Het voornaamste doel van deze pilot studie is om het Virtual Reality Agressie Preventie Training (VRAPT) protocol aan te passen zodat het toepasbaar is in een gevangenispopulatie. Daarnaast zal er gekeken worden of het protocol van de pilot studie…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
- Persoonlijkheids- en gedragsstoornissen
Synoniemen aandoening
Aandoening
Emotie regulatie problematiek: agressie
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Om te onderzoeken welke aanpassingen nodig zijn voor de vervolgstudie (RCT),
worden er twee focugroepen georganiseerd, voordat de training zal starten. Een
met gedetineerden (maximaal 5 in een groep) en een met behandelaren (maximaal 5
in een groep) om het VRAPT protocol te bespreken en feedback te vragen over de
inhoud, de moeilijkheid en de toepasbaarheid van het protocol. Deze zullen
eenmalig plaatsvinden en zullen maximaal 2,5 uur duren.
Nadat de training is begonnen zal er na elke sessie geëvalueerd worden met de
Session Rating Scale (SRS) en zullen aanvullende vragen gesteld worden aan de
participanten en de trainers.
Secundaire uitkomstmaten
Het tweede doel van deze studie is om de resultaten van de VRAPT in een
gevangenispopulatie te onderzoeken.
Dit wordt ten eerste gedaan op de unit door observatie van het personeel.
Observatie wordt gemeten door een gedragsobservatie vragenlijst door het
personeel wat op de afdeling werkt waar de gedetineerden zitten. De Social
Dysfunction and Aggression Scale (SDAS-9) zal gescoord worden door de mentor
van de participant. De SDAS-9 is een gedragsobservatie vragenlijst waarmee
agressief gedrag gemeten kan worden. De SDAS-9 bestaat uit 9 items die fysiek
en verbaal agressief gedrag eten over een periode van een week (Kobes, Nijman,
& Bulten, 2012; Wistedt et al., 1990).
Ten tweede zullen individuele veranderingen gemeten worden door zelfrapportage.
Zelfrapportage bestaat uit vragenlijsten die ingevuld worden door participanten
met behulp van onderzoeksassistenten. De vragenlijsten meten verschillende
vormen van agressie (zowel innerlijk als uitwendig), boosheid, impulsiviteit,
emotieregulatie, verslavingsproblematiek en vroegkinderlijke trauma. De
vragenlijsten zullen gescoord worden op drie verschillende momenten tijdens de
studie: voordat de training begint, als de training is geëindigd en twee
maanden nadat de training is geëindigd.
Vier vragenlijsten zullen gebruikt worden om de verschillende typen agressie te
meten, namelijk de Aggression Questionnaire (AQ), Difficulties in Emotion
Regulation (DERS), de Novaco Anger Scale and Provocation Inventory (NAS-PI) en
the Reactive-Proactive Questionnaire (RPQ). Om de impulsiviteit te meten zal de
Barratt Impulsiveness Scale (BIS-11) gebruikt worden. Verder zal ook een
vragenlijst voor vroegkinderlijke trauma en verslavingsproblematiek afgenomen
worden omdat uit literatuur blijkt dat individuen die hiermee kampen vaker
agressief gedrag vertonen (Håkansson & Berglund, 2012; Klein Tuente et al.,
2018). De vragenlijst om vroegkinderlijke trauma mee te meten is de Adverse
Childhood Experiences (ACE). Om de verslavingsproblematiek te meten wordt de
Measurement in the Addiction for Triage & Evaluation (MATE) gebruikt.
Achtergrond van het onderzoek
Gewelddadige delicten (geweld gericht tegen een persoon of goederen) zijn de
meest voorkomende delicten in een Nederlandse gevangenispopulatie. In 29% van
alle gevallen is er sprake van gewelddadige delicten, wanneer vermogensdelicten
en seksueel geweld daar nog aan toegevoegd worden, loopt dit getal op tot de
helft van alle delicten. Wanneer er gekeken wordt naar het recidiverisico van
dit soort delicten, is de schatting dat 22% van deze overtreders binnen twee
jaar dat zij uit detentie zijn gekomen weer recidiveren (*DJI in getal
2013-2017,* 2018). Onderzoek laat tevens zien dat gedetineerden die tijdens hun
detentie een gewelddadig delict plegen, zelfs sneller en vaker zullen
recidiveren dan gedetineerden zonder gewelddadige delicten (Mooney & Daffern,
2015). Dit geeft het belang van het behandelen van gedetineerden met
agressieproblemen binnen detentie aan.
Er zijn verschillende vormen van agressie therapie ontwikkeld, meestal
bestaande uit cognitieve of gedragsmatige interventies, of een combinatie van
de twee (Shelton, Sampl, Kesten, Zhang, & Trestman, 2009). De focus ligt
meestal op het hervormen van cognities, het verbeteren van het probleem
oplossend vermogen, blootstelling en vaardigheidstraining (Shelton et al.,
2009). Onderzoek heeft laten zien dat behandeling voor agressie in het algemeen
werkt in het verminderen van recidiverisico (McGuire, 2008). Echter, zijn de
resultaten in het gevangeniswezen nog steeds niet eenduidig, dit komt meestal
door de lage kwaliteit van de studies (Auty et al., 2017; McGuire, 2008).
Het succes van therapie hangt af van een aantal factoren: in de eerste
instantie namelijk van de motivatie of de bereidwilligheid van een gedetineerde
om het gedrag te veranderen (Jochems et al., 2012; McGuire, 2008; Smeijers,
Bulten, Buitelaar, & Verkes, 2018). Zij kunnen er van overtuigd zijn dat zij
geen probleem hebben of zij hebben mogelijk al eerder therapie gevolgd zonder
succes, waardoor zij niet meer gemotiveerd zijn om behandeling aan te gaan. Ten
tweede zijn de meeste therapievormen erg theoretisch van aard. Voor sommige
populaties is deze therpievorm niet geschikt. Zo wordt bijvoorbeeld voor
individuen met een lage verstandelijke beperking aangeraden om minder
taalgerichte therapievormen in te zetten (Simpson, Mizen, & Cooper, 2016).
Tenslotte, is het een bekend probleem dat binnen detentie het geleerde gedrag
niet in *echte* situaties geoefend kan worden (McGuire, 2008).
Een oplossing voor bovenstaande problemen kan Virtual Reality (VR) zijn. VR
maakt gebruik van kunstmatige computer gegenereerde omgevingen om situaties in
het echte leven na te bootsen, waardoor het theoretische informatie met een
praktische leeromgeving combineert. Situaties kunnen zodanig aangepast worden
dat de gedetineerde zijn probleemgedrag in de conditie kan oefenen die passen
binnen zijn situatie (Freeman et al., 2017). Deze techniek kan tevens de
motivatie vergroten van gedetineerde, omdat het nieuw en interessant is.
Mogelijk spreekt deze behandelmethode zelfs een jongere generatie aan doordat
zij zijn opgegroeid met technologie en inovatie.
Doel van het onderzoek
Het voornaamste doel van deze pilot studie is om het Virtual Reality Agressie
Preventie Training (VRAPT) protocol aan te passen zodat het toepasbaar is in
een gevangenispopulatie. Daarnaast zal er gekeken worden of het protocol van de
pilot studie geschikt is voor een grotere effect studie die in de toekomst
gedaan zal worden. Verschillende vragenlijsten zullen ingevuld worden met als
voornaamste doel om te onderzoeken of zij geschikt zijn voor de studie en of er
problemen worden ondervonden wanneer participanten of personeel deze invult.
Het tweede doel van deze studie is het onderzoeken van het effect van VRAPT op
agressie in een gevangenispopulatie. Dit wordt geëvalueerd met dezelfde methode
die gebruikt is in het vorige VRAPT onderzoek (bij een klinische forensische
populatie) (Klein Tuente et al 2018) en zal tevens gebruikt worden in het
vervolgonderzoek (een gerandomiseerde gecontroleerd onderzoek (RCT): door
middel van observatie van personeel, zelfrapportage en aanvullen fysiologische
metingen.
Onderzoeksopzet
Deze studie zal een ongecontroleerde pilot studie zijn. Zoals eerder werd
genoemd wordt het VRAPT onderzoek al toegepast in een forensische klinische
populatie. Het onderzoek wordt uitgevoerd in de vier Forensische Psychiatrische
Centra (FPC*s) en zal gebruikt worden als basis voor de VRAPT studie in een
gevangenispopulatie (Klein Tuente et al 2018).
Procedure:
1. Alle participanten die aan de inclusiecriteria voldoen zullen op de hoogte
gebracht worden van de studie door de inrichtingspsycholoog, de casemanager of
de mentor op de afdeling. Daarnaast zullen er flyers op de afdeling zijn waarin
er informatie over de studie staat, zodat participanten zichzelf tevens
vrijwillig voor de studie kunnen opgeven.
2. Wanneer participanten opgegeven worden, zullen onderzoeksassistenten de
participant bezoeken en informatie over de studie geven en controleren of
iemand voldoet aan alle inclusiecriteria. Omdat de screening met de AQ gebeurt,
wordt de toestemmingverklaring getekend voordat de AQ wordt afgenomen.
3. De mentor van de participant zal geïnstrueerd worden over hoe de SDAS
gescoord moet worden. Er zal gevraagd worden de SDAS wekelijks in te vullen,
vanaf 4 weken voor de eerste bijeenkomst tot 4 weken na de laatste bijeenkomst.
Onderzoeksassistenten zullen in de gaten houden of alle vragenlijsten ingevuld
worden en zullen het personeel ondersteunen bij het invullen van de
vragenlijst.
4. Zelfrapportage vragenlijsten zullen ingevuld worden door de participanten
voor de nulmeting (DERS, NAS-PI, RPQ, BISS-11, ACE en MATE). De
onderzoekassistenten zullen ondersteunen bij het invullen van de vragenlijsten
(de vragenlijsten uitleggen en uitleg geven als vragen niet begrepen worden).
5. De training bestaat uit 16 tweewekelijkse individuele sessie met een
maximale duur van 60 minuten per sessie. Fysiologische metingen zullen vanaf de
zesde sessie starten.
6. Na elke sessie wordt de SRS ingevuld en zullen aanvullende vragen
gesteld worden over de ervaring van de sessie.
7. Aan het einde van de training zullen de vragenlijsten van de nulmeting
herhaald worden bij alle participanten (alleen AQ, BIS-11, DERS, NAS-PI en
RPQ). De onderzoeksassistenten zullen de participanten ondersteunen bij het
invullen van de vragenlijsten.
8. Twee maanden na het einde van de laatste VRAPT, worden de metingen opnieuw
herhaald.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Het VRAPT protocol wat gebruikt gaat worden in deze studie is het protocol wat tevens gebruikt wordt in de studie van Klein Tuente et al. (2018). Dit protocol is gebaseerd op het Sociaal Informatie Proces (SIP) model van Crick en Dodge (1994). De eerste vijf sessies richten zich op de vroege stadia van de informatieverwerking (wat gebeurt er en wat betekent het). Sessie zes tot 16 richt zich op de late stadia van informatieverwerking (welke doelen wil ik bereiken, welke opties heb ik om te reageren, wat ga ik doen en wat is de reactie of het gedrag). Om deze verschillende stadia te oefenen, zullen er in VR verschillende agressieve situaties nagebootst worden. Tijdens de VRAPT-sessie zullen participanten een bril en koptelefoon dragen en zullen zij in een gesimuleerde virtuele wereld rondlopen. De virtuele wereld is aangepast aan de specifieke behoefte van de participant, met verschillende thema>s (bijvoorbeeld een winkel, bar of winkelstraat) en avatars (bijvoorbeeld een beveiliger, een groep van vrouwen mannen van verschillende etnische achtergronden) om uit te kiezen. De trainer neemt de rol van de avatar door het gebruik van een microfoon met stemvervorming. Tevens kan de trainer de gezichtsuitdrukking en de lichaamsbeweging controleren gedurende de VRAPT-sessies. In de sessies kunnen participanten de-escalerend gedrag oefenen in interactie met de avatars. De VRAPT bestaat uit 16 tweewekelijks individuele trainingssessies van maximaal 60 minuten.
Inschatting van belasting en risico
Participanten zullen een maximum van 16 tweewekelijkse sessies volgen, met een
maximum duur van 60 minuten. Zij zullen daarnaast twee typen van metingen
ondergaan tijdens de studie. De eerste metingen zullen bestaan uit vragen over
de ervaringen tijdens de sessie (bestaande uit een korte vragenlijst en
aanvullende vragen na elke sessie) en fysiologische metingen tijdens de sessie.
De vragen over de ervaring van de sessie zullen ongeveer een half uur duren na
elke sessie. De fysiologische metingen zijn onderdeel van de interventie.
De tweede metingen bestaan uitzelfrapportage vragenlijst die ingevuld worden
voordat de interventie begint (7 vragenlijst over vroegkinderlijke trauma,
verslavingsproblematiek, emotie regulatie, boosheid, agressie en
impulsiviteit), als de interventie is afgelopen (6 vragenlijsten over emotie
regulatie, boosheid, agressie, impulsiviteit en de *echtheid* van de de VR) en
als laatste twee maanden nadat de laatste sessie is geëindigd (5 vragenlijsten
over emotieregulatie, boosheid, agressie en impulsiviteit). Het zal ongeveer
drie uur in totaal duren om de vragenlijsten in te vullen (zowel voor de
nulmeting, nadat de sessies zijn geëindigd en de follow-up).
Onderzoeksassistenten zullen ondersteuning bieden wanneer vragenlijsten
ingevuld worden. Er wordt verwacht dat participanten zullen profiteren van de
training omdat zij zullen leren om controle te krijgen over hun emoties en
deescalerend gedrag in zullen kunnen zetten. Daarnaast wordt verwacht dat de
last en het risico minimaal zullen zijn, aangezien er geen grote nadelen of
bijwerkingen zijn gedocumenteerd met eerder VR onderzoek.
Publiek
Hanzeplein 1
Groningen 9713 GZ
NL
Wetenschappelijk
Hanzeplein 1
Groningen 9713 GZ
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Om in aanmerking te komen voor de studie, moeten alle participanten voldoen aan
de volgende inclusiecriteria:
- Gedetineerden die in detentie verblijven in PI Vught, Nederland
- Gedetineerden met agressie regulatie problemen in de laatste maand, gemeten
met de AQ (minimum score van 70).
- Minimum leeftijd van 18 jaar
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Een mogelijke participant die aan de volgende exclusie criteria voldoet, zal
geexcludeerd worden van de studie:
- Een IQ lager dan 70.
- Acute suicidaliteit of acuut psychotisch.
- onvoldoende begrip van de Nederlandse taal.
- Epileptische aanval in het afgelopen jaar.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL70477.042.19 |