• Werkzaamheid: Het beschrijven van de duurzaamheid op lange termijn van aanhoudende virologische respons (SVR), gemeten aan de hand van de tijd tot verlies van SVR bij behandelingsnaïeve deelnemers die een volledige respons bereikten• Werkzaamheid…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Virale infectieziekten
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
• Tijd vanaf het bereiken van SVR in het vorige
GSK3228836-behandelingsonderzoek tot het verlies van SVR (eerste optreden van
HBsAg of HBV DNA-reversie of eerste gebruik van noodmedicatie)
• Tijd vanaf stopzetting van NA tot het verlies van SVR (eerste optreden van
HBsAg of HBV DNA-reversie of eerste gebruik van noodmedicatie)
Secundaire uitkomstmaten
• Tijd vanaf stopzetting van NA tot het eerste optreden van HBsAg-reversie of
eerste gebruik van noodmedicatie
• Tijd vanaf stopzetting van NA tot het eerste optreden van virologische
terugval of eerste gebruik van noodmedicatie
• Tijd vanaf stopzetting van NA tot het eerste optreden van klinische terugval
of eerste gebruik van noodmedicatie
• Tijd vanaf stopzetting van NA tot herbehandeling met NA
• Tijd vanaf het bereiken van SVR in het vorige
GSK3228836-behandelingsonderzoek tot het verlies van SVR (eerste optreden van
HBsAg of HBV DNA-reversie of eerste gebruik van noodmedicatie)
• Tijd vanaf het einde van behandeling in het vorige
GSK2338836-behandelingsonderzoek tot vertraagde SVR bij afwezigheid van
noodmedicatie
• In de subgroep van deelnemers die een vertraagde SVR behalen: Tijd tot het
verlies van SVR vanaf het moment van het bereiken van vertraagde SVR
• Bij NA-gecontroleerde deelnemers die de behandeling met NA voortzetten:
• Tijd vanaf het einde van behandeling in het vorige
GSK2338836-behandelingsonderzoek tot vertraagde SVR bij afwezigheid van alle
noodmedicatie
• In de subgroep van deelnemers die een vertraagde SVR behalen: Tijd tot het
verlies van SVR vanaf het moment van het bereiken van vertraagde SVR
• Bij NA-gecontroleerde deelnemers die de behandeling met NA hebben gestaakt:
• Tijd vanaf stopzetting van NA tot vertraagde SVR, in afwezigheid van
herbehandeling met NA
• In de subgroep van deelnemers die een vertraagde SVR behalen na stopzetting
van NA: Tijd tot het verlies van SVR vanaf het moment van het bereiken van SVR
• Tijd vanaf stopzetting van NA tot verlies van HBsAg bij afwezigheid van
noodmedicatie
• Tijd vanaf stopzetting van NA tot het eerste optreden van virologische
terugval of eerste gebruik van noodmedicatie
• Tijd vanaf stopzetting van NA tot het eerste optreden van klinische terugval
of eerste gebruik van noodmedicatie
• Tijd vanaf stoppen met NA tot eerste optreden van herbehandeling met NA
• Optreden van anti-HBs (antilichaam tegen HBsAg)
• Optreden van anti-HBe (antilichaam tegen HBeAg)
• Feitelijke waarden en veranderingen ten opzichte van de uitgangswaarde
(EoS-bezoek in het hoofdonderzoek) bij elk onderzoeksbezoek in HBsAg, HBV DNA,
HBeAg, HBcrAg, HBV RNA-niveaus
• Optreden van mutaties voorafgaand aan GSK3228836 in het hoofdonderzoek en op
het moment van virologische doorbraak
Achtergrond van het onderzoek
HBV-infectie, met name chronische infectie, is een belangrijk wereldwijd
medisch probleem. Wereldwijd leefden in 2015 naar schatting 257 miljoen mensen
met CHB, waarbij slechts 9% van de patiënten werd behandeld. Naar schatting
overlijden jaarlijks ongeveer 650.000 mensen aan de complicaties van CHB
wereldwijd.
Er is voorgesteld dat de voortdurende productie van hepatitis B virale
antigenen door geïnfecteerde hepatocyten interfereert met de immuunklaring van
zowel de geïnfecteerde cellen als circulerende virusdeeltjes. In
vitro-onderzoeken met menselijke PBMC's hebben aangetoond dat HBsAg de werking
van dendritische cellen verstoort en de activering van monocyten remt. Verder
wijzen gegevens op de productie van een enorme overmaat aan HBsAg (zogenaamde
niet-infectieuze "subvirale deeltjes") waarschijnlijk fungeert als een
lokmiddel voor responsen van gastheerantilichamen. De meeste chronisch
geïnfecteerde patiënten produceren antilichamen tegen HBsAg, maar deze kunnen
alleen als immuuncomplexen worden gedetecteerd vanwege de grote overmaat aan
circulerend antigeen. Men denkt ook dat HBeAg een rol speelt bij het ontwijken
van immuunrespons door downregulatie van het aangeboren immuunsysteem.
Aangezien het verlies van HBsAg-expressie zelden wordt bereikt terwijl het
verlies van HBeAg-expressie optreedt bij een groter deel van de
patiëntenpopulatie, lijkt HBsAg de belangrijkste antagonist van immuunklaring
te zijn.
Het doel van behandeling van CHB is het verbeteren van de kwaliteit van leven
en overleving door progressie van de ziekte naar cirrose, gedecompenseerde
leverziekte, HCC of overlijden te voorkomen. Bij zowel HBeAg-positieve als
HBeAg-negatieve CHB is het uiteindelijke behandelingseindpunt verlies van
detecteerbaar serum HBsAg en serum HBV DNA. Onlangs is een functionele genezing
van CHB-infectie goedgekeurd als eindpunt voor nieuwe HBV-behandelingen.
Functionele genezing van CHB-infectie wordt gedefinieerd als aanhoudende
onderdrukking van serum HBsAg tot seroconversie) en niet-detecteerbaar HBV DNA in serum, na voltooiing van een
eindige behandelingskuur.
Eerstelijnsbehandeling voor CHB is behandeling met een NA-behandeling. Hoewel
deze antivirale middelen effectief zijn bij het onderdrukken van HBV-replicatie
bij zowel HBeAg-positieve als HBeAg-negatieve CHB, en het verbeteren van de
prognose van CHB, vallen patiënten vaak terug na stopzetting van de
behandeling, met name als geen HBsAg-verlies werd bereikt. Gepegyleerde
interferonen (PegIFN's) zijn ook goedgekeurd voor de behandeling van CHB en
worden gedoseerd voor een eindige behandelingsduur (meestal tot 48 weken).
Vanwege de frequente en soms ernstige bijwerkingen in verband met PegIFN en
hoge kosten versus een kleine toename in behandelingsrespons, worden PegIFN's
minder vaak gebruikt dan NA's. Percentages van HBsAg-verlies na 12 maanden
behandeling met ofwel een NA en/of PegIFN lopen in de meeste onderzoeken over
het algemeen uiteen van 0 tot 3%], waarbij incidentele onderzoeken hogere
percentages rapporteren, bijvoorbeeld een ongeveer 10% functionele genezing na
tenofovir disoproxilfumaraat (TDF)+PegIFN gedurende 48 weken (off-label)
[Marcellin, 2016]. De meeste patiënten die behandeld worden bereiken dus geen
aanhoudende virologische respons buiten de behandeling en vereisen langdurige
en vaak levenslange behandeling om HBV DNA te onderdrukken.
GSK3228836, een antisense oligonucleotide, werd ontworpen om de synthese van
HBsAg te remmen zonder een rechtstreeks effect te hebben op cccDNA of
geïntegreerd HBV-DNA. GSK3228836 richt zich rechtstreeks op alle
HBV-boodschapper ribonucleïnezuren (mRNA's) via door ribonuclease H (RNAse H)
gemedieerde afbraak, wat resulteert in de vermindering van virale eiwitten,
waaronder HBsAg. Behandeling met GSK3228836 maakt het mogelijke om te
onderzoeken of verlaging van HBsAg het hervatten van een gastheerimmuunreactie
tegen HBV en geïnfecteerde cellen mogelijk maakt en serum HBsAg kan
onderdrukken tot op pro-inflammatoire respons geassocieerd als een klasse-effect te
minimaliseren door elke cytosine in de antisense oligonucleotide
(ASO)-sequentie te methyleren en de aanwezigheid van CpG-motieven te vermijden
die herkend kunnen worden aan patroonherkenningsreceptoren. Er wordt echter
verwacht dat GSK3228836 marginale immuunactivatie kan veroorzaken in de lokale
omgeving van de lever, die mogelijk niet gemakkelijk detecteerbaar is in de
periferie. Op zijn beurt kan de intrinsieke immunostimulerende activiteit van
GSK3228836 bijdragen aan de werkzaamheid naast de directe farmacodynamische
respons van HBsAg-reductie.
Volledige en gedeeltelijke responders uit eerdere onderzoeken met GSK3228836
zullen toetreden tot dit onderzoek om geobserveerd te worden op duurzaamheid
van, late ontwikkeling van en/of terugval van hun responderstatus, inclusief
poging tot stopzetting van NA bij deelnemers die waarschijnlijk voordeel zullen
ondervinden.
Doel van het onderzoek
• Werkzaamheid: Het beschrijven van de duurzaamheid op lange termijn van
aanhoudende virologische respons (SVR), gemeten aan de hand van de tijd tot
verlies van SVR bij behandelingsnaïeve deelnemers die een volledige respons
bereikten
• Werkzaamheid: Het beschrijven van de duurzaamheid op lange termijn van
aanhoudende virologische respons (SVR) na stopzetting van NA, gemeten aan de
hand van de tijd tot verlies van SVR bij NA-gecontroleerde deelnemers die een
volledige respons bereikten en de behandeling met NA staakten
Onderzoeksopzet
Dit is een wereldwijde, multicenter, lange termijn follow-up studie die is
ontworpen om de duurzaamheid van de werkzaamheid te beoordelen, zoals gemeten
door SVR, bij deelnemers die eerder zijn behandeld met GSK3228836 en een
volledige of gedeeltelijke respons hadden bereikt.
Onderzoeksproduct en/of interventie
In dit onderzoek wordt geen studiemedicatie toegediend.
Inschatting van belasting en risico
Risico's verbonden aan studieprocedures/tests:
Bloedmonster: patiënt kan zich zwak voelen of lichte pijn, blauwe plekken,
irritatie of roodheid van de naald ervaren. In zeldzame gevallen kan een
infectie en/of zwelling en roodheid langs een ader ontstaan.
Vragenlijsten
Er is een risico of ongemak van mogelijk verlies van vertrouwelijkheid en/of
het emotionele ongemak bij het beantwoorden van sommige vragen.
Publiek
Great West Road 980
Brentford, Middlesex TW8 9GS
GB
Wetenschappelijk
Great West Road 980
Brentford, Middlesex TW8 9GS
GB
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Deelnemers die eerder ten minste één dosis GSK3228836 hebben gekregen EN
a. SVR hebben bereikt (gedefinieerd als HBsAg 24 weken na het eind van de eerdere onderzoeksbehandeling [GSK3228836 en/of met
of zonder gepegyleerd interferon] in afwezigheid van noodmedicatie) en die SVR
behielden tot het EoS-bezoek in hun eerdere behandelingsonderzoek (gedefinieerd
als volledige responders op GSK3228836 uit het hoofdonderzoek) OF
b. Deelnemers die eerder ten minste 1 dosis GSK3228836 hebben ontvangen en een
verlaging van HBsAg van >= 1,0 log10 IE/ml toonden ten opzichte van de
uitgangswaarde van hun behandeling in het onderzoek en ook met HBsAg-niveaus
<100 IE/ml en HBV DNA onderzoeksbehandeling [GSK3228836] tot het EoS-bezoek in hun eerdere
behandelingsonderzoek zonder noodmedicatie (gedefinieerd als gedeeltelijke
responders van GSK3228836 uit het hoofdonderzoek).
2. Deelnemers die met stabiele NA aan het onderzoek beginnen en bereid en in
staat zijn om hun NA-behandeling stop te zetten volgens het
NA-stopzettingsschema.
3. In staat zijn om ondertekende geïnformeerde toestemming te geven zoals
beschreven in sectie 10.1, waaronder naleving van de vereisten en beperkingen
vermeld in het formulier voor geïnformeerde toestemming (ICF) en in dit
protocol.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Deelnemers die hebben deelgenomen/momenteel deelnemen aan een ander niet-GSK
interventioneel klinisch onderzoek waarin HBV-behandeling wordt onderzocht
sinds het voltooien van hun behandeling met GSK3228836.
2. Elke aandoening die, naar het oordeel van de onderzoeksarts of medische
monitor, een contra-indicatie vormt voor zijn/haar deelneming aan dit
onderzoek.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2021-000554-26-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT04954859 |
CCMO | NL79112.078.21 |