Het onderzoeken van de effectiviteit van een laagdrempelige begeleide zelfhulpinterventie die gericht is op het verbeteren van het zelfbeeld bij mensen met angst en/of depressieve klachten en een verminderde mate van zelfvertrouwen. Hierbij wordt…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
- Stemmingsstoornissen en -afwijkingen NEG
Synoniemen aandoening
Aandoening
angststoornissen en -symptomen
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
In de eerste plaats is het belangrijk om vast te stellen of de interventie een
rechtstreeks effect heeft op de gerapporteerde mate van zelfvertrouwen. Dit
wordt vastgesteld aan de hand van de Rosenberg self-esteem scale (Rosenberg,
1965).Deze bestaat uit 10 uitspraken (bijv. * Over het geheel genomen ben ik
tevreden met mezelf*), waarbij de respondent op een 4 punts schaal moet
aangeven in hoeverre deze uitspraak bij hem/haar past. De totaalscore varieert
tussen de 0 en de 30, waarbij hogere scores een indicatie zijn voor een grotere
mate van zelfvertrouwen. In een steekproef van de Nederlandse bevolking werd
een gemiddelde score gevonden van 20.9 met een standaarddeviatie van 4.4. Zowel
in internationale als in Nederlandse studies wordt een hoge betrouwbaarheid,
validiteit en interne homogeniteit gerapporteerd (Cronbach alpha .86; Franck et
al., 2008). Gebrek aan zelfvertrouwen wordt gedefinieerd aan de hand van een
score van minstens 1 standaarddeviatie onder het gemiddelde (*16).
Secundaire uitkomstmaten
Naast het vergroten van het zelfvertrouwen richt de studie zich op het vast
stellen van vermindering van depressieve en/of angstklachten, door middel van
een interventie die gericht is op het veranderen van het zelfbeeld. De eerder
genoemde screeningsvragenlijsten, de CES-D en de HADS, worden gebruikt om
vermindering van deze klachten vast te stellen.
Om vast te stellen of er naast de cursus gebruik gemaakt wordt van andere
bronnen van hulp en om eventuele werkgerelateerde problemen als gevolg van de
klachten vast te stellen, wordt de Tic-P afgenomen. Deze lijst is ontwikkeld
door het institute of Medical technology Assessment (iMTA) van de Erasmus
universiteit en het Trimbos-instituut en is inmiddels in diverse studies
gebruikt (van Dam et al., 1998; Hakkaart-van Roijen, 2002; (Penninx et al.,
2008)).
Kwaliteit van leven wordt naast specifieke klachtenvermindering in recent
effectiviteitsonderzoek steeds meer beschouwd als een belangrijke secundaire
uitkomstmaat. Voor de vaststelling van de kwaliteit van leven wordt de SF-36
gebruikt. De SF-36 is een vragenlijst met 36 items die met behulp van diverse
subschalen een beeld geeft van de aan de ervaren gezondheid gerelateerde
kwaliteit van leven (Ware and Sherbourne, 1992).
Achtergrond van het onderzoek
Het zelfbeeld heeft in de laatste decennia in de cognitief psychologische
theorievorming en de cognitieve therapie een steeds prominentere rol
ingenomen. Er zijn aanwijzingen dat een negatief zelfbeeld een
kwetsbaarheidsfactor en instandhoudende factor is voor het ontwikkelen en het
beloop van uiteenlopende psychische problematiek, zoals angst en depressie
(Glashouwer & de Jong, 2010; Risch et al., 2010; Talbot, Harris, & French,
2009; Mann e.a., 2004). Er wordt daarom gepleit voor specifieke (preventieve)
interventies gericht op het verbeteren van het zelfbeeld, waarbij veranderingen
in het zelfbeeld naast de mate van angst en depressie meegenomen worden als
effectmaat (Risch et al., 2010). Interventies die zich hierop richten, zoals
het witboek waarbij de patiënt een dagboek bijhoudt waarin men dagelijks heel
concreet positieve feedback over zichzelf opschrijft, worden inmiddels
regelmatig opgenomen in behandel- en terugvalpreventie- programma*s voor angst
en depressie. Er is echter nauwelijks effectonderzoek gedaan naar de
(meer)waarde van dergelijke interventies bij de behandeling en preventie van
angst en depressie.
Onderzoek naar angst en depressie laat steeds weer zien dat er ook bij adequate
behandeling van de klachten op de lange termijn een relatief hoge mate van
terugval voor komt (Spijker et al., 2002). Er is daarom steeds meer aandacht
voor zowel geïndiceerde preventie (preventie van full-blown stoornissen bij
mensen met subklinische angst en depressieve klachten) en secundaire preventie
(preventie van terugkeer van angst en depressie bij patiënten die eerder
succesvol behandeld zijn) (Cuijpers, 2003). Geïndiceerde preventieve
interventies richten zich vaak op kortdurende behandelingen via zelfhulpboeken,
het Internet of groepscursussen aan mensen met subklinische klachten. Bij
zelfhulpinterventies voor angst en depressie is inmiddels overtuigend
aangetoond dat zelfhulp (zowel in boekvorm als via het Internet) een effectieve
methode is (Cuijpers, Donker, van Straten, Li, & Andersson, 2010). Hierbij
geldt dat zelfhulp met begeleiding aanzienlijk effectiever is dan zelfhulp
zonder enige vorm van begeleiding.
Recentelijk is er een zelfhulpboek verschenen waarin interventies die gericht
zijn op het installeren van een positief zelfbeeld centraal staan (de Neef,
2010). In de huidige studie wordt de effectiviteit van het met begeleiding
doorwerken van dit zelfhulpboek onderzocht en vergeleken met een wachtlijst
controlegroep onder mensen met subklinische angst en/of depressieve klachten.
Doel van het onderzoek
Het onderzoeken van de effectiviteit van een laagdrempelige begeleide
zelfhulpinterventie die gericht is op het verbeteren van het zelfbeeld bij
mensen met angst en/of depressieve klachten en een verminderde mate van
zelfvertrouwen. Hierbij wordt zowel een verbetering van de mate van
zelfvertrouwen (primaire uitkomstmaat) als een vermindering van de angst- en/of
depressieve klachten verwacht.
Onderzoeksopzet
Het betreft een gerandomiseerd open-label effectiviteitsonderzoek, met een
wachtlijstcontrolegroep, naar een begeleide zelfhulp-interventie gebaseerd op
elementen uit de cognitieve gedragstherapie.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Deelnemers in de experimentele groep krijgen het zelfhulpboek aangeboden. De interventie of cursus bestaat uit 6 verschillende technieken, die gebaseerd zijn op elementen uit de cognitieve gedragstherapie. De duur van de interventie varieert tussen de 6 en 10 weken, afhankelijk van het tempo van de respondent. De begeleiding door speciaal getrainde studenten en onderzoeksassistenten is er vooral op gericht de deelnemer te motiveren tot het doorwerken van de gehele behandeling en eventueel het geven van uitleg bij misverstanden over de oefeningen. Inhoudelijk zal er weinig begeleiding nodig zijn, aangezien de oefeningen in het boek uitgebreid zijn beschreven en toegelicht. De respondenten in de controlegroep worden op een wachtlijst geplaatst. Zij ontvangen in eerste instantie geen zelfhulpboek, maar kunnen uiteraard gebruik maken van de reguliere zorg. Na de follow-up periode van 6 maanden wordt hen alsnog het zelfhulpboek, met begeleiding vanuit de VU, aangeboden.
Inschatting van belasting en risico
De proefpersoon dient op 3 momenten een vragenlijstpakket in te vullen. Dit
neemt naar schatting per keer ongeveer 30 minuten in beslag. de
tijdsinvestering bij het doorlopen van de cursus hangt af van het tempo en de
motivatie van de individuele respondent. De deelnemers hebben aangegeven dat
zij klachten ervaren die hun dagelijks leven belemmeren; iedere interventie die
erop gericht is deze klachten tegen te gaan zal enige inspanning van de
deelnemer vergen. De hier gebruikte interventie is relatief gezien weinig
tijdsintensief, laagdrempelig en minder beladen dan het bezoeken van een
ggzs-instelling. Het staat de deelnemer bovendien vrij (en dit wordt
uitdrukkelijk vermeld in de informatie aan de deelnemer) om andere of
aanvullende hulp te zoeken voor zijn/haar klachten.
Publiek
van der Boechorststraat 1
1081 BT Amsterdam
Nederland
Wetenschappelijk
van der Boechorststraat 1
1081 BT Amsterdam
Nederland
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. De aanwezigheid van klinisch relevante angst en/of depressieve klachten zoals vastgesteld aan de hand van twee gevalideerde zelfrapportage vragenlijsten; een score van 7 of hoger op de HADS-A en/of een score van 16 of hoger op de CES-D
2. Gebrek aan zelfvertrouwen wordt vastgesteld aan de hand van de Rosenberg self-esteem scale (Rosenberg, 1965).
3. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van het volgende criterium: *Hebben deze problemen u in de afgelopen maand in belangrijke mate gehinderd bij uw dagelijkse bezigheden of sociale activiteiten, of hebben zij u veel ongemak bezorgd?* Dit criterium dient met 'ja' beantwoord te worden.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Behalve een onvoldoende begrip van de Nederlandse taal, zijn er geen exclusiecriteria geformuleerd voor de studie.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL33798.029.10 |
OMON | NL-OMON21642 |