Het beoogd resultaat is het ontdekken van een effectievere, simpele, goedkope en gebruiksvriendelijkere behandeling voor houdingsafhankelijk OSAS dan de huidige therapieën. Houdingstherapieën worden al als reguliere behandeling gegeven in het…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
Synoniemen aandoening
Aandoening
Obstructieve slaap apneu stoornis (OSAS)
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Primaire afhankelijke variabele:
De primaire onderzoeksvariabele is de geschiktheid van de Snore-Breaker als
behandeling van houdingsafhankelijke OSAS. Een significante daling van de AHI
(of zelfs normalisatie van de AHI; een AHI<5) is de belangrijkste variabele
voor de beoordeling of de Snore-Breaker effectief genoeg is. Andere variabelen
die meewegen zijn een significante afname van de tijd in rugligging en van de
totale arousal-index, dat het snurken in ieder geval niet significant toeneemt
en mogelijk afneemt. Voorgaande variabelen zullen worden gemeten met een PSG.
Een andere voorwaarde voor de geschiktheid van de SB is dat de SB weinig
bijwerkingen veroorzaakt en dus verdraagbaar is (gemeten met de
SAQLI-vragenlijst) en de patiënt therapietrouw (gemeten met het slaaplogboekje
en therapietrouw vragenlijst) is aan de SB.
Polysomnografie (PSG):
De objectieve variabelen van OSAS (de AHI, de snurkindex, de hoeveelheid
rugligging en de arousal-index) worden met behulp van een standaard PSG
gemeten. Het PSG wordt tevens gebruikt om alle andere slaapstoornissen uit te
sluiten en de slaapstructuur te meten. Met behulp van deze PSG wordt het EEG,
ECG, EMG, zuurstofsaturatie, borst-buik ademhaling en mond-neus ademhaling
gemeten. Er wordt tevens een positiemeter gebruikt om de slaaphouding te
bepalen en er wordt een microfoontje op de hals bevestigd om de snurkindex te
meten.
Secundaire uitkomstmaten
Secundaire onderzoeksvariabelen:
De secundaire variabelen omvatten 1. de mogelijke vermindering van subjectieve
OSAS-klachten (overmatige slaperigheid overdag (gemeten met de ESS), snurken,
overmatig zweten *s nachts, apneus, hoestend wakker worden, met een droge
mond/keel wakker worden, benauwdheid *s nachts, wakker worden met een zure
smaak in de mond en ochtendhoofdpijn (gemeten met de SLAAP-50)), de subjectieve
slaapkwaliteit (gemeten met de SLAAP-50), sociaal en functioneel invaliderende
gevolgen van OSAS (gemeten met de SAQLI) en een verbetering van de Quality of
Life (gemeten met de SF-36).
2. Het eventuele leereffect (de proefpersonen draaien steeds minder op de rug
waardoor de knop van de SB steeds minder wordt ingedrukt, naarmate zij de SB
langer gebruiken) dat mogelijk optreedt tijdens gebruik van de Snore-Breaker
(gemeten met de data-feedback van de SB) en
3. Of de AHI, tijd in rugligging, de totale arousal-index, subjectieve klachten
en de QoL significant meer verbetert met de trilfunctie SB in vergelijking met
de niet-trillende SB en of de trillende SB een significant groter leereffect
teweegbrengt en gebruiksvriendelijker is en een grotere therapietrouw heeft.
Epworth Sleepiness Scale (ESS):
De ESS (Johns et al., 1992) meet de mate van slaperigheid overdag (excessive
daytime sleepiness; EDS). EDS is een veelvoorkomend symptoom bij OSAS. In deze
8-item vragenlijst wordt de kans dat de proefpersoon tijdens de afgelopen twee
weken de neiging heeft om in te doezelen gemeten. De situaties variëren van
monotone situaties tot bezigheden waar een grote mate van aandacht bij vereist
is. De interpretatie van de ESS-score is als volgt: een score van 0-8 wordt als
normaal beschouwd, waar een score van 9-12 milde slaperigheid, 13-16 matige
slaperigheid en 17-24 ernstige slaperigheid weergeeft.
SLAAP-50:
De SLAAP-50 (Spoormaker et al., 2005) is een 50-item slaapdiagnose vragenlijst
waarbij symptomen van verscheidene slaapstoornissen worden uitgevraagd. Onder
andere symptomen van slaapapneu, insomnie, narcolepsie, RLS/PLMD, een
circadiaan ritme stoornis, somnabulisme, nachtmerries, slaapmisperceptie en
hypersomnie zijn beschreven. De impact die het op het dagelijks functioneren
heeft, een mogelijke comorbide stemmingsstoornis en de factoren die een slechte
invloed kunnen hebben op de slaap worden ook geïnventariseerd. De specifieke
OSAS-klachten die worden uitgevraagd zijn: snurken, overmatig zweten *s nachts,
apneus, hoestend wakker worden, met een droge mond/keel wakker worden,
benauwdheid *s nachts, wakker worden met een zure smaak in de mond en
ochtendhoofdpijn. Tevens moet er een rapportcijfer gegeven worden voor de
slaap, dat de subjectieve slaapkwaliteit meet. Bij aanvang van het experiment
wordt de gehele SLAAP-50 vragenlijst ingevuld om in kaart te brengen of de
proefpersoon een comorbide slaapstoornis heeft, na elke behandeling zullen
alleen de specifieke OSAS-symptomen samen met de impact die het heeft en de
mogelijke factoren die een slechte invloed hebben op de slaap worden
uitgevraagd. Met deze vragenlijst zal worden gemeten of specifieke
OSAS-klachten verminderen na behandeling en wordt de subjectieve slaapkwaliteit
gemeten.
SF-36:
De Short Form (36) Health Survey (SF-36) is een gevalideerde vragenlijst
(Aaronson et al., 1998) die de algemene gezondheidstoestand (quality of life,
QoL) van de patiënt meet. De vragenlijst meet de QoL als gevolg van een
gezondheidsprobleem op acht schalen namelijk: fysiek functioneren, sociaal
functioneren, rolbeperkingen door een fysiek probleem, rolbeperkingen door een
emotioneel probleem, mentale gezondheid, pijn en algemene gezondheidsbeleving.
SAQLI:
Calgary Sleep Apnea associated Quality of Life Index (SAQLI) vragenlijst
(Lacasse et al., 2002) bestaat uit twee secties die het effect van OSAS op de
QoL van de patiënt meten. Het eerste deel van de vragenlijst bestaat uit het in
kaart brengen van de gevolgen van OSAS. De vragen meten vier QoL onderdelen:
dagelijkse activiteiten, sociale interacties, emoties en symptomen. In de
tweede sectie van de vragenlijst moet worden aangegeven of de proefpersoon last
heeft van bijwerkingen door de SB en hoe erg deze zijn. Als laatst wordt
gevraagd hoe groot probleem de bijwerkingen zijn in vergelijking met de
voordelen van de SB. Op deze manier wordt de gebruiksvriendelijkheid/
verdraagbaarheid van de SB gemeten; wanneer de bijwerkingen in vergelijking met
de voordelen die de SB veroorzaakt, een gemiddeld tot groot probleem (of erger)
vormen, zal de SB niet als gebruiksvriendelijk worden gezien. Een belangrijke
aanvulling van dit meetinstrument is, dat het naast de functionele beperkingen
door OSAS, ook de sociaal invaliderende gevolgen meet en de mogelijke
verbetering hierin door de SB. De SAQLI is gevalideerd in het Engels, daarom is
deze vragenlijst vertaald in het Nederlands. Deze vertaling bleek correct te
zijn wanneer er weer een 'back-translation' naar het Engels werd uitgevoerd.
Daarom kan de SAQLI ook als gevalideerde vragenlijst in het Nederlands gebruikt
worden
Therapietrouw-vragenlijst:
De therapietrouw-vragenlijst is speciaal voor dit onderzoek ontwikkeld. Met
deze vragenlijst worden verschillende variabelen gemeten. Er wordt gesproken
van een goede therapietrouw wanneer de therapie minimaal vier uur per nacht
voor minimaal 70% van de nachten gebruikt wordt (Skinner et al., 2008).
Allereerst wordt er onderzocht of de proefpersoon therapietrouw is geweest aan
de SB behandeling en zo niet, wat de reden was om de SB niet of niet de gehele
nacht te gebruiken. Daarnaast wordt er gekeken of de patiënt nog steeds last
heeft van klachten waarvoor hij de SB heeft gekregen, of hij last heeft van
bijwerkingen en welk rapportcijfer hij de SB zou geven wanneer de voordelen en
de nadelen worden meegewogen. Een belangrijke vraag in deze meting is dat er
wordt geïnventariseerd of de patiënt gestopt is met het gebruik van de SB omdat
de SB mogelijk te oncomfortabel was, de patiënt denkt dat hij geleerd heeft om
niet meer op de rug te slapen of dat hij nu een andere houdingstherapie
gebruikt. Met deze vragenlijst wordt gemeten of de SB op langer termijn te
verdragen is als behandeling en of de patiënt therapietrouw is aan de
behandeling. Daarnaast fungeert de vragenlijst als achtergrondinformatie om te
kijken wat de mogelijke achterliggende oorzaken zijn voor een gebrekkige
therapietrouw en of er mogelijk sprake is van een leereffect (volgens de
patiënt).
Slaaplogboekje:
Het slaaplogboekje moet elke ochtend door de patiënt worden ingevuld een
bestaat uit acht vragen. Naast het proefpersoonnummer moeten de tijden dat de
patiënt naar bed gaat en opstaat worden ingevuld. De tijd dat de patiënt in
slaap valt en (voor de laatste keer) wakker wordt, moet tevens worden opgegeven
en of zij de hele nacht de SB hebben gedragen en zo niet, waarom ze dat niet
gedaan hebben. Ook wordt er gemeten hoe de proefpersoon zelf vindt dat hij
geslapen heeft en hoe hij zich overdag voelde. Onder de vraag Bijzondere
omstandigheden moet worden ingevuld of er die nacht veranderingen zijn
opgetreden in de slaaptijden, ziektes, de omgeving, het standaard alcohol-,
medicijn-, of sigarettengebruik en waarom. Deze veranderingen kunnen invloed
hebben op het aantal apneus en de tijd in rugligging die nacht, op deze manier
kunnen eenmalige/plotselinge veranderingen in deze variabelen mogelijk
verklaard worden door veranderingen in hun gedrag die onder het kopje
Bijzondere omstandigheden worden beschreven. Met behulp van deze vragen kan
dagelijks worden gecontroleerd of de patiënt therapietrouw is en waarom ze de
SB mogelijk niet hebben gebruikt en zo nodig worden gemotiveerd om de
behandeling door te zetten.
Medicatielijst, ziektes en gewicht:
Naast het feit dat de AHI wordt verergerd door alcoholgebruik, treden er ook
meer apneus op wanneer er spierverslappende medicatie wordt gebruikt, de
patiënt verkouden is of longproblemen heeft waardoor de ademhaling en de
zuurstofopname verminderd is of wanneer de patiënt in gewicht is aangekomen. Om
te controleren of bepaalde veranderingen in de AHI niet door de SB maar door
veranderingen in gewicht, huidige medicatie of ziektes komen, wordt bij aanvang
van het onderzoek (T1) de huidige medicatie, ziektes en gewicht
geïnventariseerd. Bij de volgende twee patiëntbezoeken (T2 en T3) wordt er
gecontroleerd of er geen veranderingen zijn in deze drie variabelen.
Datafeedback Snore-Breaker:
De SB registreert elke nacht hoe vaak en hoe lang de knop van de SB is
ingedrukt. Met deze data kan worden gemeten hoe vaak de proefpersoon nog op
zijn rug ligt en of dit afneemt wanneer de patiënt de SB langer gebruikt. Zo
kan er worden onderzocht of er een leereffect plaatsvindt door de SB langdurig
te gebruiken. Door te registreren hoe lang de knop wordt ingedrukt voordat er
op de zij wordt gedraaid, kan gekeken worden of bij de Tril-SB dit voor 30
seconden gebeurd waardoor de trilfunctie geen aanvullende waarde heeft (de SB
gaat namelijk pas na 30 sec. trillen) of dat de patiënt na langer gebruik van
de SB steeds sneller van de rug afdraait (als er überhaupt nog op de rug
gelegen wordt) en of de trilfunctie na verloop van tijd geen waarde meer heeft.
Achtergrond van het onderzoek
Een obstructieve slaap apneu stoornis (OSAS) is een slaapstoornis die
overwegend voorkomt op oudere leeftijd (Goncalves et al., 2004) en bij 2 tot 4
procent van de mensen op middelbare leeftijd (Martin-Du Pan et al., 2004). OSAS
is gedefinieerd als een slaapstoornis waarbij tijdens de slaap een obstructie
in de mond-/keel- of neusholte voorkomt, waardoor er minstens 5 keer per uur
30-50% minder (hypo-apneu) (Strollo et al., 1996), of helemaal (ademstop/
apneu) geen adem meer gehaald kan worden en waardoor de zuurstofsaturatie in
het bloed minstens 4% daalt (Martin-Du Pan et al., 2004 en Strollo et al.,
1996). Hoe vaak deze ademhalingsproblemen per uur optreden, wordt aangegeven in
de apneu-hypoapneu index (AHI) (Sin et al., 2002).
Er is sprake van lichte, matige of ernstige OSAS, wanneer de AHI
respectievelijk 5-15, 15-30 of hoger dan 30 is (Kwaliteitsinstituut voor de
gezondheidszorg CBO, 2009). Enkele gevolgen van OSAS zijn een significant
groter risico op auto-ongelukken (Rodenstein, 2009), hypertensie, hart- en
vaatziekten (McNicholas et al., 2007), stofwisselingsveranderingen (Levy et
al., 2009), psychische stoornissen (Sateia, 2009 en Sharafkhaneh et al., 2005)
en depressie (Akashiba et al. 2002 en Kawahara et al., 2005).
OSAS-patiënten hebben naast een AHI van boven de vijf de volgende objectieve
symptomen: frequente dalingen van de zuurstofsaturatie in het bloed, een hoge
slaapfragmentatie, een verstoorde slaapstructuur (te weinig diepe of
REM-slaap), veel awakenings (wakker worden terwijl er daarna weer verder
geslapen wordt), veel Respiratory Event Related Arousals (RERA*s; een arousal
is een versnelling in de hersenactiviteit, wanneer een arousal wordt
veroorzaakt door een ademhalingsprobleem wordt er gesproken van een RERA), veel
snurk gerelateerde arousals en een hoge totale arousal-index (alle arousals
gecumuleerd ongeacht de oorzaak) (Ferguson et al., 1995).
Naast de objectieve symptomen, veroorzaakt OSAS verschillende subjectieve
klachten. De specifieke OSAS klachten bestaan uit: excessieve slaperigheid
overdag, (ochtend)hoofdpijn, wakker worden met een droge keel of mond, luid
snurken en ademstops (opgemerkt door de bedpartner) (American Academy of Sleep
Medicine, 2001). Andere symptomen die OSAS-patiënten kunnen ervaren zijn:
overmatige nachtelijke transpiratie, hartkloppingen, benauwdheid, wakker
schrikken, naar adem happen, een zure smaak in de mond, somber/depressieve
gevoelens en stemmingswisselingen. De cognitieve vaardigheden zijn bij OSAS
verminderd (Decary et al., 2000) en patiënten met OSAS hebben een significant
lagere kwaliteit van leven (Engels Quality of Life; QoL) (Kawahara et al.,
2005, Lam et al., 2007, D*Ambrosio et al., 1999, Lacasse et al., 2002,
Llorberes et al., 2004, en Parish et al., 2003) en meer depressieve symptomen
(Akashiba et al. 2002 en Kawahara et al., 2005) in vergelijking met de
controlegroep.
Houdingsafhankelijke OSAS is een veelvoorkomende vorm van OSAS die in meer dan
de helft van de OSAS-patiënten voorkomt (Berger et al., 1997 en Jokic et al.,
1999). Patiënten hebben houdingsafhankelijke OSAS wanneer de AHI in rugligging
twee keer zo hoog is als de AHI in andere houdingen. Houdingsafhankelijke OSAS
gaat gepaard met de klassieke OSAS-symptomen.
Een mondbeugel (Mandibular Advancement Device; MAD) en behandeling met
Continuous Positive Airway Pressure (CPAP) worden voorgeschreven voor
houdingsafhankelijke OSAS. Daarnaast bestaan er specifieke behandelingen voor
deze OSAS-vorm, namelijk de houdingstherapieën. Deze houdingstherapieën bestaan
uit een voorwerp op de rug die ervoor probeert te zorgen dat de patiënt niet
meer in rugligging slaapt, waardoor zij geen apneus meer hebben in rugligging
en geen OSAS-gerelateerde symptomen en gevolgen ervaren. Er zijn verschillende
methoden die als houdingstherapie worden gebruikt. De methoden variëren van het
naaien van een (tennis)bal in achterkant van de pyjama (Kavey et al., 1985 en
Berger et al, 1997) of het binden van een ander groot voorwerp op de rug (Jokic
et al., 1999; Permut et al., 2010 en Skinner et al., 2008). Deze methode heet
de tennisbal-techniek. Een nieuwere, tweede soort houdingstherapie bestaat uit
apparaten die een geluidssignaal afgeven (Cartwright et al., 1985) of gaan
trillen (Van Maanen et al., 2011) in rugligging.
De MAD en CPAP hebben bijwerkingen, een suboptimale therapietrouw en moeten in
bepaalde gevallen door de patiënt zelf bekostigd worden. De effectiviteit,
gebruiksvriendelijkheid en therapietrouw (Bignold et al., 2009) van de
houdingstherapieën is tevens nog niet optimaal en er is weinig bekend over de
mogelijke subjectieve verbeteringen na behandeling met een houdingstherapie. In
dit onderzoek zal een nieuwe houdingstherapie worden getest, de Snore-Breaker
(SB). De SB wordt op de rug bevestigd en gaat trillen wanneer er langer dan 30
seconden op de rug gelegen wordt. In dit experiment wordt gekeken 1. of de SB
mogelijk effectiever, gebruiksvriendelijker en een betere therapietrouw
teweegbrengt dan de huidige behandelingen. Tevens zal onderzocht worden 2. of
er na het gebruik van de SB verbeteringen optreden in de subjectieve
OSAS-klachten, de subjectieve slaapkwaliteit, de sociaal en functioneel
invaliderende gevolgen van OSAS en de QoL van de patiënt.
Over de houdingstherapieën die een trilling of een geluidssignaal afgeven, is
weinig bekend en er is weinig onderzoek gedaan naar de vraag of er een
leereffect optreedt door het gebruik van deze apparaten (Cartwright et al.,
1985 en 1991). Er is sprake van zo*n leereffect als de gebruiker van de
houdingstherapie steeds minder op de rug gaat liggen naarmate hij de
behandeling langer gebruikt, hij leert dus om niet meer op de rug te slapen. In
dit onderzoek zal ook gemeten worden 3. of er sprake is van een leereffect bij
het gebruik van de SB. Er is slechts één onderzoek gedaan (Van Maanen et al.,
2011) om te kijken of de trilfunctie een belangrijke toevoeging is aan de
houdingstherapie. Daarom zal in dit onderzoek worden gekeken 4. of de
verbeteringen significant groter zijn wanneer de SB trilt dan wanneer hij niet
trilt.
In dit onderzoek zal de effectiviteit, verdraagbaarheid, therapietrouw,
eventuele verbetering van subjectieve klachten als gevolg van OSAS, de QoL en
het eventuele leereffect van de SB onderzocht worden. De SB valt dus onder de
tweede soort houdingstherapieën. Tevens zal onderzocht worden of de trilfunctie
van de SB een belangrijke toevoeging is aan de SB. De probleemstelling in dit
onderzoek is meerledig:
1. Is de Snore-Breaker een goede behandeling voor houdingsafhankelijke OSAS?
De SB wordt als goede behandeling gezien wanneer de SB de AHI, tijd in
rugligging en de totale arousal-index significant afneemt en het snurken (in
alle houdingen) niet significant toeneemt. Daarnaast moet de SB goed verdragen
worden en moet de patiënt therapietrouw zijn aan de SB.
2. Verbetert de SB de subjectieve (OSAS)klachten, de subjectieve
slaapkwaliteit, sociale en functionele invaliderende gevolgen en de QoL?
3. Treedt er een leereffect op door gebruik van de Snore-Breaker?
4. Is de trilfunctie een belangrijke toevoeging aan de Snore-Breaker?
De trilfunctie wordt als een belangrijke toevoeging gezien wanneer de tijd in
rugligging, de AHI, de totale arousal-index, de subjectieve klachten en de QoL
significant meer verbetert met de trilfunctie SB in vergelijking met de
niet-trillende SB en wanneer de trillende SB een significant groter leereffect
teweegbrengt, gebruiksvriendelijker is en een grotere therapietrouw heeft.
Doel van het onderzoek
Het beoogd resultaat is het ontdekken van een effectievere, simpele, goedkope
en gebruiksvriendelijkere behandeling voor houdingsafhankelijk OSAS dan de
huidige therapieën. Houdingstherapieën worden al als reguliere behandeling
gegeven in het Amsterdam WaakSlaapCentrum. Met behulp van dit onderzoek hopen
wij een nieuw apparaat te ontdekken die gebruiksvriendelijker en effectiever is
dan de huidige houdingstherapieën, zodat deze voorgeschreven kan worden door
het WaakSlaapCentrum in het Slotervaartziekenhuis.
Dit onderzoek zal mogelijk een belangrijke bijdrage leveren aan de
wetenschappelijke kennis over houdingstherapieën en (de verbetering van)
houdingsafhankelijke OSAS. Er is nog weinig onderzoek naar deze specifieke vorm
van OSAS gedaan en naar de effectiviteit, verdraagzaamheid en therapietrouw van
de tweede soort houdingstherapieën. Daarnaast zal dit onderzoek uitwijzen of er
ook subjectieve verbeteringen plaatsvinden na behandeling van
houdingsafhankelijke OSAS. Hier is over het algemeen weinig over bekend en bij
de tweede soort houdingstherapieën is hier nog helemaal geen onderzoek naar
gedaan. Tevens is dit onderzoek het eerste experiment waarbij het mogelijke
leereffect elke nacht wordt gemeten in plaats van tijdens 1 nameting. Hierdoor
kan dit onderzoek met meer zekerheid laten zien of dit leereffect bestaat en
uitwijzen of er sprake is van een graduele gedragsverandering in de
slaaphouding waarin de patiënt ligt of dat dit sterk fluctueert per nacht en
per persoon.
Dit onderzoek tracht een nieuwe houdingstherapie te ontdekken die effectiever,
goedkoper, en gebruiksvriendelijker is dan de MAD, CPAP en de huidige
houdingstherapieën. Gebruik van de tennisbaltechniek blijkt gepaard te gaan met
een slechte therapietrouw en de gebruiksvriendelijkheid van de MAD en de CPAP
is ook niet optimaal, waardoor de patiënten met houdingsafhankelijke OSAS op
langer termijn onbehandeld blijven.
Naast het behandelen van patienten met houdingsafhankelijke OSAS kan de SB
mogelijk ook een belangrijke behandeling worden voor patienten met 'normale'
OSAS die na gewichtreductie of na Uvulopalatopharyngoplastiek (UPPP )
houdingsafhankelijke OSAS krijgen. Of als combinatietherapie bij ernstige OSAS
vanwege de ernstigere apneus in rugligging en wanneer er met de huidige
therapie nog OSAS in de rugligging overblijft.
Onderzoeksopzet
Het onderzoek is een enkelblind gerandomiseerd cross-over onderzoek, waarbij de
effectiviteit van een nieuwe houdingstherapie (de Snore-Breaker, onder kopje
Interventie in detail uitgelegd) getest wordt. De Snore-Breaker is uitgerust
met een trilfunctie (tril-SB). Om te controleren voor het placebo-effect en te
onderzoeken of de SB zonder trilfunctie mogelijk net zo goed werkt, ontvangt
elke proefpersoon tevens een placebobehandeling waarbij de Snore-Breaker niet
trilt (placebo-SB). Elke proefpersoon krijgt dus twee behandelingen waarbij de
volgorde van de behandelingen willekeurig is en de ene helft van de
proefpersonengroep eerst de tril-SB krijgt en de andere helft eerst de
placebo-SB ontvangt. De patiënt moet de Snore-Breaker elke nacht voor een
periode van vier weken omhouden tijdens de slaap. Voor aanvang van het
onderzoek is er een PSG afgenomen zonder enkele behandeling (PSG-1). Deze PSG
geldt als baseline (voormeting) voor het onderzoek. Op de laatste nacht van de
eerste behandelingsperiode wordt er weer een PSG afgenomen (PSG-2) en ontvangen
de proefpersonen de ochtend na de PSG de andere behandeling (de placebo-SB
wanneer zij eerst de tril-SB hebben en andersom). Na vier weken de tweede
behandeling gehad te hebben wordt er weer een PSG gedaan (PSG-3). De resultaten
van de twee PSG*s na de behandeling met een Snore-Breaker (PSG-2 en PSG-3)
worden vergeleken met de resultaten van de PSG-1 die voor het onderzoek is
uitgevoerd. De onderzoeker en behandelend arts zijn niet op de hoogte van de
volgorde van de behandelingen per patiënt. De patiënt daarentegen merkt wel in
welke volgorde hij de behandeling krijgt omdat hij de SB wel of niet voelt
trillen als hij erop ligt. Daarom is het een enkelblind gerandomiseerd
cross-over onderzoek. Aan de patiënt wordt verteld dat het van groot belang is
dat hij de volgorde van hun behandelingen niet vertelt. Vanwege een mogelijke
bias die de proefpersonen kunnen ontwikkelen wanneer zij weten dat de niet
trillende SB als placebo geldt, is dit niet aan de patiënt verteld en is er
alleen medegedeeld dat wij willen weten welke SB het beste werkt. Het
bijbehorende instructieboekje (waarin staat dat de echt SB hoort te trillen) is
daarom niet meegegeven, maar worden de instructies aan de patiënt verteld
tijdens het intake gesprek en staan zij samengevat aan de binnenzijde van de
SB-doos.
Er is gekozen voor een behandelingsperiode van 4 weken, omdat de proefpersonen
na deze tijd goed aan een houdingstherapie gewend zijn en omdat patiënten een
wash-out periode van minstens een week nodig hebben na een houdingstherapie om
enige carry-over effecten te minimaliseren(Skinner et al., 2008).
Bij aanvang van het experiment wordt het gewicht gemeten en wordt er
gecontroleerd of dit gewicht niet sterk verschilt met het gewicht tijdens de
afname van de baseline PSG (PSG-1). Daarnaast worden ziektes en het huidig
medicatiegebruik genoteerd en wordt er gekeken of deze en andere variabelen
binnen de inclusie-criteria vallen. Wanneer de patiënt kan worden geïncludeerd
voor het onderzoek, krijgt de proefpersoon een proefpersoonnummer die
willekeurig wordt gekozen door de random number generator. Alle patiënten met
een even getal krijgen SB1 en de patiënten met een oneven getal krijgen SB2 als
eerste behandeling. De fabrikant van de SB bepaald met behulp van kop of munt
of de tril-SB of de placebo-SB als SB1 wordt gelabeld. Alleen de fabrikant
heeft deze informatie.
De PSG*s meten de objectieve symptomen van houdingsafhankelijke OSAS. Naast
deze objectieve variabelen, worden ook de subjectieve klachten gemeten door
middel van vragenlijsten. Bij aanvang van het experiment worden verscheidene
vragenlijsten afgenomen die de specifieke OSAS-klachten, de subjectieve
slaapkwaliteit, de QoL, de functionele en sociale beperkingen door OSAS en
overmatige vermoeidheid overdag meten. De vragenlijsten die voor het
experiment worden afgenomen gelden als voormeting van de subjectieve
variabelen. Aan het eind van elke behandeling wordt de middag voor de PSG
verschillende vragenlijsten afgenomen die als nameting gelden. Op deze manier
wordt er onderzocht of de behandeling een verschil veroorzaakt in de
subjectieve klachten. Er worden tevens extra vragenlijsten ingevuld tijdens de
nameting. Deze aanvullende vragenlijsten meten de mogelijke bijwerkingen van de
SB en hoe therapietrouw de patiënten zijn geweest tijdens het onderzoek. Per
email ontvangt de proefpersoon een link naar een website waar een
slaaplogboekje staat weergegeven die hij elke ochtend gedurende het hele
onderzoek in moet vullen. In dit slaaplogboekje wordt bijgehouden hoe lang de
patiënt geslapen heeft, of hij de SB de hele nacht om heeft gehad en wat de
reden is voor het niet dragen van de SB. Daarnaast wordt er met dit
slaaplogboekje gemeten hoe de proefpersoon zelf vindt dat hij geslapen heeft
die nacht en of hij meer heeft gerookt, meer alcohol heeft gedronken of
mogelijk slaapmedicatie heeft ingenomen die nacht. Omdat wij alleen de invloed
van de SB op houdingsafhankelijke OSAS willen meten en niet willen dat een
mogelijke verbetering wordt veroorzaakt door andere maatregelen, zullen wij de
proefpersonen aanraden om niets aan hun rookgedrag, alcoholinname en
slaaptijden te veranderen.
De SB*s zijn geïmplementeerd met software die, voor een periode van 5 weken,
per nacht registreert hoe vaak de knop van de SB langer dan 2 seconden wordt
ingedrukt. Op deze manier kan worden gemeten hoe vaak de patiënt elke nacht op
zijn rug ligt en telt hij niet de keren dat de proefpersoon snel (dus korter
dan 2 seconden) de knop indrukt wanneer hij over de SB heen rolt als hij van
zijn ene op zijn andere zij draait. Tevens registreert de SB per week hoeveel
seconden de knop gemiddeld is ingedrukt voordat de patiënt van zijn rug af
draait. Met behulp van deze gegevens kan onderzocht worden of de proefpersonen
steeds minder en korter op hun rug liggen en of er sprake is van een leereffect
waardoor zij bijna/helemaal niet meer op hun rug liggen.
Onderzoeksproduct en/of interventie
De Snore-Breaker : De Snore-Breaker (SB) is een houdingstherapie. Het apparaat bestaat uit een verstelbare elastische band die om de middel moet worden gebonden. Aan deze elastische band wordt een groene disk bevestigd die op de rug hoort te zitten. De beste hoogte voor de SB is net onder de schouderbladen met de disk op de ruggenwervel (zie figuur 1 in het bijgevoegde onderzoeksprotocol voor een afbeelding van de SB en de gewenste bevestiging op de rug). Op de disk zit een witte knop die wordt ingedrukt wanneer er op de rug gelegen wordt. De SB moet met de niet indrukbare zijde tegen de rug zitten. Bij de tril-SB gaat de disk vibreren als de knop langer dan dertig seconden wordt ingedrukt, dus wanneer er langer dan dertig seconden op de rug gelegen wordt. De placebo-SB gaat niet trillen wanneer de patiënt in rugligging slaapt. De tril-SB heeft verschillende vibratiefuncties. Wanneer er de proefpersoon ondanks het trillen toch op zijn rug blijft liggen schakelt het apparaat over naar een ander vibratieprogramma. Het apparaat functioneert op een batterijspanning van maximaal 4,5 V en is dus ongevaarlijk. Volgens de fabrikant van de SB (Nobel Trading) zijn er slechts twintig van de 750 verkochte SB teruggestuurd, waaruit kan worden gesuggereerd dat de SB goed te verdragen en gebruiksvriendelijk is.
Inschatting van belasting en risico
- Voordelen: Er wordt bij dit onderzoek een rechtstreeks therapeutisch effect
beoogd bij de patiënten. Met behulp van de Snore-Breaker wordt verwacht dat de
houdingsafhankelijke OSAS van de patiënt effectief behandeld wordt en dat de
patiënt herstelt van zijn OSAS-gerelateerde klachten en gevolgen.
-Belasting voor de patiënt: De belasting voor de patiënt bestaat uit twee extra
ziekenhuisbezoeken in vergelijking met de reguliere behandeling, waarbij de
proefpersonen in dit onderzoek één extra nachtslaaponderzoek krijgen. Het
eerste ziekenhuisbezoek bestaat uit een intake-gesprek á 1 uur en het tweede
ziekenhuisbezoek betreft een ziekenhuisopname á 16 uur waarbij het extra
nachtslaaponderzoek wordt verricht.
Daarnaast moeten de proefpersonen vragenlijsten invullen en gedurende acht
weken de geadviseerde behandeling volgen. De vragenlijsten betreffen vragen
over de slaap, slaapklachten, disfunctionerende gevolgen overdag, de QoL en de
Snore-Breaker. De proefpersonen worden getest op houdingsafhankelijke OSAS en
comorbide slaapstoornissen met behulp van een PSG. Tijdens het intake-gesprek
worden gewicht, drugs-, medicatie- en alcoholgebruik, comorbide epilepsie,
long-, hart-, psychiatrische en geheugenproblemen uitgevraagd, die dikwijls al
bekend zijn in ons bestand voor aanvang van het onderzoek.
- Risico*s: Er zijn geen risico*s en bijwerkingen bekend van de (huidige)
houdingstherapieën. Een mogelijk risico zou een verergering van de slaap apneu
(die weer verdwijnt wanneer de interventie gestaakt wordt) en mogelijke
verergering van de nachtelijke onrust tijdens de duur van dit onderzoek zijn.
Het uitvoeren van dit onderzoek, in het licht van de belasting/ risico*s en de
voordelen die voor proefpersonen aan deelname verbonden zijn, is mijns inziens
gerechtvaardigd omdat de proefpersonen een passende therapie krijgen voor hun
gediagnosticeerde slaap apneu. Tevens wordt er achteraf getest of de
behandeling aanslaat, hieruit kan worden geconcludeerd of de proefpersoon door
moet gaan met de behandeling. Op deze manier wordt de proefpersoon
(waarschijnlijk) goed behandeld voor zijn slaap apneu, wat door dit onderzoek
wordt bewerkstelligd en wat mijns inziens opweegt tegen de belasting/ risico's
die aan het deelnemen aan het onderzoek verbonden is.
Publiek
Louwesweg 6
1066 EC, Amsterdam
NL
Wetenschappelijk
Louwesweg 6
1066 EC, Amsterdam
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Slaap apneu in rugligging. Met een totale Apneu-Hypoapneu-Index (AHI) van 5 of hoger. Een AHI in rugligging van 5 of hoger, een AHI in andere slaaphoudingen van 10 of lager. De AHI in rugligging moet minstens twee keer zo groot zijn als de AHI in ander slaaphoudingen.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Proefpersonen die al een andere therapie hebben voor de slaap apneu (zoals een MAD of een CPAP bijvoorbeeld) of die een AHI score hebben die niet voldoet aan de bovenstaande inclusie criteria zullen worden geexcludeerd. Mensen die (regelmatig) slaapmedicatie, drugs en/of overmatig alcohol gebruiken zullen worden uitgesloten.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL39249.048.12 |