Het doel van dit onderzoek is het bepalen van de seroprevalentie van een doorgemaakte C. burnetii onder dierenartsen die met landbouwhuisdieren werken en het opsporen van bijhorende risicofactoren. Dit geeft een beeld van de epidemiologische links…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Bacteriële infectieziekten
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Doorgemaakte C. burnetii infectie bepaald door immunoflorescens assay (IFA) en
eindpunt IgG-titer van positief bevonden bloedmonsters.
Secundaire uitkomstmaten
Niet van toepassing
Achtergrond van het onderzoek
Q-koorts is een zoönose veroorzaakt door de Coxiella burnetii bacterie. In 2005
werd in een koppel geiten met hoge abortuspercentage voor het eerst in
Nederland de diagnose Q-fever gesteld door de Gezondheidsdienst voor Dieren
(GD) te Deventer. In de daaropvolgende jaren is in totaal op 23
melkgeitenbedrijven en op 2 melkschapenbedrijven de diagnose Q-fever gesteld
aan de hand van immuunhistochemie op de placenta van verworpen vruchten. De
meeste van deze positieve bedrijven bevinden zich in de provincie
Noord-Brabant. De abortuspercentages op deze bedrijven lopen uiteen van
ongeveer tien tot zestig procent. Bij een abortus komen miljarden Coxiella
burnetii bacteriën in omgeving terecht, die in stof over betrekkelijk grote
afstanden met de wind kunnen worden meegevoerd. Via inhalatie kan dus niet
alleen besmetting van andere geiten plaatsvinden maar ook bij de mens. Tot
2007 werd jaarlijks bij 10-20 mensen in Nederland de diagnose Q-fever gesteld.
In 2007 steeg dit aantal naar 176 mensen, waarvan 40% leidde tot
ziekenhuisopname. In 2008 werd bij maar liefst 1000 mensen de diagnose Q-fever
gesteld, waarvan 25% leidde tot ziekenhuisopname. In 2009 is de epidemie nog
groter en zijn er tot en met 2 september 2009, 2110 personen gemeld waarbij
Q-koorts is gediagnostiseerd.
Over de achtergronden van de door Coxiella burnetii bacterie veroorzaakte
abortusproblemen is nog niet veel bekend, maar er lijkt een verband te bestaan
tussen deze abortusproblemen en Q-koorts bij mensen in dezelfde regio.
Al in 1987 werd er een prevalentieonderzoek naar het voorkomen van
afweerstoffen tegen Coxiella burnetii bij de mens uitgevoerd door Richardus et
al. Destijds werd bij 84% van de deelnemende dierenartsen afweerstoffen tegen
Coxiella burnetii gevonden. Er werd echter een andere laboratoriumtest gebruikt
dan tegenwoordig beschikbaar is, waardoor de kans groot geacht mag worden dat
deze seroprevalentie overschat is met een aantal fout-positieve uitslagen.
Ondanks het feit dat in andere vergelijkbare onderzoeken lagere percentages
afweerstoffen tegen Coxiella burnetii worden gevonden, variërend van 9,5% tot
63%, behoren de dierenartsen tot de zogenoemde beroepsgroep *at risk*, evenals
veehouders, slachthuispersoneel en laboratoriummedewerkers. Onderzoek naar de
prevalentie en risicofactoren binnen deze beroepsrisicogroepen maakt het
mogelijk om de transmissieroutes in kaart te brengen en een controle programma
op te stellen om transmissie tussen mens en dier te verminderen of voorkomen.
Doel van het onderzoek
Het doel van dit onderzoek is het bepalen van de seroprevalentie van een
doorgemaakte C. burnetii onder dierenartsen die met landbouwhuisdieren werken
en het opsporen van bijhorende risicofactoren. Dit geeft een beeld van de
epidemiologische links en de transmissieroutes, waardoor het mogelijk is om
preventieve maatregelen aan te dragen en de transmissie tussen mens en dier te
verminderen.
Onderzoeksopzet
Tijdens het congres van de Groep Gezondheidszorg Lanbouwhuisdieren (GGL) zal
aan bezoekende dierenartsen de mogelijkheid worden geboden om bloed af te laten
nemen ten behoeve van onderzoek naar IgG afweerstoffen tegen Q-koorts. Middels
een venapunctie worden 2 buisjes bloed (een buisje van 4 ml) afgenomen door
werknemers van een officiële instantie met ervaring met intraveneuze
bloedafname. Het serum wordt getest door middel van immunofluorescence assay
(IFA) van Focus Diagnostics op IgG tegen fase 1 en fase antigenen. Er wordt een
afkapwaarde gehanteerd van 1:32. Bij de positief bevonden monsters zal een
eindpunt IgG-titer bepaling worden uitgevoerd. Met deze test wordt niet
getracht een huidige Q-koorts infectie op te sporen maar een doorgemaakte
infectie uit het verleden. Analyse van de bloedmonsters vindt plaats in het
Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch. De donor krijgt de mogelijkheid geboden
om de bloeduitslag 8 weken na monstername toegezonden te krijgen of op te
vragen bij zijn/haar huisarts.
Naast de bloedafname zullen de deelnemende dierenartsen worden verzocht om een
vragenlijst in te vullen, waarin gevraagd wordt naar mogelijke risicofactoren
voor een C. burnetii infectie (leeftijd, geslacht, diercontacten, beschermende
kleding, activiteiten in de buitenlucht, consumptie van verse zuivelproducten,
contact met dierproducten, gezondheidstatus, tekenbeten). Deze vragenlijst zal
al voorafgaand aan het congres verzonden worden aan de ingeschreven
congresdeelnemers, waarna deze individueel ingevuld dient te worden
(elektronisch of op papier). Nadat de GD en RIVM de vragenlijst hebben
ontvangen, zal deze gecontroleerd worden op volledigheid. Ontbrekende gegevens
worden na bloedafname op het GGL congres alsnog ingevuld of wordt op een later
tijdstip telefonisch nagevraagd.
Inschatting van belasting en risico
Belasting omtrent deelname aan dit onderzoek bestaat uit:
-Bloedafname doormiddel van eenmalige venapunctie door een werknemer van een
officiële instantie. Het betreft twee buisjes (4 ml) wat maximaal 10
minuten per persoon zal duren. De bloedmonsters worden op het GGL congres
genomen, zodat de deelnemers niet worden belast met extra reistijd. De dagen
van bloedafname zullen ingedeeld worden in tijd-slots. De deelnemers krijgen
vooraf te horen op welk tijdstip ze worden verwacht om bloed af te nemen,
waardoor de wachttijd op het bloedafname-punt wordt geminimaliseerd.
-Invullen van de enquête door de deelnemers van het bloedonderzoek. Er zal ook
gecontroleerd worden of deze naar volledigheid is ingevuld.
De risico*s verbonden aan dit onderzoek zijn nihil. De bloedmonsters worden
genomen door een ervaren prikker. De anonimiteit van de deelnemers wordt
gegarandeerd, door de donoren een nummer mee te geven tijdens de bloedafname.
Dit nummer wordt gekoppeld aan de vragenlijst. Alleen de donor weet welk nummer
hij/zij heeft. Resultaten worden in groepsverband gepresenteerd en kunnen niet
herleid worden naar individuen. De donor krijgt de mogelijkheid geboden om de
bloeduitslag 8 weken na monstername toegezonden te krijgen of op te vragen bij
zijn/haar huisarts.
Publiek
Postbus 1
3720 BA
Nederland
Wetenschappelijk
Postbus 1
3720 BA
Nederland
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
dierenarts
deelnemer aan het 3-daagse GGL (Groep Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren) congres, 16-18 november 2009, hotelconferentiecentrum Zonheuvel, Doorn, Nederland
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
geen
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL29756.041.09 |