De doelstelling van onderzoek M14-115 is het evalueren van de werkzaamheid en de veiligheid van hogere *inductie- en onderhoudsdoseringsschema*s bij patiënten met matig tot ernstig actieve ziekte van Crohn.
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Maagdarmstelselontstekingsaandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Werkzaamheid:
Patiënten die deelnemen aan het inductieonderzoek en gerandomiseerd zijn naar
het hogere adalimumab-inductiedosisschema, worden vergeleken met de patiënten
die zijn gerandomiseerd naar het standaard adalimumab-inductieschema.
Patiëntgegeven van het onderhoudsonderzoek worden gebruikt voor verkennende
analyses.
Co-primaire eindpunten voor de werkzaamheid in het inductieonderzoek:
• Het percentage patiënten die in week 4 een CDAI < 150 bereiken.
• Het percentage patiëntenmet endoscopische respons (afname> 50% SESCD van
baseline [of voor een baseline SES-CD van 4, ten minste een 2 punt verlaging
van baseline]) in week 12.
Farmacokinetisch:
Er worden bloedmonsters afgenomen voor het meten van de serumconcentratie van
adalimumab net vóór de dosistoediening bij de baseline, in week 2, week 4, week
6, week 8, week 12, week 26, week 40 en week 56/bij voortijdig stoppen en
anti-adalimumab antilichamen (AAA) net vóór de dosistoediening bij baseline, in
week 4, week 12, week 26, week 40 en week 56/PD.
Er worden net vóór de dosistoediening bij de baseline ook bloedmonsters
afgenomen voor meting van serumniveaus voor infliximab en humane antichimere
antilichamen (HACA).
Verkennend onderzoek met darmslijmvliesbiopten (optioneel):
Er worden optionele darmbiopten genomen met toestemming bij de screening, in
week 12 en in week 56 of bij voortijdig stoppen. Het doel van deze monsters is
het testen op mogelijke biomarkersignaturen en nieuwe aangrijpingspunten voor
geneesmiddelen bij inflammatoire darmziekten. De monsters zullen onder andere
worden getest op nucleïnezuren, eiwitten, metabolieten of lipiden.
Veiligheid:
Er worden veiligheidsanalyses uitgevoerd op alle patiënten die minstens één
dosis van het onderzoeksgeneesmiddel ontvangen. De incidentie van ongewenste
voorvallen, veranderingen in de vitale functies, resultaten van lichamelijke
onderzoeken en klinische laboratoriumwaarden worden geanalyseerd.
Secundaire uitkomstmaten
Geclassificeerde secundaire eindpunten:
1. Percentage patiënten met aanhoudende klinische remissie (CDAI < 150) in week
4 en 12.
2. Het percentage patiënten met CDAI < 150 in week 4 en en endoscopische
respons in week 12.
3. Het percentage patiënten met klinische remissie (CDAI < 150) in week 12.
4. Het percentage patiënten die bij baseline corticosteroïden namen en die zijn
gestopt met het gebruik van corticosteroïden en in week 12 klinische remissie
(CDAI < 150) hebben bereikt.
5. Het percentage patiënten met endoscopische remissie (SES-CD <= 4 en ten
minste een verlaging van 2 punten ten opzichte van baseline en geen subscore
groter dan 1 in een individuele variabele) in week 12.
6. In week 4 verandering ten opzichte van de baseline in het fecale
calprotectine gehalte.
7. Het percentage patiënten met hs-CRP < 5 mg/l en fecale calprotectine < 250
µg/g in week 4.
8. Het percentage patiënten met CDAI < 150, hs-CRP < 5 mg/l en fecale
calprotectine < 250 µg/g in week 4.
9. Het percentage patiënten met CDAI <150, hs-CRP <5 mg / L, SES-CD <= 4 en
minstens een verlaging van 2 punten ten opzichte van baseline en geen subscore
groter dan 1 in een individuele variabele en fecaal calprotectin <250 µg / g in
Week 12.
10. Het percentage patiënten dat in week 12 een SES-CD <= 2 bereikt.
11. Het percentage patiënten met een klinische respons (daling van CDAI >= 70
punten ten opzichte van de baseline) in week 4.
12. Het percentage patiënten met een klinische respons (daling van CDAI >= 70
punten ten opzichte van baseline) in week 12.
13. Het percentage patiënten dat een klinische respons bereikt in IBDQ Darm
Symptoomdomein (verhoging van IBDQ darmsymptoom domeinscore >= 8) in week 4.
14. Het percentage patiënten dat een klinische respons bereikt in IBDQ Darm
Symptoomdomein (verhoging van IBDQ-darmsyndomein domeinscore >= 8) in week 12.
15. Het percentage patiënten dat reageert op het item IBDQ-vermoeidheid
(toename van IBDQ-vermoeidheidscore >= 1) in week 12.
Eindpunten voor het verkennende onderhoudsonderzoek:
• Percentage patiënten met endoscopische verbetering in week 12, dat in week 56
een endoscopische verbetering bereikt (SES-CD <= 4 met een afname van ten minste
2 punten ten opzichte van baseline en geen subscore hoger dan 1 in een van de
individuele variabelen).
• Percentage patiënten met in week 56 een CDAI-waarde van < 150 van de
patiënten die in week 12 een CDAI-waarde van < 150 hadden.
Alle andere werkzaamheids- en verkennende eindpunten worden niet
geclassificeerd.
Zie het protocol voor een overzicht van verdere analyses.
Achtergrond van het onderzoek
Ziekte van Crohn omvat een spectrum van klinische en pathologische processen
geopenbaard door focale asymmetrische, transmurale, en af en toe granulomateuze
ontsteking die van invloed kan zijn op ieder segment van het maagdarmkanaal.
Traditioneel is de therapie gericht op symptomatische verbetering en het
bereiken van klinische remissie.
Het is aangetoond dat patiënten met endoscopische bewijs van ulceratie van het
maagdarmslijmvlies een verhoogd risico hebben op een meer gecompliceerd
ziekteverloop. Het is daarom denkbaar dat er een ander doel van de therapie is
namelijk verbetering van het darmslijmvlies zoals endoscopisch weergegeven,
aangezien dit geassocieerd wordt met positieve klinische voordelen, met
inbegrip hogere aantallen klinische remissie, minder ziekenhuisopnames en
minder abdominale chirurgie.
Analyses gebaseerd op adalimumab serumconcentratie en de werkzaamheid bij week
4 gemeten met de Ziekte van Crohn activiteitsindex (CDAI) uitgevoerd met
gegevens uit eerdere adalimumab inductie studies hebben aangetoond dat een
grotere werkzaamheid bij Week 4 overeenkomt met een hogere dosering adalimumab.
Om de kans te verbeteren op het bereiken van meer nauwkeurige eindpunten, zoals
endoscopische verbetering van de darmslijmvlies, kan een intensievere
behandeling met adalimumab noodzakelijk zijn.
Doel van het onderzoek
De doelstelling van onderzoek M14-115 is het evalueren van de werkzaamheid en
de veiligheid van hogere *inductie- en onderhoudsdoseringsschema*s bij
patiënten met matig tot ernstig actieve ziekte van Crohn.
Onderzoeksopzet
Het onderzoek kan tot 60 weken duren, en bestaat uit een screeningperiode (1 -
4 weken) en een 12 weken durend dubbelblind inductieonderzoek en een
onderhoudsonderzoek van 44 weken. De screeningperiode kan indien nodig worden
verlengd na overleg met en goedkeuring van de door AbbVie voor het onderzoek
aangewezen arts (Study Designated Physician, SDP) voor patiënten die initiëring
van profylactische anti-tuberculose- (tb) therapie nodig hebben, of in geval
van externe, niet aan de patiënt gerelateerde omstandigheden (bijv. door
vertraagde beschikbaarheid van screeningtestresultaten). Na 70 dagen vindt er
tevens een follow-up telefoongesprek plaats met de patiënten die week 56
afmaken, of die voortijdig met het onderzoek stoppen.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Onderzoeksproducten: adalimumab (40 mg/0,8 ml) Dubbelblinde inductie: Patiënten worden gerandomiseerd naar één van 2 dubbelblinde onderzoeksschema's voor adalimumab-inductie. Doseringen: (hoger inductieprogramma) 160 mg bij baseline, week 1, 2 en 3 en 40 mg in week 4, dan verder met 40 mg om de andere week tot week 12. Dubbelblind onderhoud: Patiënten krijgen één van twee dubbelblinde onderzoeksschema's voor adalimumab-onderhoud. Klinisch aangepast (CA) schema: Patiënten die naar het klinisch aangepaste schema worden gerandomiseerd, krijgen om de week 40 mg adalimumab, te beginnen in week 12. De adalimumab-dosis wordt in week 14 geëscaleerd naar elke week als de CDAI >= 220 of hs-CRP >= 10 mg/l is (met gebruik van resultaten van het vorige of huidige bezoek), zoals getoond in de onderstaande tabel met criteria voor dosisaanpassing. De dosis van deze patiënten mogen ook worden geëscaleerd bij ongeplande bezoeken, die alleen mogen plaatsvinden in week 16, 18, 22, 24, 30, 32, 36, 38, 44, 46, 50, 52 en 54. Wanneer de dosis van patiënten met het klinisch aangepaste schema eenmaal is geëscaleerd, blijven ze de dosis van 40 mg ew krijgen. Bewakingsschema voor therapeutisch geneesmiddel (TDM): In week 14, 28 en 42 wordt de adalimumab-dosis bepaald voor patiënten die zijn gerandomiseerd naar het TDM-schema, aan de hand van de criteria voor dosisaanpassing in de onderstaande tabel. De doses worden bepaald op basis van geblindeerde serumconcentraties bij het vorige bezoek (respectievelijk week 12, 26 en 40), evenals de CDAI- en hs-CRP-waarden van het huidige of vorige bezoek. Patiënten die aan de criteria voldoen voor dosisescalatie in week 14, 28 of 42, krijgen iedere week 40 mg. Wijze van toediening: subcutaan (SC)
Inschatting van belasting en risico
Er bestaat uitgebreide klinische en postmarketing ervaring met adalimumab bij
een breed scala ziektes waaronder de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa (UC).
Het veiligheidsprofiel van adalimumab bij die indicaties is goed met meer dan
50.000 patiënt-jaren klinisch onderzoekservaring met adalimumab. De klinische
studies bij volwassen met de ziekte van Crohn hebben dit veiligheidsprofiel
niet veranderd en toonden een positieve risico/baten-verhouding aan. Condities
die een risico kunnen inhouden specifiek voor patiënten met de ziekte van Crohn
zijn exclusiecriteria in deze studie (bijv. bewijs voor colon dysplasie of
actieve infecties).
Publiek
Knollstrasse 50
Ludwigshafen 67061
DE
Wetenschappelijk
Knollstrasse 50
Ludwigshafen 67061
DE
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Mannen en vrouwen >= 18 en <= 75 jaar bij baseline.
2. Diagnose van de ziekte van Crohn in colon, ileocolon of ileum gedurende >= 3 maanden vóór de baseline en door endoscopie bevestigd tijdens de screeningperiode, of endoscopie die binnen 45 dagen vóór baseline is uitgevoerd, met uitsluiting van huidige infectie, dysplasie en/of maligniteit. Gepaste documentatie van de biopsieresultaten die stroken met de diagnose van CD, volgens de beoordeling van de onderzoeker, moet voorhanden zijn.
3. SES-CD (Simplified Endoscopic Score for Crohn's Disease) >= 6, exclusief de aanwezigheid van vernauwende component, of SES-CD >= 4, exclusief de aanwezigheid van vernauwende component, voor patiënten bij wie de ziekte beperkt is tot het ileum, op de endoscopie bij de screening of de endoscopie die binnen 45 dagen vóór baseline werd uitgevoerd, bevestigd door een centrale lezer.
4. CDAI (Crohn's Disease Activity Index) >= 220 en <= 450 bij de baseline ondanks gelijktijdige of voorgaande behandeling met een volwaardige en adequate behandeling, volgens de mening van de onderzoeker, van minstens een van de volgende middelen (orale corticosteroïden en/of immunosuppressiva of beide, zoals hieronder gedefinieerd):
• De patiënt gebruikt orale corticosteroïden, exclusief budesonide:
o De dosis van de orale corticosteroïden moet <= 40 mg/dag zijn (prednison of een gelijkwaardig product);
• Voor patiënten met een dosis > 10 en <= 40 mg/dag, was de dosis stabiel gedurende minstens 7 dagen vóór de baseline en liep de huidige steroïdekuur minstens 14 dagen vóór de baseline.
• Voor patiënten met een dosis <= 10 mg/dag, was de dosis stabiel gedurende minstens 10 dagen vóór de baseline en liep de huidige steroïdekuur minstens 14 dagen vóór de baseline.
• De patiënt gebruikt orale budesonide:
o Dosis mag niet hoger zijn dan 9 mg/dag;
• Voor patiënten met een dosis >= 6 mg/dag, was de dosis stabiel gedurende minstens 7 dagen vóór de baseline en liep de huidige steroïdekuur minstens 14 dagen vóór de baseline;
• Voor patiënten met een dosis < 6 mg/dag, was de dosis stabiel gedurende minstens 10 dagen vóór de baseline en liep de huidige steroïdekuur minstens 14 dagen vóór de baseline.
of:
• Minstens een achtereenvolgende 42 dagen durende kuur van azathioprine, 6-MP of injecteerbaar MTX vóór de baseline, met een stabiele dosis gedurende minstens 28 dagen vóór de baseline van azathioprine >= 1,5 mg/kg/dag of 6-MP >= 1 mg/kg/dag (afgerond tot de dichtstbijzijnde verkrijgbare tablet- of halftabletformulering) of een gedocumenteerde 6-TGN-waarde van minstens 230 pmol/8 × 108 RBC om duidelijk te maken dat een therapeutisch niveau werd bereikt op het huidige doseringsschema, of MTX >= 15 mg/week (subcutaan [s.c.]/intramusculair [i.m.]) of een hoogste door de patiënt getolereerde dosis (bijv. wegens leukopenie, verhoogde leverenzymwaarden, misselijkheid) gedurende die tijd. .
Opmerking: Als een patiënt zowel een hierboven vermeld oraal corticosteroïd als immunosuppressivum gebruikt, moeten BEIDE medicijnen aan de bovenstaande criteria voldoen.
Gebruik van oraal MTX is toegestaan tijdens het onderzoek (in een stabiele dosis gedurende 28 dagen vóór de baseline), maar een huidig of eerder gebruik van oraal MTX is niet voldoende voor inclusie in het onderzoek.
of:
• Gelijktijdige behandeling met orale corticosteroïden of immunosuppressiva (azathioprine, 6-MP of s.c./i.m. MTX) is niet vereist voor patiënten die op dit moment deze medicatie niet gebruiken en die het afgelopen jaar zijn behandeld en die bevestigde documentatie hebben van hun gebrek aan respons, of die gedurende afgelopen 5 jaar zijn behandeld en bevestigde documentatie hebben waarmee gebrek aan tolerantie wordt aangetoond.
5. De patiënt kan worden ingeschreven als deze eerder baat heeft gehad bij infliximab en met dat gebruik is gestopt wegens een daaropvolgend verlies van respons (wanneer deze volgens het oordeel van de onderzoeker in het verleden op infliximab heeft gereageerd en vervolgens een algemeen gebrek aan verbetering of verergering van aan de ziekte van Crohn gerelateerde symptomen heeft ervaren) of intolerantie voor het middel (wanneer naar de mening van de onderzoeker de behandeling werd gestopt naar aanleiding van een significante acute of vertraagde infusie/toedieningsreactie op de medicatie). Bevestigde documentatie die wijst op een verlies van respons of een gebrek aan tolerantie zal vereist zijn.
6. De patiënt heeft bij de screening een negatieve tb-bepaling (inclusief een PPD-test of een QuantiFERON TB Gold-test [of gelijkwaardige test]) én een negatieve röntgenfoto van de borstkas (CXR - PA en zijaanzicht). Als de patiënt tekenen vertoont van een latente tb-infectie, moet de patiënt vóór de baseline gedurende minimaal 2 weken een continue profylaxe voor tb starten en voltooien of documentatie hebben dat hij/zij een volledige profylactische kuur voor tb heeft voltooid.
7. Als het een vrouwelijke patiënt betreft, is deze onvruchtbaar, gedefinieerd als postmenopauzaal gedurende minstens 1 jaar of chirurgisch steriel (bilaterale afbinding van de eileiders, bilaterale ovariëctomie en/of hysterectomie) of is potentieel vruchtbaar en gebruikt een goedgekeurde methode voor geboorteregeling gedurende het gehele onderzoek en 150 dagen na de laatste dosis van het onderzoeksgeneesmiddel. Voorbeelden van goedgekeurde methoden voor geboorteregeling die resulteren in een laag percentage mislukkingen (d.w.z. minder dan 1% per jaar) indien consequent gebruikt, zijn (zie plaatselijke geïnformeerde toestemming voor meer informatie):
• implantaten, prikpil, sommige spiraaltjes, intra uterien hormoon vrijmakend systeem (IUS);
• seksuele onthouding (indien in overeenstemming met de geprefereerde en gebruikelijke levensstijl van de patiënt);
• een partner die vasectomie heeft ondergaan;
• hormonale anticonceptiva gedurende minstens 90 dagen vóór toediening van het onderzoeksgeneesmiddel.
Opmerking: Orale anticonceptiva op basis van enkel een lage dosis progestageen zoals 0,35 mg norethisteron en 0,5 mg lynestenol worden niet toereikend geacht.
8. De patiënt moet in staat en bereid zijn om schriftelijke geïnformeerde toestemming te geven en om aan de vereisten van dit onderzoeksprotocol te voldoen.
9. De hoofdonderzoeker heeft vastgesteld dat de patiënt overigens in goede gezondheid verkeert op basis van het resultaat van medische voorgeschiedenis, laboratoriumprofiel, lichamelijk onderzoek, CXR en een elektrocardiogram (ecg) met 12 geleidedraden, uitgevoerd tijdens de screening.
10. De patiënt moet in staat en bereid zijn om zichzelf subcutane (s.c.) injecties toe te dienen of er is een geschikte persoon beschikbaar die de s.c. injecties kan geven.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Patiënt met een huidige diagnose van colitis ulcerosa (CU) of onbepaalde colitis.
2. Patiënt op azathioprine, 6-mercaptopurine (6-MP), methotrexaat (MTX) of een ander immunosuppressivum (bijv. thalidomide) die:
• deze medicatie niet minstens 42 dagen vóór de baseline heeft gebruikt; of
• niet minstens 28 dagen vóór de baseline op een stabiele dosis van deze medicatie is geweest; of
• binnen 14 dagen vóór de baseline met deze medicatie is gestopt.
3. Patiënt op orale aminosalicylaten die:
• niet minstens 28 dagen vóór de baseline op een stabiele dosis van deze medicatie is geweest; of het gebruik van aminosalicylaten binnen 14 dagen vóór de baseline heeft gestopt.
4. Patiënt op orale corticosteroïden > 40 mg/dag (prednison of een gelijkwaardig product) of patiënt op budesonide > 9 mg/dag; of
• de patiënt gebruikt een oraal corticosteroïde (exclusief budesonide):
o dosis > 10 mg/dag, maar is niet minstens 7 dagen vóór de baseline op een stabiele dosis geweest; of
o dosis > 10 mg/dag, maar heeft niet minstens 14 dagen vóór de baseline een huidige steroïdenkuur gehad; of
o dosis <= 10 mg/dag of equivalent, maar is niet minstens 10 dagen vóór de baseline op een stabiele dosis geweest; of
o dosis <= 10 mg/dag of equivalent, maar heeft niet gedurende minstens 14 dagen vóór de baseline een huidige steroïdenkuur gehad; of
• Patiënt die budesonide gebruikt:
o dosis >= 6 mg/dag, maar is niet minstens 7 dagen vóór de baseline op een stabiele dosis geweest; of
o dosis >= 6 mg/dag, maar heeft niet gedurende minstens 14 dagen vóór de baseline een huidige steroïdenkuur gehad; of
o dosis < 6 mg/dag, maar is niet minstens 10 dagen vóór de baseline op een stabiele dosis geweest; of
o dosis < 6 mg/dag maar de huidige kuur heeft niet minstens 14 dagen geduurd vóór de baseline; of
heeft gelijktijdig zowel orale budesonide als prednison (of een gelijkwaardig product) gebruikt, met uitzondering van inhalatoren.
5. Heeft intraveneuze corticosteroïden ontvangen binnen 14 dagen vóór de screening of tijdens de screeningperiode.
6. De patiënt heeft chirurgische darmresecties ondergaan binnen de afgelopen 6 maanden of is van plan om op een gegeven moment een resectie te ondergaan terwijl hij/zij aan het onderzoek deelneemt.
7. Patiënt met een symptomatische darmvernauwing.
8. Patiënt met een abdominaal of perianaal abces.
9. Patiënt met een stoma of ileoanale pouch.
10. Patiënt met korte darmsyndroom.
11. De patiënt heeft een ander therapeutisch klysma of zetpil gekregen dan vereist voor endoscopie binnen 14 dagen vóór de screening en/of tijdens de screeningperiode.
12. Patiënt met voorafgaande blootstelling aan geneesmiddelen die een potentiële of bekende associatie hebben met progressieve multifocale leuko encefalopatie (PML) waaronder deelname aan een klinisch onderzoek van onderzoeksmiddelen die het witte-celtransport beïnvloeden (zoals natalizumab [Tysabri®], rituximab [Rituxan®], efalizumab [Raptiva®]). Een voorafgaande blootstelling aan om het even welk anti-TNF (tumornecrosefactor) middel met uitzondering van infliximab (met inbegrip van etanercept [Enbrel®], golimumab [Simponi®] of certolizumabpegol [Cimzia®]). Een voorafgaande blootstelling aan ustekinumab (Stelara®), tofacitinib (Xeljanz®) of vedolizumab (Entyvio®).
13. Patiënt die een onderzoeksmiddel heeft ontvangen of onderzoeksprocedure heeft ondergaan binnen 30 dagen of 5 halfwaardetijden vóór de baseline, wat het langste is.
14. Patiënt die eerder is behandeld met adalimumab of eerder heeft deelgenomen aan een klinisch onderzoek met adalimumab.
15. De patiënt heeft ciclosporine, tacrolimus of mycofenolaatmofetil ontvangen binnen 60 dagen vóór de baseline.
16. Patiënt die eerder stamceltransplantatie heeft ontvangen.
17. Patiënt die eerder fecale bacteriële transplantatie heeft ontvangen.
18. Patiënt die niet-steroïde ontstekingsremmende pijnstillers (NSAID's) heeft ontvangen binnen 14 dagen vóór de screening en tijdens het screeningbezoek, met uitzondering van aspirine ter preventie van hartinfacten, instabiele angina of tijdelijke beroertes (TIAs) or topicale NSAIDs in lage doseringen. 19. Infectie(s) waarvoor behandeling met intraveneuze (i.v.) anti-infectiemiddelen nodig was binnen 30 dagen vóór het baselinebezoek of orale anti-infectiemiddelen voor infecties die geen verband houden met de ziekte van Crohn binnen 14 dagen vóór het baselinebezoek.
20. Patiënten die aan de ziekte van Crohn gerelateerde antibiotica gebruiken en niet op een stabiele dosis zijn geweest gedurende minstens 28 dagen vóór de baseline. Patiënten die aan de ziekte van Crohn gerelateerde antibiotica gebruiken en met deze medicatie zijn gestopt binnen 28 dagen vóór de baseline zijn uitgesloten.
21. Patiënt die op dit moment totale parenterale nutritie (TPN) krijgt of van plan is om op een gegeven moment tijdens het onderzoek TPN te krijgen.
22. Patiënt met positieve Clostridium difficile (C. difficile) toxine in ontlasting analyse tijdens de screeningperiode.
23. Laboratoriumanalyse en andere analyses voor de screening tonen een of meer van de volgende abnormale uitslagen:
• ASAT, ALAT > 1,75 × boven limiet van het referentiebereik;
• telling witte bloedcellen < 3,0 × 109/l;
• elektrocardiogram (ecg) - met klinisch significante afwijkingen;
• totaal bilirubine >= 3 mg/dl; behalve voor patiënten met geïsoleerde stijging van indirecte bilirubine met betrekking tot het syndroom van Gilbert;
• serumcreatinine > 1,6 mg/dl.
24. Bekende overgevoeligheid voor adalimumab of zijn hulpstoffen.
25. Patiënt die eerder infliximab heeft gebruikt:
• en op geen enkel moment klinisch had gereageerd (*primaire non-responder*), tenzij de patiënt een behandeling beperkende reactie vertoonde; of
• die binnen 56 dagen vóór de baseline infliximab heeft gebruikt.
26. Eerder doorgemaakte demyelinisering (inclusief myelitis) of neurologische symptomen die demyelinisering suggereren.
27. Eerder doorgemaakte invasieve infectie (bijv. listeriose en histoplasmose) of hiv (humaan immunodeficiëntiesyndroom).
28. De patiënt heeft een actieve systemische virusinfectie of een actieve virusinfectie waardoor de patiënt volgens het klinische oordeel van de onderzoeker geen geschikte kandidaat is voor het onderzoek.
29. Patiënten met een positief resultaat voor het hepatitis B-oppervlakteantigeen (HBsAg) worden uitgesloten. Monsters die negatief zijn voor HBsAg worden getest op oppervlakteantilichamen (HBsAb) en kernantilichamen (HBcAb totaal). Voor patiënten met HBsAg (-), HBsAb (-) en HBcAb totaal (+) moet een kwalitatieve PCR-test voor HBV DNA worden uitgevoerd. Een PCR-resultaat voor HBV DNA dat voldoet aan de detectiegevoeligheid of deze overschrijdt, wordt uitgesloten.
Voor patiënten met een negatieve HBsAg-test en tests met onderstaande resultaten, hoeft geen kwalitatieve PCR -test voor HBV DNA te worden uitgevoerd:
• HBcAb totaal (-) en HBsAb (-)
• HBcAb totaal (-) en HBsAb (+)
• HBcAb totaal (+) en HBsAb (+)
30. Chronische recidiverende infecties.
31. Patiënt met actieve tb.
32. Als de patiënt tekenen vertoont van een latente tb-infectie, moet er bewijs zijn dat deze vóór de baseline gedurende minimaal 2 weken een continue profylaxe voor tb heeft gestart en voltooid of deze documentatie hebben dat hij/zij een volledige profylactische kuur voor tb heeft voltooid.
33. Geschiedenis van matig tot ernstig congestief hartfalen (NYHA-categorie III of IV), recent CVA en een andere aandoening die, naar de mening van de onderzoeker, de patiënt in gevaar zou brengen bij deelname aan het onderzoek.
34. Patiënt met een eerder doorgemaakte dysplasie van het maagdarmkanaal, of bij wie dysplasie ontdekt is bij een biopsie die tijdens de endoscopie bij de screening is uitgevoerd of een endoscopie die binnen 45 dagen vóór baseline werd uitgevoerd.
35. Positieve zwangerschapstest bij de screening (serum) of bij
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2013-001746-33-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT02065570 |
CCMO | NL47319.018.14 |