Aantonen dat een antistollingsbehandeling met de directe factor Xa-remmer apixaban niet minder veilig is dan een behandeling met VKA*s ter preventie van perioperatieve complicaties bij patiënten die een katheterablatie ondergaan bij non-valvulair…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Hartritmestoornissen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Een samenstelling van:
- overlijden, door welke oorzaak dan ook;
- CVA (ischemisch CVA, subarachnoïdale bloeding en hemorragisch CVA);
en
- ernstige bloedingen, beoordeeld als BARC-type 2 of hoger.
Secundaire uitkomstmaten
- Bloedingen, van welke aard dan ook.
- Ernstige bloedingen volgens de ISTH- en TIMI-criteria.
- Aantal CVA*s, andere systemische embolieën, en overlijdensgevallen door welke
oorzaak dan ook.
- Tijd tussen randomisatie en ablatie.
- Overnachtingen in het ziekenhuis na de ablatie.
- Berekening van de kosten inzake gezondheidszorg.
- Aantal ziekenhuisopnames door cardiovasculaire oorzaken.
- Duur van de behandeling voorafgaand aan de ablatie en de totale duur van de
orale antistollingsbehandeling.
- Aantal patiënten met een klinisch geïndiceerde TEE.
- ACT tijdens de ablatie.
- Tijd tot terugkerend VKF.
- Ritmestatus aan het eind van de follow-up.
- Complicaties met betrekking tot de vasculaire toegang, waardoor langere
ziekenhuisopname of specifieke behandeling nodig is.
- Veranderingen in de kwaliteit van het leven, gemeten in maand 3 en vergeleken
met de uitgangswaarde.
- Veranderingen in de cognitieve functies, gemeten in maand 3 en vergeleken met
de uitgangswaarde.
- Prevalentie van met MRI vastgestelde, klinisch *stille* hersenlaesies binnen
48 uur na de ablatie (MRI-deelonderzoek).
- De impact die met ablatie samenhangende klinisch herkenbare CVA*s of met MRI
vastgestelde, maar klinisch *stille* CVA*s hebben op de cognitieve functies na
de ablatie (MRI-deelonderzoek).
Achtergrond van het onderzoek
Factor Xa-remmers en directe trombineremmers zijn nieuwe orale anticoagulantia
met een vaste dosis, die een hoognodig alternatief vormen voor een behandeling
met vitamine K-antagonisten (VKA*s) ter preventie van een CVA bij
voorkamerfibrillatie (VKF). De toepassing ervan is onderzocht in een aantal
omvangrijke klinische onderzoeken waaraan patiënten deelnamen met non-valvulair
VKF met een verhoogd risico op een CVA. Er zijn drie *non-inferiority*
onderzoeken vastgelegd waarin apixaban, rivaroxaban en dabigatran werden
vergeleken met warfarine. Tevens is er een aanvullend klinisch onderzoek
vastgelegd dat aantoonde dat apixaban superieur is aan aspirine. Op basis van
de uitkomst van deze omvangrijke onderzoeken zijn deze drie nieuwe orale
anticoagulantia (NOAC*s) goedgekeurd in de VS, Canada, en in Europa voor de
preventie van CVA bij patiënten met VKF en minstens één bijkomende risicofactor
voor CVA. Daarnaast worden NOAC*s aanbevolen in huidige VKF-richtlijnen.
Volgens recent onderzoek ondergaat ongeveer 5-15% van de patiënten met
non-valvulair VKF een katheterablatie. Terwijl sommige van deze patiënten
langdurig moeten worden behandeld met anticoagulantia vanwege hun individuele
risico op een CVA, hebben alle patiënten tijdens en na de ablatie een
antistollingsbehandeling nodig om het risico op een CVA als gevolg van de
ingreep te verkleinen. Er zijn geen gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken
gedaan naar de toepassing van NOAC*s bij patiënten die een katheterablatie
ondergaan bij symptomatisch VKF. Maar na kleine retrospectieve observationele
patiëntenseries zijn er twijfels gerezen over de perioperatieve toepassing van
NOAC*s bij patiënten die een katheterablatie ondergaan: het omvangrijkste
gepubliceerde onderzoek betreft dabigatran, het NOAC dat als eerste werd
goedgekeurd. Onder patiënten die een katheterablatie ondergingen en werden
behandeld met dabigatran vonden meer ernstige ongewenste voorvallen plaats dan
onder patiënten die een ablatie ondergingen terwijl ze werden behandeld met
VKA*s. Om precies te zijn, vonden er ernstige ongewenste voorvallen plaats bij
18/409 patiënten die werden behandeld met dabigatran (4,4%) in vergelijking met
ernstige ongewenste voorvallen bij 8/371 patiënten die werden behandeld met
VKA*s (2,1%). Deze cijfers geven alleen ernstige ongewenste voorvallen weer
(zoals pericardtamponade, klinisch herkenbare CVA en overlijden), aangezien er
geen gegevens zijn verzameld over andere ernstige bloedingen. Ondanks dat deze
uitkomst waarschijnlijk is gebaseerd op toeval en niet op een biologisch
verschil * zoals blijkt uit recenter bewijs uit retrospectieve gegevens *
suggereren deze cijfers dat het beter is om tijdens ablaties te *kiezen voor de
beproefde behandeling* met VKA*s. Omdat er geen gegevens uit gecontroleerde
onderzoeken voorhanden zijn, is de onevenredige verdeling van ernstige
complicaties een reden tot zorgen voor artsen die ablaties uitvoeren.
De internationale consensusverklaring inzake VKF-ablatie werd eerder
gepubliceerd dan deze rapportages over dabigatran. In de consensusverklaring
wordt aanbevolen om patiënten die een VKF-ablatie ondergaan een doorlopende
antistollingsbehandeling te geven met een VKA of een NOAC, maar in de update
van de ESC-richtlijnen inzake VKF * die werd gepubliceerd nadat de rapportages
over dabigatran beschikbaar kwamen * is alleen sprake van een doorlopende
perioperatieve antistollingsbehandeling met een VKA.
Er is dus behoefte aan een gedegen en voldoende breed opgezet klinisch
onderzoek om te testen of NOAC*s kunnen worden toegepast bij
VKF-katheterablatie.
Doel van het onderzoek
Aantonen dat een antistollingsbehandeling met de directe factor Xa-remmer
apixaban niet minder veilig is dan een behandeling met VKA*s ter preventie van
perioperatieve complicaties bij patiënten die een katheterablatie ondergaan bij
non-valvulair VKF. De substudie, waarin na ablatie een MRI wordt uitgevoerd,
heeft als doel om onzichtbare schade, zoals stille beroertes, te identificeren
in de test groep versus de controle groep.
Onderzoeksopzet
Door de onderzoeker geïnitieerd, prospectief, gerandomiseerd, open-label,
multicenter interventieonderzoek met een parallelgroep en geblindeerde
eindpuntevaluatie (PROBE). Fase IV.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Te onderzoeken medicijn: apixaban Vergelijkingsmedicijn: lokaal gebruikte, op de markt gebrachte VKA Er wordt tweemaal daags 5 mg apixaban toegediend en de apixaban wordt vergeleken met orale anticoagulantia in de vorm van de lokaal gebruikte VKA (met als streefwaarde een international normalized ratio (INR) van 2,0-3,0). De dosis apixaban zal, op basis van de goedgekeurde productinformatie, ten tijde van de randomisatie worden verlaagd naar tweemaal daags 2,5 mg. De onderzoeksmedicijnen moeten effectief worden toegediend gedurende minstens 30 dagen voorafgaand aan de geplande katheterablatie of gedurende een kortere periode bij patiënten bij wie geen bloedstolsels in de atria zijn aangetroffen tijdens een transoesophageale echocardiografie (TEE). De toediening van de onderzoeksmedicijnen moet effectief worden voortgezet gedurende drie maanden na de ablatie. Alle patiënten zullen worden behandeld volgens de huidige richtlijnen (de update van de ESC-richtlijnen inzake VKF, de 2e consensusverklaring inzake katheterablatie) inclusief een doorlopende antistollingsbehandeling tijdens de ablatieprocedures (doorlopende behandeling met apixaban, streefwaarde INR 2,0-2,5 in de VKA-groep). Alle patiënten krijgen perioperatief heparine toegediend om een activated clotting time (ACT) van > 300 sec. te waarborgen. MRI-deelonderzoek: bij een subgroep van maximaal 300 deelnemende patiënten wordt binnen 3-48 uur na de ablatie een magnetic resonance imaging-onderzoek van de hersenen (MRI, zonder contrastmiddelen) uitgevoerd.
Inschatting van belasting en risico
Algemene risicobepaling van de AXAFA studie: Alle studiemedicijnen zijn
geregistreerd en zullen alleen worden gebruikt voor de daarvoor goedgekeurde
indicaties. Alle bijkomende studieprocedures, e.g. de katheter ablatie voor AF,
zijn standaardzorg procedures volgens de geldende medische richtlijn die wordt
gebruikt voor de aangegeven indicaties. Alle deelnemende centra moeten
voldoende, aantoonbare, ervaring hebben in de behandeling van patiënten met AF
in het algemeen en betreffende katheter ablatie van AF in het bijzonder. Dus,
het overall risiconiveau in deze fase IV studie is naar verwachting laag.
De extra MRI*s van de hersenen die worden uitgevoerd bij ongeveer 300
sub-studiepatiënten zullen niet bijdragen aan een stralingsrisico voor
deelnemende patiënten.
Individuele risicobepaling voor de studiepatiënt: Het gebruik van
studiegeneesmiddelen ten tijde van de procedures die plaatsvinden binnen de
AXAFA studie wijken niet af van standaardzorg procedures. De geteste
modificatie van de meest bekende medicijnrichtlijn, de behandeling met een
factor Xa remmer peri-ablatie, betreft de toepassing van een goedgekeurd
geneesmiddel voor betreffende indicatie en in de daarvoor bestemde doelgroep.
Er zijn verschillende single-center studies die suggereren dat deze aanpak
veilig is. Echter, een formele bevestiging van de veiligheid hiervan ontbreekt.
Kortom, het individuele risico van studiepatiënten in beide behandelgroepen zal
niet verschillen van het risico van de behandeling in de klinische routine.
Publiek
Mendelstrasse 11
Münster 48149
DE
Wetenschappelijk
Mendelstrasse 11
Münster 48149
DE
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
I1. Non-valvulair VKF (vastgelegd op een ECG) met een klinische indicatie voor katheterablatie;
I2. Klinische indicatie voor het ondergaan van een katheterablatie met een doorlopende antistollingsbehandeling;
I3. Aanwezigheid van minstens één van de volgende CHADS2-risicofactoren voor CVA:
- CVA of TIA,
- Leeftijd * 75 jaar,
- Hypertensie, gedefinieerd als behandeling van chronische hypertensie, de ingeschatte noodzaak tot doorlopende behandeling van hypertensie of een bloeddruk in rust van > 145/90 mmHg,
- Diabetes mellitus,
- Symptomatisch hartfalen (NYHA-klasse * II).
I4. Leeftijd * 18 jaar
I5. Verlenen van schriftelijke toestemming voor deelname
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
E1. Iedere aandoening die leidt tot een levensverwachting van minder dan 1 jaar
E2 Deelname aan een andere klinische studie in de afgelopen twee maanden
E3 Eerder deelname aan de AXAFA
E4 Zwangere vrouwen of vrouwen in de vruchtbare leeftijd die geen adequate anticonceptie gebruiken. Alleen vrouwen die adequate anticonceptie gebruiken (orale anticonceptie of spiraaltje) of vrouwen die zijn gesteriliseerd kunnen worden gerandomiseerd.
E5 Vrouwen die borstvoeding geven
E6 Drugs misbruik of klinisch manifest alcohol misbruik
E7 CVA binnen 14 dagen voor randomisatie
E8 Gebruik van krachtige duale remmers van cytochrome P4503A4 (CYP3A4) en P glycoprotein (P-gp) of krachtige duale activators van CYP3A4 en P-gp
E9 Klep-gerelateerde AF (gedefinieerd door de geupdate ESC guidelines betreffende AF, ernstige mitralisklep stenose, mechanishce hartklep). Daarnaast zijn patiënten die een mitralisklep reparatie hebben gehad niet geschikt voor AXAFA.
E10 Eerdere ablatie of chirurgische ingreep in verband met AF
E11 Cardiale ablatie, ongeacht indicatie, (catheter of chirurgisch) binnen 3 maanden voor randomisatie
E12 Klinische indicatie voor *triple therapy* (combinatie therapie van clopidogrel, acetylsalicyl zuur en orale antigoagulatia)
E13 Andere Ccontra indicaties voor gebruik van VKA of apixaban
E14 Gedocumenteerd atriale trombi minder dan 3 maanden voorafgaand aan randomisatie.
E15 Ernstig chronisch nierlijden met een geschatte Glomerulaire Filtratie Ratio (GFR) < 15 ml/min
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2014-002442-45-NL |
ISRCTN | ISRCTN87711003 |
CCMO | NL51728.042.15 |