Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2024-511530-12-01 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens. We denken dat de behandeling van RA kan worden geïndividualiseerd door rekening te houden met de aan- of afwezigheid van…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Auto-immuunziekten
- Synovia- en bursa-aandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De primaire uitkomstmaat is het verschil in klinische effectiviteit tussen onze
behandeling op maat en de huidige standaard zorg. De klinische effectiviteit
wordt beoordeeld aan de hand van 2 parameters, namelijk (1) het percentage
patiënten dat een duur geneesmiddel, biological danwel JAK-remmer, gebruikt na
10 maanden behandeling en (2) de ziekteactiviteit over de tijd, wat wordt
gemeten met de disease activity score (DAS). De DAS is ontwikkeld om objectief
de ziekteactiviteit te meten. De DAS-score wordt berekend aan de hand van: (1)
het aantal pijnlijke gewrichten, volgens een Ritchie Articulair Index (RAI);
(2) het aantal gezwollen gewrichten (SJC); (3) de bezinking in het bloed (BSE);
en (4) een VAS algemene gezondheid (GH). De formule voor de DAS-score is
0.53938*(RAI) + 0.06465(SJC) + 0.33ln(BSE) + 0.00722(GH). Bij een DAS-score
<1.6 spreken we van remissie, terwijl een DAS >=2.4 een actieve ziekte
weergeeft. Onze behandeling op maat is effectiever dan de huidige standaard
zorg als behandeldoelen, oftewel lage ziekteactiviteit, sneller worden bereikt
zonder het gebruik van meer dure geneesmiddelen.
Verder hebben we als co-primaire uitkomstmaat het vergelijken van de
kosteneffectiviteit tussen onze behandeling op maat en de huidige standaard
zorg met behulp van een incrementele kosteneffectiviteitsratio (ICER). De ICER
is de verhouding van het verschil in kosten en het verschil in Quality Adjusted
Life Years(QALYs) tussen beide behandelstrategieën.
*Quality-Adjusted Life Years* (QALYs) reflecteren de gezondheid binnen één
individu uitgedrukt in kwaliteit en lengte van leven. Zo komt een QALY van 1
overeen met het leven in perfecte gezondheid gedurende 1 jaar, terwijl een QALY
van 0 de dood representeert. De gezondheid gerelateerde kwaliteit van leven
wordt gemeten met de Nederlandse EuroQol met 5 levels (EQ-5D-5L), die
voorafgaand aan elk bezoek wordt afgenomen. De QALY is dan gelijk aan het
oppervlak onder de EQ-5D-5L curve.
De kosten worden onderverdeeld in zorgkosten en maatschappelijk kosten.
Zorgkosten zijn kosten voor medicijn- en zorggebruik, bijvoorbeeld een bezoek
aan de reumatoloog of fysiotherapeut. Onder maatschappelijke kosten worden
kosten als gevolg van productiviteitsverlies, bijvoorbeeld ziekteverzuim
(absenteïsme) of werken met gezondheidsproblemen (presenteïsme), verstaan.
Medicijnkosten worden berekent aan de hand van de doseringen in het
patiëntendossier en de gemiddelde vergoedingen, zoals deze te vinden zijn op
www.medicijnkosten.nl. Zorggebruik, inclusief opnamen, opname diagnose en
ligduur, wordt bijgehouden met behulp van de iMTA Medical Consumption
Questionnaire (iMCQ). Indien de ligduur niet bekend is, zal de gemiddelde
Nederlandse ligduur voor de desbetreffende aandoening worden genomen.
Maatschappelijke kosten worden gemeten met de work productivity and activity
impairment (WPAI) vragenlijst, die zowel vragen over absenteïsme als
presenteïsme bevat. De WPAI-score komt overeen met de procentuele afname in
werkproductiviteit.
Secundaire uitkomstmaten
Voor onze secundaire uitkomstmaten wordt de effectiviteit na 10 maanden en in
de tijd, vanuit een klinisch, patiënten en maatschappelijk perspectief,
vergeleken tussen onze behandeling op maat en de huidige standaard zorg.
Klinische uitkomstmaten:
- Ziekteactiviteit, wat wordt gemeten met de Disease Activity Score (DAS). De
DAS-score wordt berekend aan de hand van: (1) het aantal pijnlijke gewrichten,
volgens een Ritchie Articulair Index (RAI); (2) het aantal gezwollen gewrichten
(SJC); (3) de bezinking in het bloed (BSE); en (4) een VAS algemene gezondheid
(GH). De formule voor de DAS-score is 0.53938*(RAI) + 0.06465(SJC) +
0.33ln(BSE) + 0.00722(GH). Bij een DAS-score <1.6 spreken we van remissie,
terwijl een DAS >=2.4 een actieve ziekte weergeeft.
- Bestuderen of veranderingen in ontstekingseiwitten in het bloed onze
behandeling op maat kunnen verbeteren. Hiervoor wordt op specifieke
meetmomenten extra bloed (plasma, serum en volbloed) afgenomen, waarna het
wordt bewaard op -80 °C. De ontstekingseiwitten zullen worden gemeten met de
Olink inflammation panel (92 eiwitten) in plasma en/of serum. Daarnaast zal
RNAseq en multicolor flowcytometrie worden gebruikt om de immunopathogenese en
fenotypering beter in kaart te brengen in volbloed. Voor alle 3 de technieken;
Olink (*biomarkers), RNAseq (*immunopathogenese), en multicolor flowcytometrie
(*immunofenotypering), zal de nadruk liggen op het vergelijken van (1) ACPA
negatieve en positieve en (2) medicatie responders en non-responders.
Patiënt-gerapporteerde uitkomstmaten (PROMs):
- Zelf-gerapporteerde ziekteactiviteit, wat wordt gemeten met de Routine
Assessment of Patient Index Data 3 (RAPID3) vragenlijst. De RAPID3-score is een
getal tussen de 0 en de 10. Bij een RAPID3-score <1.1 spreken we van remissie,
terwijl een RAPID3-score>=2 een actieve ziekte weergeeft.
- Ochtendstijfheid (ernst en duur), wat wordt gemeten met een 10-punts
Likertschaal.
- Algemene gezondheid, wat wordt gemeten met een visueel analoge schaal (VAS, 0
- 100 mm). Hoe hoger de VAS, hoe slechter de algemene gezondheid.
- Vermoeidheid, wat wordt gemeten met een visueel analoge schaal (VAS, 0 - 100
mm). Hoe hoger de VAS, hoe meer vermoeid.
- Pijn, wat wordt gemeten met de General Pain Questionnaire(GPQ) en PainDETECT.
Deze vragenlijsten differentiëren tussen deverschillende pijnsoorten die
patiënten kunnen ervaren (bv, nociceptieve en neuropatische pijn).
- Dagelijks functioneren, wat wordt gemeten met de Health Assessment
Questionnaire-Disability Index (HAQ-DI) vragenlijst. De HAQ-score loopt van 0 -
3, waarbij een hogere waarde een hogere mate van invaliditeit aangeeft.
- Kwaliteit van leven, wat wordt gemeten met de Nederlandse EuroQol met 5
levels (EQ-5D-5L) vragenlijst. Een hoge score komt overeen met een betere
gezondheidstoestand.
- (a) Patiënttevredenheid, (b) therapietrouw en (c) patiëntparticipatie, wat
wordt gemeten met respectievelijk de (a) Treatment Satisfaction Questionnaire
for Medication (TSQM) en VAS; (3) Medication Adherence Report Scale (MARS-5)
vragenlijst; en (c) de 9-item Shared Decision Making Questionnaire (SDM-Q9);.
De SDM-Q9 meet de mate van de gezamenlijke besluitvorming vanuit een patiënten
perspectief.De TSQM kent 4 domeinen van behandeltevredenheid, te weten:
Effectiviteit, Bijwerkingen, Gemak en Globale tevredenheid. De TSQM-score loopt
van 0 tot 100, waarbij een hogere score overeenkomt met meer tevredenheid. De
MARS-5-vragenlijst omvat vijf vragen over therapietrouw en meet hoe vaak
verschillende redenen om geneesmiddelen niet (goed) te nemen vóórkomen. Bij een
MARS-5 score >=21 is patiënt therapietrouw. De SDM-Q9 score loopt van 0 tot 45,
waarbij een hogere score staat voor een hogere mate van gezamenlijke
besluitvorming.
- De 'Impact op Participatie en Autonomie (IPA)' is ontwikkeld om de door de
patiënt ervaren problemen ten aanzien van autonomie en participatie in kaart te
brengen. Met de IPA worden twee verschillende aspecten van participatie en
autonomie geëvalueerd. Ten eerste wordt er gevraagd naar `belemmeringen in' 31
situaties verdeeld over acht deelgebieden van participatie (mobiliteit,
zelfverzorging, bezigheden thuis en gezinsrol, financiële situatie,
tijdsbesteding en ontspanning, sociale contacten, beroepsuitoefening,
opleiding). Op een 5-punten Likert-schaal wordt aangegeven hoe goed/slecht deze
activiteiten uitgevoerd kunnen worden. Ten tweede kan bij elk deelgebied de
respondent vervolgens via een algemene vraag aangeven in hoeverre hij/zij het
als een probleem ervaart dat deze activiteiten minder goed uitgevoerd kunnen
worden.Hoge scores duiden op meer belemmeringen in participatie en autonomie of
een grotere probleemervaring.
Maatschappelijke uitkomstmaten
- Werkproductiviteit, wat wordt gemeten met de work productivity and activity
impairment (WPAI) vragenlijst, die zowel vragen over absenteïsme als
presenteïsme bevat. De WPAI-score komt overeen met de procentuele afname in
werkproductiviteit.
Achtergrond van het onderzoek
In de afgelopen 20 jaar zijn de behandeluitkomsten van reumatoïde artritis (RA)
sterk verbeterd, doordat de nadruk meer is komen te liggen op vroege
herkenning, vroege *intensieve* behandeling en doelgerichte behandeling van de
ziekte. Met als gevolg dat in 2010 nieuwe classificatie criteria voor RA werden
ontwikkeld, waardoor de heterogeniteit van de ziekte nog meer zichtbaarder
werd. Desalniettemin worden alle nieuw gediagnosticeerde RA-patiënten op
eenzelfde manier behandeld, terwijl elke RA-patiënt uniek is en daarom
behandeling op maat nodig heeft. Behandeling op maat was tot op heden niet goed
mogelijk, omdat we niet goed konden voorspellen hoe patiënten zullen reageren
op een bepaald medicijn. Toch kan naar onze mening de behandeling van RA
persoonlijker worden gemaakt, door rekening te houden met de aan- of
afwezigheid van autoantistoffen en het vroege effect van glucocorticoïden en
JAK-remmers op de ziekteactiviteit.
Ten eerste gaat de aanwezigheid van autoantistoffen, anti-CCP en reumafactor,
gepaard met een slechtere prognose. De huidige behandelrichtlijnen adviseren
dan ook om RA-patiënten met autoantistoffen intensiever te behandelen dan
RA-patiënten zonder antistoffen, ook wel seronegatieve RA genoemd, wanneer zij
onvoldoende reageren op hun initiële therapie. Dit wordt ook bevestigd door de
huidige literatuur, maar niet in de vorm van gerandomiseerd onderzoek. Onlangs
hebben wij echter aangetoond dat seronegatieve RA-patiënten die behandeld
werden met hydroxychloroquine dezelfde behandeluitkomsten hadden als de
patiënten die behandeld werden met methotrexaat, de huidige
voorkeursbehandeling. Daarentegen werd hydroxychloroquine beter verdragen dan
methotrexaat (MTX).
Ten tweede is het van belang om RA-patiënten bij voorkeur binnen 12 weken na
het ontstaan van de klachten (= *window of opportunity*) rustig te krijgen,
aangezien dit leidt tot betere behandeluitkomsten. Het optimale effect van
reumamedicijen, csDMARDs, wordt echter pas na 6-12 weken bereikt, wat het
belang van de juiste keuze van de initiële behandeling nogmaals onderstreept.
In het verleden hebben we aangetoond dat 80% van de RA-patiënten die behandeld
werden met combinatietherapie een rustige ziekte hadden na 3 maanden, terwijl
dit 60% was bij RA-patiënten die behandeld werden met methotrexaat
monotherapie. Reumatologen proberen echter problemen als overbehandeling en
bijbehorende (ernstige) bijwerkingen te voorkomen en zijn hierdoor minder
geneigd om combinatietherapie voor te schrijven. Als we de respons op de
initiële behandeling in een zeer vroeg stadium kunnen voorspellen, dan kan
eventueel gestart worden met een minder agressieve behandeling en waar nodig
geïntensiveerd worden, zodat nog altijd dezelfde behandeluitkomsten worden
behaald. De vroege respons op glucocorticoïden is de sleutel voor bovengenoemde
aanpak. RA-patiënten die namelijk niet reageren op glucocorticoïden binnen 1
maand hebben een 10-voudig verhoogd risico op een actieve ziekte, na 12 weken,
in vergelijking met patiënten die wel reageren.
Tenslotte zal bij RA-patiënten die onvoldoende reageren op csDMARDs gestart
worden met een duur geneesmiddel (biological danwel JAK-remmer). Van de dure
geneesmiddelen worden de TNF-blokkers het frequentst voorgeschreven vanwege de
gebruikservaring, het bekende risicoprofiel op lange termijn en de prijs.
Echter de tijdsperiode voor het bereiken van het maximale behandeleffect is
langer voor TNF-blokkers in vergelijking met de recent verkrijgbare
JAK-remmers. De tijdspanne voor het bereiken van de maximale ACR50 response is
bijvoorbeeld 8 weken voor filgotinib, terwijl dit 24 weken is voor adalimumab,
de meest voorgeschreven TNF-blokker. Als we dezelfde redenatie volgen als de
voorgaande alinea, dan leidt een goede vroege respons op JAK-remming tot
continuering van het medicament, terwijl bij een slechte respons de behandeling
wordt aangepast.
Alhoewel onze behandeling op maat berust op de 3 hierboven beschreven
concepten, zijn deze nog nooit gecombineerd tot 1 behandelstrategie. Evenmin is
aangetoond dat onze behandeling op maat beter is dan de huidige reumatologisch
zorg. Het doel van deze studie is dan ook om vast te stellen of onze
behandeling op maat beter is dan de huidige manier van behandelen. Dit doen we
door te kijken naar het verschil in (1) ziektelast over de tijd, zowel vanuit
klinisch oogpunt als vanuit patiënten perspectief, en (2) het gebruik van dure
geneesmiddelen. Daarnaast zullen we beoordelen of we met onze behandeling op
maat kosten kunnen besparen.
Doel van het onderzoek
Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2024-511530-12-01 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens.
We denken dat de behandeling van RA kan worden geïndividualiseerd door rekening
te houden met de aan- of afwezigheid van autoantistoffen en de snelle reactie
op glucocorticoïden en JAK-remmers. Het doel van dit gerandomiseerd onderzoek
is dan ook:
1. Het vergelijken van de klinische effectiviteit van onze behandeling op maat
beter met de huidige standaard zorg, bij nieuw gediagnosticeerde RA-patiënten,
door te kijken naar het verschil in:
a. Het aantal patiënten dat een duur geneesmiddel, biological of JAK-remmer,
gebruikt (procentueel)
b. Ziekteactiviteit over de tijd, wat wordt gemeten met de disease activity
score (DAS).
N.B. Onze behandeling op maat is effectiever dan de huidige standaard zorg als
behandeldoelen, oftewel lage ziekteactiviteit, sneller worden bereikt zonder
het gebruik van meer dure geneesmiddelen.
2. Het vergelijken van de kosteneffectiviteit tussen onze behandeling op maat
en de huidige standaard zorg met behulp van een incrementele
kosteneffectiviteitsratio (ICER). De ICER is de verhouding van het verschil in
kosten en het verschil in effecten tussen beide behandelstrategieën.
3. Het bestuderen van verschillen in patiëntevredenheid, therapietrouw en
patiëntparticipatie tussen beide behandelstrategieën
4. Het exploreren van verbetermogelijkheden van onze behandeling op maat door
in het bloed te kijken naar veranderingen in ontstekingseiwitten.
Onderzoeksopzet
De PeRsonalIzed MEdicine in RA (PRIMERA) trial is een enkelblind,
gerandomiseerd onderzoek, die in meerdere ziekenhuizen in het zuidwesten van
Nederland zal worden uitgevoerd. Nieuw gediagnosticeerde, DMARD-naïeve,
RA-patiënten kunnen meedoen aan het onderzoek. Nadat toestemming is verkregen,
zal de patiënt worden gerandomiseerd. Randomisatie wordt gedaan door een
onafhankelijk callcenter en vindt plaats volgens de minimisatie methode,
waarbij tevens wordt gestratificeerd voor de deelnemende centra.
Gecertificeerde onderzoeksverpleegkundigen, die geblindeerd zijn voor de gelote
behandelstrategie, zullen de patiënten onderzoeken en de disease activity score
(DAS) berekenen.
Patiënten worden dus door middel van loting verdeeld in *behandeling op maat*
en *standaard zorg*. Patiënten in de *behandeling op maat* groep starten met
methotrexaat of hydroxychloroquine in combinatie met glucocorticoïden
afhankelijk van de aan- of afwezigheid van autoantistoffen. Alle patiënten in
de *standaard zorg* groep starten met methotrexaat in combinatie met
glucocorticoïden.
Zowel de *behandeling op maat* als de *standaard zorg* zal gebruik maken van
een treat-to-target strategie, waarbij gestreefd wordt na een lage
ziekteactiviteit (DAS<2.4). In beide groepen zal krachtiger worden behandeld,
indien het behandeldoe l(DAS<2.4) na respectievelijk 3, 7 en/of 10 maanden niet
bereikt is. In de *behandeling op maat* groep kan eventueel na 1 en 4 maanden
ook nog krachtiger worden behandeld indien DAS>=2.4 of ΔDAS<=0,6. Dit is een
afspiegeling van de snelle respons op glucocorticoïden en JAK-remmers, wat de
ziekteactiviteit na respectievelijk 3 en 7 maanden voorspelt. De vervolgstappen
zijn voor beide behandelstrategieën hetzelfde en zien er als volgt uit: (1)
triple DMARD-therapie, bestaande uit methotrexaat (MTX), sulfasalazine en
hydroxychloroquine (HCQ); (2) MTX + filgotinib; (3) MTX + TNF-blokker; en (4)
MTX + 2de TNF-blokker.
DMARD-doseringen zijn: MTX 25 mg/ week oraal (dosering bereikt na 3 weken),
Sulfasalazine 2 g/ dag (dosering bereikt na 3 weken) en HCQ 400 mg/ dag.
Filgotinib, 200mg, wordt eenmaal daags oraal ingenomen. De keuze van de
TNF-blokker wordt gemaakt door de behandelend reumatoloog. De dosering van de
TNF-blokkers is: 40 mg/ 2 weken s.c. voor adalimumab; 50 mg/ week s.c. voor
etanercept; 200 mg/ 2 weken s.c. voor certolizumab pegol; 50 mg/ 4 weken s.c.
voor golimumab; en 3 mg/ kg/ 8 weken intraveneus voor infliximab. Bij de
initiële behandeling krijgen tevens alle patiënten eenmalig een intramusculaire
injectie met glucocorticoïden (methylprednisolon 120 mg of triamcinolon 80 mg).
De medicijnen in deze studie behoren tot de in Nederland meest gebruikte
anti-reumatische middelen. Ze worden dan ook allen volgens het geldende
voorschrift in reumatoïde artritis voorgeschreven. Het enige verschil is dat
het behandelplan meer geïndividualiseerd wordt. Desalniettemin hebben patiënten
bij het gebruik van medicijnen een risico op bijwerkingen, wat ons inziens,
gezien voorgaande beredenering, niet zal afwijken van de dagelijkse praktijk.
Patiënten zullen zoals altijd nauwlettend in de gaten worden gehouden, volgens
de huidige Nederlandse richtlijnen, om zodoende bijwerkingen tijdig op te
sporen. Bijwerkingen worden beoordeeld door de behandelend reumatoloog en
hij/zij kan afhankelijk van de ernst van de bijwerkingen het geneesmiddel
stoppen en/of de dosering verlagen. Daarnaast kan MTX subcutaan worden gegeven
als patiënten gastro-intestinale klachten ervaren. In het geval van ernstige
bijwerkingen en/of aanhoudende gastro-intestinale klachten wordt MTX vervangen
door leflunomide (20 mg/ dag).
Patiënten komen de 1e 4 maanden maandelijks en daarna 3-maandelijks bij een
onderzoeksverpleegkundige en hun behandelend reumatoloog. Bij het bezoek van 2
maanden komen patiënten alleen bij de onderzoeksverpleegkundige. Het 1e bezoek
duurt ongeveer 1 uur en de vervolgbezoeken duren ongeveer 30 minuten. Naast een
bezoek aan de onderzoeksverpleegkundige krijgen patiënten vooraf aan het bezoek
een email met daarin de vraag of ze de vragenlijsten voor dat betreffende
bezoek online willen invullen. Dit kost 10 - 30 minuten, afhankelijk van het
bezoek. Verder worden er op verschillende meetmomenten extra bloed afgenomen.
Het bloed voor het onderzoek wordt zoveel mogelijk afgenomen tijdens reguliere
bloedafnamen, maar kan hiervan afwijken.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Zie onderzoeksopzet
Inschatting van belasting en risico
We hebben geprobeerd om het onderzoek zoveel mogelijk een afspiegeling te laten
zijn van de dagelijkse praktijk. De medicijnen in deze studie behoren tot de in
Nederland meest gebruikte anti-reumatische middelen. Ze worden dan ook allen
volgens het geldende voorschrift in reumatoïde artritis voorgeschreven. Het
enige verschil is dat het behandelplan meer geïndividualiseerd wordt.
Desalniettemin hebben patiënten bij het gebruik van medicijnen een risico op
bijwerkingen, wat ons inziens, gezien voorgaande beredenering, niet zal
afwijken van de dagelijkse praktijk. Patiënten zullen zoals altijd nauwlettend
in de gaten worden gehouden, volgens de huidige Nederlandse richtlijnen, om
zodoende bijwerkingen tijdig op te sporen.
Alhoewel wij geen andere risico*s zien, zijn er wel nadelen verbonden aan dit
onderzoek. Deelname kost namelijk extra tijd. Zo worden patiënten bij
randomisatie en na 1, 2, 3, 4, 7 en 10 maanden beoordeeld door een
onderzoeksverpleegkundige, waarna ze hun eigen reumatoloog zullen zien. Dit
geld alleen niet voor de bezoekmomenten na 2 en 4 maanden. Het 1e bezoek aan de
onderzoeksverpleegkundige neemt circa 1 uur in beslag. De vervolgbezoeken duren
maximaal 30 minuten.
Naast de bezoekmomenten vullen patiënten ook online vragenlijsten in. In het
ErasmusMC wordt dit ook al gedaan in de dagelijkse praktijk, waardoor het geen
extra inspanning is. Dit geldt echter niet voor alle deelnemende centra. Het
invullen van deze vragenlijsten duurt maximaal 30 minuten en varieert per
meetmoment.
Als laatste wordt op sommige meetmomenten extra bloed voor het onderzoek
afgenomen, wat zoveel mogelijk aan de reguliere polikliniekbezoeken wordt
gekoppeld, maar het kan hiervan afwijken.
Publiek
Dr.Molewaterplein 40
Rotterdam 3015 GD
NL
Wetenschappelijk
Dr.Molewaterplein 40
Rotterdam 3015 GD
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
- Nieuw gediagnosticeerde reumatoïde artritis patiënten, volgens de 2010
criteria, die vooralsnog geen reumamedicatie hebben gebruikt.
- Leeftijd >=18 jaar
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Huidige of eerdere behandeling met DMARDs
2. Corticosteroïden in de 3 maanden voorafgaand aan de randomisatie
3. (Relatieve) contra-indicatie(s) voor de studiemedicatie
a. Aangetoonde infectieuze of maligne aandoening(en) verworven binnen 3 maanden
voorafgaand aan screening en vastgesteld door een gecertificeerd clinicus.
b. Zwangere vrouwen of vrouwen die borstvoeding geven.
c. Vrouwen bij wie conceptie mogelijk is of mannen wiens partner fysiologisch
in staat is zwanger te worden, die niet de garantie kunnen geven dat zij of hun
partner een effectief anticonceptiemiddel gebruikt gedurende het onderzoek en
de 3 maanden na het beëindigen van het onderzoek, zoals ook gebeurd in de
dagelijkse praktijk.
d. Een medische voorgeschiedenis van klinisch significante leverziekte of
leverschade aangeduid door abnormale leverfunctie bepalingen, zoals ASAT, ALAT,
AF of serum bilirubine. De onderzoeker hoort hierbij de volgende criteria in
acht te nemen: Elke individuele parameter mag niet 2x de upper limit of normal
(ULN) overstijgen. Een individuele parameter die tot en met 2xULN bedraagt moet
z.s.m. opnieuw worden bepaald en in elk geval alvorens de patiënt wordt
geïncludeerd/gerandomiseerd, ter voorkoming van fouten in het lab.
e. Een medische voorgeschiedenis van renaal trauma, glomerulonefritis of
proefpersonen met 1 nier of hen die een glomerulaire filtratie snelheid (GFR)
hebben van < 30 ml/min.
f. Overige onderliggende metabolische, hematologische, renale, hepatische,
pulmonale, neurologische, endocriene,
cardiale, infectieuze of gastro-intestinale aandoeningen die volgens de
onderzoeker het immuunsysteem compromitteren en/of voor de patiënt een
onacceptabel risico vormen voor immunomodulerende therapie.
4. Slechte beheersing van de Nederlandse taal.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CTIS | CTIS2024-511530-12-01 |
EudraCT | EUCTR2020-002802-21-NL |
ISRCTN | ISRCTN16170070 |
CCMO | NL70492.078.20 |