Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2024-516509-22-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens. 1.De hypothese testen dat een aan de leeftijd aangepast imuunsuppressief regime, gebaseerd op gereduceerde CNI-blootstelling…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Nefropathieën
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De primaire uitkomstmaat is succesvolle transplantatie. Dit wordt gedefinieerd
gedefinieerd als: Voor stratum A: Succesvolle transplantatie, op 1 jaar posttx
gedefinieerd als: geen graft- of patiënt- verlies , met een eGFR van > 30
ml/min/1.73m2 Voor stratum B: Succesvolle transplantatie, op 1 jaar posttx
gedefinieerd als: geen graft- of patiënt- verlies , met een eGFR van > 45
ml/min/1.73m2 Beide strata worden gepoold geanalyseerd.
Secundaire uitkomstmaten
Secundaire uitkomstmaten: De incidentie van individuele eindpunten : dood,
graft verlies, rejectie bij eGFR < 30 of 45 ml/min/1.73m2, rejectie op M 12 of
24 Secondary outcomes both Parts: • Incidence of individual endpoints of death,
graft loss, rejection eGFR below 30 or 45 ml/min/ 1.73m2 rejection at Months 12
and 24. • Rejection treatment and type of rejection treatment • The evolution
of renal function (eGFR) over time by slope analysis. • The incidence of
adverse events, serious adverse events and adverse reactions • The incidence of
clinically relevant infections, new onset diabetes mellitus and malignancies •
Presence of frailty at 3, 12 and 24 months after transplantation and change in
frailty from baseline •Presence of markers for immunosenescence at 12 and 24
months and changes from baseline •hrQOL at 3, 12 and 24 months and changes from
baseline. •Development of donor specific antibodies
Achtergrond van het onderzoek
Het aandeel ouderen die nierfunctie vervangende behandeling ondergaan neemt de
laatste jaren sterk toe. Meer dan 50 % van de dialysepatiënten is ouder dan 65
jaar en in 2015 werden ruim 30% van de niertransplantaties bij patiënten
verricht die ouder dan 65 waren. De uitkomst van niertransplantatie is bij
oudere patiënten anders dan bij jongere patiënten. Terwijl bij jongere
transplantatiepatiënten falen van het orgaan zelf de belangrijkste reden voor
orgaanverlies is, wordt bij oudere patiënten de orgaanoverleving door sterfte
van de patiënt bepaald. De sterfte door infecties en kanker is bij oudere
patiënten veel hoger dan bij jonge patiënten met een niertransplantatie. Een
andere bijzonderheid bij oudere ontvangers van een niertransplantatie is dat
zij veel vaker een orgaan van een oudere donor ontvangen. Een recente analyse
van het Eurotransplant Senior Program heeft laten zien dat transplantatie van
een oudere ontvanger met een nier van een overleden donor die 64 jaar of ouder
is met een slechtere nierfunctie en slechtere patiëntoverleving gepaard gaat.
Een belangrijke reden voor de slechtere nierfunctie is dat nieren van oudere
donoren gevoeliger zijn voor schadelijke bijwerkingen van het afstoting
remmende medicijn tacrolimus. Onze hypothese is dat oudere
niertransplantatiepatiënten gebaat zijn bij een behandeling die meer gericht is
op het voorkomen van schadelijke bijwerkingen en sterfte dan op het voorkomen
van afstoting. Om deze hypothese te onderzoeken willen wij in deze studie de
gebruikelijke immunosuppressieve behandeling met prednisolon, mycofenolzuur en
tacrolimus vergelijken met een behandeling waarin de mycofenolzuur door
everolimus wordt vervangen in combinatie met veel lagere tacrolimusspiegels.
Wij verwachten bij de patiënten die de nieuwe comabinatiebehandeling krijgen
een betere nierfunctie en minder sterfte. Wij willen deze hypothese onderzoeken
in: Stratum A: Patiënten ouder dan 65 jaar en ouder die een nier van een
overleden donor van 65 of ouder jaar ontvangen. Stratum B: Patiënten van 65
jaar of ouder die een nier van een overleden donor van 64 jaar of jonger of van
een levende donor ongeacht de leeftijd ontvangen. Na een jaar zullen wij nagaan
of de groep met de nieuwe geneesmiddel combinatie meer patiënten in leven zijn
met een goede nierfunctie. Deze studie zal met bijna alle transplantatiecentra
in Nederland, alsmede een centrum in België uitgevoerd worden met een
belangrijke bijdrage van de patiëntenvereniging. Wij verwachten dat niet alleen
de studie zelf, maar ook deze nieuwe intensieve samenwerking van de
transplantatiecentra, zal bijdragen tot een belangrijke kwaliteitsverbetering
in de zorg voor patiënten met een niertransplantatie.
Doel van het onderzoek
Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2024-516509-22-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens.
1.De hypothese testen dat een aan de leeftijd aangepast imuunsuppressief
regime, gebaseerd op gereduceerde CNI-blootstelling zal resulteren in een
verbeterde uitkomst in oudere ontvangers van A: nieren van oudere overleden
donoren en B: nieren van levende donoren en jongere overleden donoren 2.De
impact evalueren van transplantatie en aangepaste immunosuppressie op frailty
(kwetsbaarheid) en kwaliteit van leven in oudere Nederlandse
niertransplantaat-ontvangers. 3.De functie monitoren van het verouderende
immuunsysteem na transplantatie en het effect van een op everolimus versus
tacrolimus gebaseerd immunosuppressief regime op parameters van het
verouderende immuunsysteem. 4.Een nationaal platform voor niertransplantatie
creëren als basis voor toekomstige hoog-impact studies. 5.Immunologische
parameters identificeren die als biomarkers kunnen dienen in toekomstige
klinische toepassingen
Onderzoeksopzet
Dit is een open label, multicenter gerandomiseerd onderzoek die standaard
immuunsuppressie met tacrolimus en mycofenolaat mofetil vergelijkt met laag
gedoseerde tacrolimus in combinatie met everolimus in de novo oudere
niertransplantatie patiënten. De studie bestaat uit twee strata: Stratum A:
Oudere ontvangers (>65 jaar) van nieren van oudere donoren (>65 jaar) binnen
het Eurotransplant Senior Program (DCD en DBD donoren) Stratum B: Oudere
ontvangers (>65 jaar) van nieren van levende donoren (alle leeftijden) of
postmortale donoren (<65 jaar) binnen reguliere Eurotransplant allocatie
(EKTAS). Patiënten worden gerandomiseerd naar 1 van de 2 armen: Arm 1 :
Basiliximab, 20 mg IV op dag 1 en dag 4 Prednisolon 20 mg vanaf dag 1,
verminderen naar 5 mg op 3 maanden posttransplantatie Tacrolimus met een
initiële dal spiegel van 8-12, verminderen naar 5-8 µg/l op 6 maanden
posttransplantatie MMF 2 dd. 500 tot M 24. Arm 2: Basiliximab, 20 mg IV op dag
1 en dag 4 Prednisolon 20 mg vanaf dag 1, verminderen naar 5 mg op 3 maanden
posttransplantatie Tacrolimus met een initiële dal spiegel van 5-7, verminderen
naar 2-4 µg/l vanaf 3 mnd. posttx en 1.5-4 µg/l vanaf 6 m posttx Everolimus
startdosis 2 dd. 1.5 mg met een dal spiegel tussen 3-6 µg/l tot M 24.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Patiënten worden gerandomiseerd naar 1 van de 2 armen: Arm 1 : Basiliximab, 20 mg IV op dag 1 en dag 4 Prednisolon 20 mg vanaf dag 1, verminderen naar 5 mg op 3 maanden posttransplantatie Tacrolimus met een initiële dal spiegel van 8-12, verminderen naar 5-8 µg/l op 6 maanden posttransplantatie MMF 2 dd. 500 tot M 24. Arm 2: Basiliximab, 20 mg IV op dag 1 en dag 4 Prednisolon 20 mg vanaf dag 1, verminderen naar 5 mg op 3 maanden posttransplantatie Tacrolimus met een initiële dal spiegel van 5-7, verminderen naar 2-4 µg/l vanaf 3 mnd. posttx en 1.5-4 µg/l vanaf 6 m posttx Everolimus startdosis 2 dd. 1.5 mg met een dal spiegel tussen 3-6 µg/l tot M 24.
Inschatting van belasting en risico
Mogelijke voordelen: De nieuwe combinatie van geneesmiddelen kan zorgen voor
een betere nierfunctie en minder sterfte. Mogelijke nadelen: Het invullen van
de formulieren kan wat extra tijd kosten. Eventuele bijwerkingen van de afweer
onderdrukkende medicijnen (zie bijlage C). Bij de helft van de patiënten zal
zoals gebruikelijk mycofenolzuur en een normale dosis tacrolimus worden
gebruikt, die bijwerkingen kunnen geven, terwijl bij in de andere helft van de
patiënten in dit onderzoek everolimus zal worden gegeven met een lage dosis
tacrolimus. Everolimus heeft zijn eigen specifieke bijwerkingen, maar het is te
verwachten dat een lage dosis tacrolimus minder bijwerkingen geeft dan een
normale dosis. Bloedafnames kunnen pijn doen of een bloeduitstorting geven .
Alles bij elkaar nemen we voor de studie 162,5 ml extra bloed af.
Publiek
Hanzeplein 1 Hanzeplein 1
9700 RB Groningen 9700 RB
NL
Wetenschappelijk
Hanzeplein 1 Hanzeplein 1
9700 RB Groningen 9700 RB
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Informed consent moet zijn gegeven voordat er een studiehandeling wordt
uitgevoerd, man of vrouw van > 65 jaar, moet binnen 24 u na transplantatie
worden geincludeerd, voor Stratum A: ontvanger van een 1e of 2e (2e indien niet
verloren gegaan door immunologische redenen) van een transplantatienier van een
postmortale donor > 65 jaar, en voor Stratum B: Ontvanger van een 1e of 2e (2e
indien niet verloren gegaan door immunologische redenen) van een
transplantatienier van een postmortale donor < 65 jaar, of van een levende
donor ongeacht de leeftijd.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Exclusiecriteria voor zowel Stratum A als Part B: 1.Patiënt is een multi-orgaan
ontvanger, of 2.ontvanger van een ABO-i of een CDC kruisproef positieve nier,
of is 3.een patiënt met een hoog immunologisch risico, of 4. ontvanger van een
nier met een CIT > 24 uur, 5.ontvanger van een HLA identieke donor, of met 6.
een bekende intolerantie voor een of meer onderdelen van de studiemedicatie,
patient is 7. HIV-positief, 8. HBsAg of HCV positief met verhoogde LFTs
(ALT/AST waarden >= 2.5 x ULN). Virale serologie testen verkregen binnen 6
maanden voor randomisatie zijn acceptabel. * 9. Ontvanger van een nier van een
donor met HIV, HBsAg of HCV. 10. Patiënt met een BMI groter dan 35. 11. Patiënt
met ernstige systemische infecties, actueel of vanaf 2 weken voor randomisatie.
12.Patiënt die anticoagulantia nodig heeft die niet tijdelijk gestaakt kunnen
worden en zodoende het nemen van een nierbiopsie in de weg kunnen staan13.
Geschiedenis van maligniteit, andere dan BCC, al dan niet behandeld, binnen de
afgelopen 5 jaren, ongeacht lokale terugkeer of metastasen. 14. Patiënt met
ernstige beperkende of obstructieve pulmonaire aandoeningen. 15. Patiënt met
ernstige onbehandelbare hypercholesterolemie of hypertriglyceridemie. 16.
Patiënt met WBC telling <= 2,000 /mm3 of met bloedplaatjes telling <= 50,000
/mm3
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CTIS | CTIS2024-516509-22-00 |
EudraCT | EUCTR2018-003194-10-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT03797196 |
CCMO | NL68661.042.18 |