Het onderzoeken van de associatie tussen bovengenoemde GR-polymorfismen met alle volgende reeds verzamelde en bestudeerde metabole en cellulaire parameters.
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Glucosemetabolismestoornissen (incl. diabetes mellitus)
- Glucosemetabolismestoornissen (incl. diabetes mellitus)
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
We zullen de associatie tussen bovengenoemde polymorfismen onderzoeken met alle
volgende reeds verzamelde en bestudeerde metabole en cellulaire parameters.
-Lichaamssamenstelling: gemeten door onderwater weging
-Insulinegevoeligheid: hyperinsulinemische-euglycemische clamps
-Substraatmetabolisme, gemeten met indirecte calometrie (basaal en insuline
gestimuleerd)
-Vetstapeling in de spiercel (spierbiopten)
-Inspanningstest: ter bepaling van maximaal oxidatieve capaciteit
-Mitochondriële functie: hoge resolutie respirometrie.
Bepalingen die zullen worden verricht in het volbloed van de groep
bovengenoemde proefpersonen:
-Glucocorticoid receptor polymorfismen
-Genetische variaties van invloed op het energie-metabolisme
Secundaire uitkomstmaten
nvt
Achtergrond van het onderzoek
Glucocorticoïden, als geneesmiddel (bijv. prednison) of in de vorm van het
lichaamseigen cortisol, hebben talrijke effecten op het menselijke lichaam: ze
werken ontstekingsremmend, onderdrukken het immuunsysteem en zijn van invloed
op het vet- en suikermetabolisme.
In de praktijk wordt gezien dat de werkzaamheid, het vóórkomen van bijwerkingen
en de ernst hiervan per patiënt erg kunnen verschillen. Eerdere onderzoeken
hebben gesuggereerd dat er mogelijk een genetische component is die hierin een
rol speelt.
Glucocorticoïden kunnen hun effecten pas uitoefenen na binding aan een
receptor. In eerdere studies zijn er polymorfismen (variaties van een gen)
geïdentificeerd in het gen dat codeert voor deze receptor. Zij vonden een
associatie met veranderingen in lichaamssamenstelling en de suiker- en
vethuishouding, passend bij toe- of afgenomen effecten van levenslange
blootstelling aan lage concentraties van (lichaamseigen) glucocorticoïden.
Bij de Endocrinologie (Drs. D. van Moorsel onder leiding van Dr. B. Havekes)
wordt op dit moment onderzoek gedaan naar de effecten van deze polymorfismen.
In een groot gecombineerd cohort (Hoorn & CODAM studies, n=1228) is recent
aangetoond dat dragers van het frequent voorkomende BclI polymorfisme een
significant verhoogde vetmassa hebben en dat in deze groep proefpersonen
insulineresistentie vaker voorkomt. Dit betekent dat deze polymorfismen
mogelijk een rol zou kunnen spelen bij het ontstaan van suikerziekte en het
metabool syndroom. Echter aangezien deze onderzoeken enkel epidemiologische
studies betreffen, blijft onduidelijk wat de mogelijke onderliggende
mechanismen zijn voor het ontstaan van een verhoogd risico op
insulineresistentie/suikerziekte bij deze polymorfismen. Om dit nader te
onderzoeken willen we graag kijken naar het glucose- en eiwitmetabolisme in
weefsels (bijv. spier) en dit te vergelijken tussen dragers en niet-dragers.
Bij de Humane Biologie (o.a. Dr. E. Phielix, onder leiding van Prof. Dr. P.
Schrauwen) zijn verschillende studies gedaan waarbij vetstapeling, glucose-, en
eiwitmetabolisme is onderzocht. Bij deze onderzoeken zijn dan ook reeds
materiaal en data van de proefpersonen verzameld die gebruikt zouden kunnen
worden om te kijken naar de relaties tussen polymorfismen en cellulaire
mechanismen betrokken bij het ontstaan van suikerziekte.
In een samenwerkingsverband tussen de Humane Biologie en de Endocrinologie
kunnen we op een minimaal invasieve wijze de effecten van bovengenoemde
polymorfismen onderzoeken, zonder dat er nu opnieuw spierbiopten afgenomen en
geanalyseerd hoeven te worden. Omdat de polymorfismen helaas niet in het
aanwezige plasma kunnen worden bepaald, zal het noodzakelijk zijn om nog één
buisje *volbloed* af te nemen bij de proefpersoenen ter bepaling van deze
polymorfismen. Ook kan het relevant zijn om andere genetische variaties die van
invloed kunnen zijn op het energiemetabolisme te bepalen en deze mee te nemen
in het onderzoek.
De proefpersonen hebben bij inclusie van het oorspronkelijke protocol
toestemming gegeven om opnieuw gecontacteerd te mogen worden voor
vervolgonderzoeken en voor het gebruik van reeds afgenomen materiaal voor
onderzoek in lijn van het voorgaande onderzoek.
Doel van het onderzoek
Het onderzoeken van de associatie tussen bovengenoemde GR-polymorfismen met
alle volgende reeds verzamelde en bestudeerde metabole en cellulaire
parameters.
Onderzoeksopzet
Proefpersonen zullen eenmalig worden benaderd en opgeroepen voor de afname van
1 buisje bloed als in de originele studie niet reeds DNA is afgenomen.
Inschatting van belasting en risico
Omdat de polymorfismen helaas niet in het aanwezige plasma kunnen worden
bepaald, zal het noodzakelijk zijn om nog één buisje *volbloed* af te nemen bij
de proefpersoenen ter bepaling van deze polymorfismen.
Publiek
Universiteitssingel 50
Maastricht 6226ER
NL
Wetenschappelijk
Universiteitssingel 50
Maastricht 6226ER
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Alle proefpersonen geselecteerd uit studies 09-3-033; 07-3-028; 04-257; 03-015;
06-3-038; 09-3-039; 11-3-092; 11-2-003; 13-3-058; 13-2-030; 15-3-030; 113003;
153046; 163019; 163052; 173008; 173017; 173021; 173024; 173031; 173037; 183001
en 183006 (n=447).
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
n.v.t., deze zijn reeds bepaald in eerdere studies.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL41486.068.12 |