Primaire doelstelling:Aantonen dat de werkzaamheid van een geïndividualiseerd, op stabilisatiecriteria gebaseerdzo-nodig-doseringsregime met 0,5 mg ranibizumab in combinatie met of zonder bijkomendelaserbehandeling superieur is aan de werkzaamheid…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Netvlies-, vaatvlies- en glasvochtbloedingen en vaataandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De primaire variabele bestaat uit de gemiddelde verandering in BCVA tussen de
uitgangssituatie en maand 6 bij patiënten met visusverslechtering als gevolg
van MO
secundair aan BRVO.
Secundaire uitkomstmaten
De belangrijkste secundaire variabelen omvatten het gemiddelde van de
gemiddelde veranderingen in BCVA tussen de uitgangssituatie en maand 1 tot en
met maand
24, en het aantal toegepaste ranibizumab-behandelingen.
Achtergrond van het onderzoek
Dit onderzoek zal tot en met maand 6 gegevens opleveren aan de hand
waarvan 0,5 mg ranibizumab bij *zo-nodig-gebruik* met of zonder bijkomende
laserbehandeling vergeleken kan worden met lasercoagulatie (de huidige
standaardbehandeling), en zal tevens gegevens opleveren over de werkzaamheid en
veiligheid
van 0,5 mg ranibizumab bij zo-nodig-gebruik, gebruikt in combinatie met of
zonder
bijkomende laserbehandeling, gedurende 24 maanden bij patiënten met
visusverslechtering
als gevolg van macula-oedeem (MO) secundair aan BRVO. Met behulp van een
speciale
vorm van optische-coherentietomografie (OCT), spectraal-domein-OCT, zullen
hogeresolutiebeelden
gemaakt worden, die beoordeeld zullen worden om inzicht te krijgen in
voorspellende factoren voor ziekteprogressie, en in jaar 2 zal beoordeeld
worden of de
controlefrequentie kan worden verlaagd. De uitkomsten van dit onderzoek zullen
informatie
verschaffen over de langetermijnveiligheid en -werkzaamheid, die zal kunnen
dienen als
uitgangspunt voor verdere aanbevelingen aangaande het gebruik van ranibizumab
bij deze
indicatie.
Doel van het onderzoek
Primaire doelstelling:
Aantonen dat de werkzaamheid van een geïndividualiseerd, op
stabilisatiecriteria gebaseerd
zo-nodig-doseringsregime met 0,5 mg ranibizumab in combinatie met of zonder
bijkomende
laserbehandeling superieur is aan de werkzaamheid van de huidige
standaardbehandeling,
lasercoagulatie, bij patiënten met visusverslechtering als gevolg van MO
secundair aan
BRVO. De primaire doelstelling zal beoordeeld worden aan de hand van bepaling
van de
gemiddelde verandering in de best gecorrigeerde gezichtsscherpte (BCVA) tussen
de
uitgangssituatie en maand 6.
Belangrijkste secundaire doelstelling:
Ten eerste aantonen dat behandeling met ranibizumab in combinatie met bijkomende
laserbehandeling niet inferieur is aan behandeling met ranibizumab als
monotherapie, wat
beoordeeld zal worden aan de hand van het gemiddelde van de gemiddelde
veranderingen in
BCVA tussen de uitgangssituatie en maand 1 tot en met maand 24, en vervolgens
(nadat de
non-inferioriteit is aangetoond) aantonen dat gebruik van ranibizumab in
combinatie met
bijkomende laserbehandeling resulteert in een kleiner aantal
herhalingsbehandelingen met
ranibizumab dan gebruik van ranibizumab als monotherapie, wat beoordeeld zal
worden aan
de hand van het aantal toegepaste ranibizumab-behandelingen tot en met maand
23.
Onderzoeksopzet
Het onderzoek is een gerandomiseerd, open-label, met werkzame
behandeling gecontroleerd, driearmig, multicenter fase IIIb-onderzoek. De
proefpersonen
zullen in een verhouding van 2:2:1 gerandomiseerd worden naar 1 van de 3
behandelingsarmen. Ranibizumab zal worden toegediend op grond van een op
stabilisatiecriteria gebaseerd zo-nodig-doseringsregime. Naast het
screeningsbezoek en het
bezoek ten tijde van de uitgangssituatie vindt er een bezoek plaats op dag 8 en
vervolgens
elke maand vanaf maand 1 tot en met maand 12. In jaar 2 vinden er maximaal 12
maandelijkse bezoeken plaats, maar dit aantal kan lager uitvallen in verband
met de
mogelijkheid om bezoeken over te slaan.
Onderzoeksproduct en/of interventie
De onderzoeksbehandeling die bij dit onderzoek wordt gebruikt, bestaat uit 0,5 mg ranibizumab dat zo nodig per intravitreale injectie wordt toegediend en gebruikt wordt in combinatie met of zonder bijkomende laserbehandeling. De controlebehandeling bestaat uit als monotherapie toegepaste lasercoagulatie. De proefpersonen zullen in een verhouding van 2:2:1 worden toegewezen aan 1 van de volgende 3 behandelingsarmen: • arm 1: ranibizumab als monotherapie; • arm 2: ranibizumab in combinatie met bijkomende laserbehandeling; • arm 3: laserbehandeling als monotherapie (met de mogelijkheid om vanaf maand 6 ranibizumab te gaan gebruiken).
Inschatting van belasting en risico
Uitgaande van een patient met maximale studiebehandeling gedurende de gehele
studie (2 jaar):
Max. 27x: vitale functies, ETDRS BCVA (gezichtsscherpte), oogonderzoek,
tonometrie en OCT scan
Max. 25x: kleur fundusfotografie, fluorescentie-angiografie
Max. 24x: laser behandeling
6x: NEI-VFQ-25 (vragenlijst)
Ranibizumab kan de volgende bijwerkingen hebben:
Zeer vaak voorkomend (bij 10 of meer op de 100 patiënten): bloeddoorlopen oog,
oogpijn, deeltjes of vlekjes in het zicht, bloedingen achter in het oog,
verhoogde oogdruk, verplaatsing van het glasachtig lichaam in het oog,
vertroebeling van (een deel van) de lens, oogontsteking, oogirritatie, het
gevoel dat er iets in het oog zit, stoornis in het gezichtsvermogen, ontsteking
of infectie van de ooglidranden, vorming van bindweefsel onder het netvlies,
roodheid van het oog, jeuken van het oog, droog oog, ontsteking van het
glasachtig lichaam in het oog, hoofdpijn, loopneus en keelpijn, rugpijn, pijn
in de gewrichten, verhoogde bloeddruk en verminderd aantal rode bloedcellen en
misselijkheid.
Vaak voorkomend (bij tussen 1 en 10 op de 100 patiënten): oogongemak,
afzettingen aan de achterzijde van het oog, bloedingen op de injectieplaats in
het oog, infectie van het oogoppervlak, infectie van de oogbol, veranderingen
in het deel van het netvlies dat verantwoordelijk is voor het centrale
gezichtsvermogen, degeneratie van het netvlies, loslating van of scheuren in
het netvlies of een laag van het netvlies wat zorgt voor lichtflitsen met
zwevende deeltjes en schaduwen en wat verergert tot een verlies van
gezichtsvermogen, wazig zien of verminderde gezichtsscherpte, ontsteking van
het gekleurde deel van het oog, het straalvormig lichaam (corpus ciliare) of
een inwendig deel van het oog, kleine plekjes op het oppervlak van het oog,
oogbloedingen, krassen in of ontsteking van het hoornvlies, toegenomen
traanproductie, afscheiding uit het oog met jeuk, roodheid en zwelling,
zwelling van het ooglid, ooglidpijn, en gevoeligheid voor licht, infectie van
de onderste luchtwegen, griep, urineweginfectie, beroerte, angst, hoesten en
allergische reacties
Soms voorkomend (bij minder dan 1 op de 100 patiënten): veranderingen in of
verdikking of verdunning van het centrale deel van het oogoppervlak, aandoening
achter in het oog of het glasachtig lichaam in het oog, een specifiek type
glaucoom, blindheid, ontstekingsafzettingen in het voorste deel van het oog,
pijn of irritatie op de injectieplaats, abnormaal gevoel in het oog, irritatie
van het ooglid, en ophoping van bloed in het voorste deel van het oog, piepende
ademhaling, toegenomen afscheiding in de bovenste luchtwegen, veranderingen in
het hartritme, en ontstekingsziekte van de huid.
Tenslotte zijn er risico*s verbonden aan de procedures die worden gedaan in het
kader van de studie; de injectieprocedures en/of aanvullende
onderzoeksprocedures.
Publiek
Lichtstrasse 35
Basel 4002
NL
Wetenschappelijk
Lichtstrasse 35
Basel 4002
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Leeftijd >=18 jaar voor zowel mannelijke als vrouwelijke proefpersonen.
2. Vastgestelde visusverslechtering die volledig is toe te schrijven aan MO dat secundair is aan BRVO.
3. Een BCVA-score ten tijde van de screening en de uitgangssituatie tussen 73 en 19 ETDRS-letters (ETDRS = Early Treatment Diabetic Retinopathy Study) (ongeveer equivalent aan een score tussen 20/40 en 20/400 bij gebruik van de snellenkaart).
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Beroerte of myocardinfarct doorgemaakt in de laatste 3 maanden voorafgaand aan de screening.
2. Ongereguleerde bloeddruk, gedefinieerd als een systolische waarde van >160 mmHg of een diastolische waarde van >100 mmHg, ten tijde van de screening of de uitgangssituatie. Behandeling met antihypertensiva mag in dergelijke gevallen worden ingesteld en dient dan gedurende minstens 30 dagen te worden toegepast, waarna de patiënt een tweede keer beoordeeld mag worden op geschiktheid voor onderzoeksdeelname.
3. Een actieve perioculaire of oculaire infectie of ontsteking (zoals blefaritis, conjunctivitis, keratitis, scleritis, uveïtis en endoftalmitis) in een van de of beide ogen ten tijde van de screening of de uitgangssituatie.
4. Ongecontroleerd glaucoom (intraoculaire druk [IOD] >=30 mmHg bij gebruik van medicatie, of naar het oordeel van de onderzoeker) in een van de of beide ogen ten tijde van de screening of de uitgangssituatie, of vastgesteld in de laatste 6 maanden voorafgaand aan de uitgangssituatie.
5. Neovascularisatie van de iris of neovasculair glaucoom in het te onderzoeken oog.
6. Gebruik van een systemisch geneesmiddel dat een remmend effect heeft op de vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF-remmer, zoals sorafenib [Nexavar®], sunitinib [Sutent®] en bevacizumab [Avastin®]) in de laatste 6 maanden voorafgaand aan de uitgangssituatie.
7. Behandeling (of verwachte behandeling in het niet te onderzoeken oog tijdens het onderzoek in verband met een indicatie anders dan retinale veneuze occlusie) met een angiogeneseremmer (waaronder VEGF-remmers, zoals pegaptanib [Macugen®], ranibizumab [Lucentis®], bevacizumab [Avastin®]) in een van de of beide ogen in de laatste 3 maanden voorafgaand aan de uitgangssituatie.
8. Panretinale lasercoagulatie van het te onderzoeken oog in de laatste 3 maanden voorafgaand aan de uitgangssituatie of verwacht of gepland in de eerste 3 maanden na de uitgangssituatie.
9. Focale of rasterlasercoagulatie van het te onderzoeken oog in de laatste 4 maanden voorafgaand aan de uitgangssituatie.
10. Gebruik van intra- of perioculaire corticosteroïden (waaronder sub-Tenon) in het te onderzoeken oog in de laatste 3 maanden voorafgaand aan de screening.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2011-002859-34-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT01599650 |
CCMO | NL38016.058.11 |