metingen aan elkaar gerelateerd zij
binnen de verschillende groepen.
Achtergrond van het onderzoek
Inleiding
Van de bijna 15.000 kinderen die in Nederland te vroeg geboren worden, betreft
het bij ruim 11.000 kinderen een matige vroeggeboorte, tussen 32 en 36,6 weken.
Over de ontwikkeling van deze kinderen is slechts weinig bekend. Onderzoek
binnen de eigen regio leerde recent dat 7,6% van een groep van 377 van deze
kinderen op ongeveer 8 jarige leeftijd speciaal onderwijs bleek te volgen (Van
Baar, Knots et al., 2008 en Van Baar, Couturier et al., 2008); ruim twee keer
zo veel als in de totale Nederlandse populatie (2,9%; CBS, 2007). Geconcludeerd
werd dat onderzoek bij deze groep op jongere leeftijd nodig is, teneinde
mogelijk vroegtijdiger de problemen te onderkennen. Onderzoek tijdens de eerste
twee jaar zou gericht moeten zijn op (zelf-) regulatie-vaardigheden en
ontwikkeling van het kind, op de kwaliteit van de moeder-kind interactie en de
relatie tussen ouders en kind en op gezondheid en stress van de ouders. Met
name angst van de ouders lijkt ook van belang te zijn in de relatie met het
kind (Zelkowitz et al., 2007). Een goed follow-up systeem om bijtijds kinderen
met ontwikkelingsvertraging te signaleren en om extra mogelijkheden tot nadere
stimulering en preventie van verdere problemen in te zetten, is mogelijke ook
voor deze groep kinderen van belang.
Daarnaast is van belang in hoeverre matig premature kinderen en hun ouders zich
onderscheiden van extreem premature kinderen en hun ouders; immers de
hersenontwikkeling van matig premature kinderen is onrijp in vergelijking met
op tijd geboren kinderen, maar duidelijk rijper dan bij vergelijking met
extreem premature kinderen.
Doel van het onderzoek
Vraagstelling
De hoofdvraagstelling is drieledig: Onderscheiden matig te vroeg geboren
kinderen en hun ouders zich al op de baby- en peuterleeftijd van op tijd
geboren kinderen en van extreem te vroeg geboren kinderen en hun ouders in (a)
ontwikkeling en zelfregulatie vaardigheden van de kinderen en (b) in
interactiepatronen en relatiekenmerken met hun ouders en (c) in gezondheid en
persoonlijkheid van hun ouders? Een tweede vraagstelling is of eventuele
groepsverschillen die naar voren komen wanneer de kinderen 6-7 maanden oud
zijn, sterker of zwakker worden wanneer de kinderen en hun ouders opnieuw
onderzocht worden als de kinderen 18-23 maanden (gecorrigeerd voor de
vroeggeboorte) oud zijn geworden.
Onderzoeksopzet
Door twee leeftijdscohorten van (gecorrigeerd voor vroeggeboorte) 6-7 en 18-23
maanden oud te onderzoeken kan een cross-sectionele indruk van het functioneren
van kinderen op jonge leeftijd en hun moeders worden verkregen. Door vervolgens
het jongste cohort ook longitudinaal te volgen en een herhaalde meting op 18
maanden uit te voeren, kan ook de ontwikkeling van de kinderen in kaart
gebracht worden.
Gestreefd wordt naar inclusie van 500 participanten: 300 matig te vroeg geboren
kinderen, 50 extreem te vroeg geboren kinderen en 150 op tijd geboren kinderen
en hun moeders.
Inschatting van belasting en risico
De belasting van het onderzoek is beperkt tot het invullen van vragenlijsten
door de ouders en het meewerken aan video opnames van een interview en van een
interactie observatie tijdens een dagelijks voorkomende situatie. Ouders zijn
vrij om tot deelname te besluiten of zich terug te trekken indien zij toch niet
mee willen werken. De gegevens worden anoniem verwerkt. Indien tijdens het
onderzoek naar voren zou komen dat nadere begeleiding gewenst is door de
ouders, wordt binnen het netwerk van de aan de studie deelnemende behandelaars
gezocht naar passende begeleiding of verwijzing.
Publiek
Postbus 90153
5000 LE Tilburg
NL
Wetenschappelijk
Postbus 90153
5000 LE Tilburg
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Geboorte tussen 32 en 36+6 weken zwangerschapsduur; geboorte voor 30 weken zwangerschapsduur; a terme geboorte tussen 37 en 42 weken zwangerschapsduur; 6-7 maanden of 18-23 maanden oud (gecorrigeerde) leeftijd.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Aangeboren afwijkingen, druggebruik van de moeder, opname op een neonatale intensive care (behalve voor de extreem premature subgroep).
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL20937.060.07 |