Doel van het onderzoek is het in kaart brengen van de relatie tussen EI en de ernst van de borderline persoonlijkheidsstoornis en meten wat de verschillen zijn in EI tussen patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis en die van twee…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Persoonlijkheids- en gedragsstoornissen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
1. De totale EI en de 4 aspecten ervan zoals gemeten met de Mayer, Salovey and
Caruso Emotional Intelligence Test (MSCEIT; 2001): (1) waarnemen van emoties,
(2) integratie van emoties, (3) begrijpen van emoties, en (4) reguleren van
emoties.
2. De ernst van de borderline problematiek. Dit is één maat gemeten met de
Borderline Personality Severity Index (BPDSI; Weaver & Clum, 1993).
3. De perceptie van emoties gemeten met de IAPS (de International Affective
Picture System: Bradley & Lang,1999) worden afgenomen. Dit instrument bestaat
uit het aanbieden van foto*s waarbij proefpersonen de foto*s kunnen scoren op 2
dimensies: plezierig vs onplezierig en kalm vs opwindend.
Secundaire uitkomstmaten
Leeftijd
Geslacht
IQ
Achtergrond van het onderzoek
Volgens Linehan (1993) is er bij de borderline persoonlijkheidsstoornis sprake
van een emotieregulatiestoornis. In deze studie zal worden onderzocht of deze
emotieregulatiestoornis kan worden vastgesteld met een ability test voor
emotionele intelligentie (EI), namelijk de MSCEIT (Mayer-Salovey-Caruso
Emotional Intelligence Test: Mayer, Salovey, & Caruso, 2001) en de IAPS
(International Affective Picture System: Bradley & Lang, 1999), een test die de
perceptie van emoties meet. Tot nu toe is er slechts één onderzoek bekend naar
aspecten van EI bij borderline persoonlijkheidsstoornis (Leible & Snell, 2004).
Uit het onderzoek van Leible & Snell bleek dat patiënten met een borderline
stoornis lager scoren op EI dan patiënten met een andere
persoonlijkheidsstoornis en dat er een negatieve relatie was tussen de ernst
van de borderline stoornis en EI. In het voorgesteld onderzoek willen we de
relatie tussen EI en de borderline stoornis onderzoeken, en hierbij de
vergelijking maken met andere persoonlijkheidsstoornissen. Tenslotte worden de
gegevens vergeleken met de normeringsgegevens.
Doel van het onderzoek
Doel van het onderzoek is het in kaart brengen van de relatie tussen EI en de
ernst van de borderline persoonlijkheidsstoornis en meten wat de verschillen
zijn in EI tussen patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis en die
van twee controle groepen (patiënten met een andere persoonlijkheidsstoornis en
niet-patiënten). Emotionele intelligentie wordt in dit onderzoek gemeten door
de Mayer, Salovey, and Caruso Emotional Intelligence Test, MSCEIT (Mayer,
Salovey, & Caruso, 2001).
Daarnaast zal de IAPS (International Affective Picture System: Bradley & Lang,
1999) worden afgenomen om de perceptie van in kaart te brengen. De IAPS wordt
afgenomen om te onderzoeken of er verschillen zijn tussen borderline patienten
en de controlegroepen.
Er zal gecorrigeerd worden voor cognitieve intelligentie omdat uit eerdere
onderzoek bleek dat emotionele intelligentie zoals gemeten met de MSCEIT
gecorreleerd is met cognitieve intelligentie (Bracket & Mayer, 2003, Lopes et
al., 2003)..
Onderzoeksopzet
Onderzoeksdesign:
Het betreft het een exploratief correlationeel onderzoek. Daarnaast zal dmv
t-toetsen en ANOVA's de hoofddoel groep (patiënten met een borderline
persoonlijkheidsstoornis) met de controlegroepen(patiënten met een andere
persoonlijkheidsstoornis en gezonde pp) vergeleken worden.
Vraagstelling
- Is er een negatieve relatie tussen EI en de ernst van de borderline
persoonlijkheidsstoornis?
- Wat zijn de verschillen in EI en perceptie van emoties tussen patiënten met
een borderline persoonlijkheidsstoornis en de controlegroepen (patiënten met
een andere persoonlijkheidsstoornis en normeringsgegevens)?
Hypotheses
1. Er is een negatieve relatie tussen EI en de ernst van de borderline
persoonlijkheidsstoornis.
1a. De score op de subschaal *reguleren van emoties* is bij patiënten met een
borderline persoonlijkheidsstoornis lager dan bij de controlegroepen (patiënten
met een andere persoonlijkheidsstoornis en normeringsgegevens).
1b. De score op de subschaal *waarnemen van emoties* is bij patiënten met een
borderline persoonlijkheidsstoornis hoger dan bij de controlegroepen (patiënten
met een andere persoonlijkheidsstoornis en normeringsgegevens).
2. De tweede vraagstelling is exploratief van aard en er zijn daarom geen
specifieke hypotheses voor geformuleerd.
Inschatting van belasting en risico
De belasting bedraagt ongeveer 2 uur om de tests te doen.
Confrontatie met de eigen problematiek zou door deelnemers als belastend
ervaren kunnen worden; de verwachting is echter dat deelnemers de opgedane
kennis over zichzelf eerder als positief zullen ervaren.
Publiek
Lage Witsiebaan 4
5042 DA Tilburg
NL
Wetenschappelijk
Lage Witsiebaan 4
5042 DA Tilburg
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Patienten met een persoonlijkheidsstoornis
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Ernstige psychopathologie op as 1, zoals psychotische stoornis, middelenmisbruik
Zwakbegaafdheid
Onvoldoende begrip van het Nederlands
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL20565.097.08 |