Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2023-510144-20-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens. Het huidige onderzoek beoogt de preliminaire veiligheid en werkzaamheid van BLU-263 te beoordelen bij patiënten met AdvSM,…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Hematopoëtische neoplasmata (excl. leukemieën en lymfomen)
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Monotherapie (Arm 1):
Deel 1 (dosisescalatie):
Primaire doelstelling:
• Bepalen van de RD voor BLU-263-monotherapie.
Primaire eindpunten:
• De RD wordt voornamelijk bepaald door het aantal dosisbeperkende toxiciteit
(DLT's) in de eerste 28 dagen van de behandeling met BLU-263-monotherapie.
Deel 2 (dosisescalatie en uitbreiding):
Primaire doelstellingen:
• Beoordelen van de veiligheid en verdraagbaarheid van BLU-263-monotherapie
• Beoordelen van de klinische werkzaamheid van BLU-263, gegeven als
monotherapie met de RD aan patiënten met AdvSM.
Primaire eindpunten:
• Veiligheidsprofiel van BLU-263, te beoordelen op basis van type, frequentie,
ernst, timing en verband met het onderzoeksmiddel van AE's of SAE's, en
veranderingen in vitale functies, ECG's en veiligheidslaboratoriumtests.
• Zuiver pathologisch responspercentage voor SM bij geselecteerde
KIT-remmer-naïeve patiënten.
Combinatie (Arm 2):
Deel 1 (dosisescalatie):
Primaire doelstellingen:
• Bepalen van de AD voor BLU-263 in combinatie met azacitidine bij patiënten
met SM-AHN.
• Beoordelen van de veiligheid en verdraagbaarheid van BLU-263 in combinatie
met azacitidine.
Primaire eindpunten:
• De AD wordt voornamelijk bepaald door het aantal DLT's (gedurende 28 dagen
vanaf dag 15 van C1 of dag 15 van C2) met BLU-263 in combinatie met
azacitidine.
• Veiligheidsprofiel van BLU-263, te beoordelen op basis van type, frequentie,
ernst, timing en verband met het onderzoeksmiddel van AE's of SAE's, en
veranderingen in vitale functies, ECG's en veiligheidslaboratoriumtests.
Deel 2 (dosisescalatie en uitbreiding):
Primaire doelstelling:
• Beoordelen van de veiligheid en verdraagbaarheid van BLU-263 in combinatie
met azacitidine.
Primaire eindpunten:
• Veiligheidsprofiel van BLU-263, te beoordelen op basis van type, frequentie,
ernst, timing en verband met het onderzoeksmiddel van AE's of SAE's, en
veranderingen in vitale functies, ECG's en veiligheidslaboratoriumtests.
Secundaire uitkomstmaten
Monotherapie (Arm 1):
Dosisescalatie en uitbreiding:
Secundaire doelstellingen:
• Beoordelen van de ORR
• Karakteriseren van het PK-profiel van BLU-263 bij toediening als monotherapie
• Bepalen van de algehele overleving (overall survival, OS) van patiënten met
AdvSM behandeld met BLU-263
• Beoordeling van aanvullende maatstaven voor klinische werkzaamheid van
BLU-263 bij toediening als monotherapie
Secundaire eindpunten:
• Algeheel responspercentage voor AdvSM, met behulp van mIWG-MRT-ECNM
• Farmacokinetische parameters van BLU-263, waaronder Cmax, Tmax, AUC0-24,
Vz/F, t*, CL/F, en accumulatieratio
• Algehele overleving.
• Tijd tot respons, DOR en PFS
• Percentage patiënten dat stamceltransplantatie ondergaat
Combinatie (Arm 2):
Dosisescalatie en uitbreiding:
Secundaire doelstellingen:
• Beoordelen van de ORR
• Beoordelen van de PPR voor SM van BLU-263 in combinatie met azacitidine.
• Beoordelen van de PK van BLU-263 en azacitidine bij toediening alleen en in
combinatie.
Secundaire eindpunten:
• Algeheel responspercentage voor SM, met behulp van mIWG-MRT- ECNM
• Zuiver pathologisch responspercentage voor SM
• Farmacokinetische parameters van BLU-263 en azacitidine, waaronder Cmax,
Tmax, AUC0-24, Vz/F, t*, CL/F en accumulatieratio
Achtergrond van het onderzoek
Systemische mastocytose is een zeldzaam, debiliterend, klonaal mestcel
neoplasma dat bij ~95% van de gevallen gedreven wordt door de KIT D816V-mutatie
en dat leidt tot de abnormale activering en accumulatie van mestcellen.
Deze KIT-mutatie leidt tot onbeheersbare proliferatie en activering van
mestcellen, wat zich vaak presenteert als aggregaten in huid, BM, milt, lever,
maag-darmkanaal en andere organen. Systemische mastocytose kan worden
geassocieerd met debiliterende en mogelijk levensbedreigende symptomen,
waaronder onvoorspelbare anafylaxie, maculopapulaire huidlaesies, pruritis,
diarree, cognitieve stoornissen, vermoeidheid en botpijn. Deze symptomen hebben
een ernstig negatieve impact op de kwaliteit van leven van de patiënt: fysiek,
emotioneel en psychosociaal. De KIT D816V-mutatie wordt beschouwd als een
belangrijk therapeutisch doel in SM.
Net zoals andere hematologische ziekten met een pathogene aandrijvende mutatie,
zoals chronische myeloïde leukemie, heeft SM een gradatie van ernst dat wordt
gekenmerkt door zeer symptomatische potentieel levensbedreigende (indolente en
smeulende vormen) tot fulminante leukemie, die allemaal de oorspronkelijke
mutatie blijven bevatten.
Systemische mastocytose kan ruwweg worden verdeeld in gevorderde SM (advanced
SM) en niet-gevorderde SM (non-advanced SM), die beide gekenmerkt worden door
onbeheersbare proliferatie en activering van mestcellen, wat zich vaak
presenteert als aggregaten in huid, BM, milt, lever, maag-darmkanaal en andere
organen. Ongeveer 10% tot 20% van patiënten voldoet aan de criteria van
gevorderde SM (ASM, SM-AHN en MCL); de rest heeft niet-gevorderde SM.
Er blijft een onvervulde medische behoefte bij patiënten met AdvSM, waaronder
patiënten met SM-AHN met hoog en zeer hoog risico, aan een selectieve en
gerichte KIT D816V-therapie met minimale hersenpenetratie die veilig kan worden
gecombineerd met HMA's. BLU-263 is een krachtige, selectieve,
kleine-molecuulremmer van exon 17 gemuteerde KIT. Het heeft een hoge in vitro
potentie getoond in zowel de biochemische (Kd = 0,24 nM) als cellulaire (IC50 =
4,3 nM) omgeving. BLU-263 heeft een hoge mate van selectiviteit voor KIT D816V
in vergelijking met andere kinasen en heeft een beperkt
hersenpenetratiepotentieel. BLU-263 is ook een substraat van P-gp en ABCG2 en
een remmer van ABCG2, die alle de blootstelling van de hersenen aan BLU-263
verder kunnen verminderen.
Doel van het onderzoek
Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2023-510144-20-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens.
Het huidige onderzoek beoogt de preliminaire veiligheid en werkzaamheid van
BLU-263 te beoordelen bij patiënten met AdvSM, inclusief patiënten met SMA-AHN
met hoog risico en zeer hoog risico bij wie HMA's en met name azacitidine de
standaardzorg zijn. Dosisescalatie bepaalt de aanbevolen dosis (AD) voor
BLU-263-monotherapie (arm 1) en voor BLU-263 toegediend in combinatie met
azacitidine (arm 2) voor de behandeling van AdvSM. Het onderzoek beoordeelt
tevens de klinische werkzaamheid aan de hand van de zuiver pathologische
respons (PPR voor de monotherapie-arm) en aangepaste criteria van de
International Working Group (IWG) (voor de combinatiearm). De farmacokinetiek
(PK) en het farmacodynamisch profiel van BLU-263 en van azacitidine worden ook
gekarakteriseerd bij toediening aan patiënten met AdvSM als monotherapie (arm
1) en in combinatie (arm 2).
Onderzoeksopzet
Dit is een internationaal fase 1/2, open-label, 2-armig onderzoek voor het
beoordelen van de antitumoractiviteit, veiligheid, verdraagbaarheid, PK en
farmacodynamiek van BLU-263, een oraal toegediende, zeer krachtige en
selectieve remmer van de KIT D816V-mutatie, als monotherapie en in combinatie
met azacitidine bij volwassen patiënten met AdvSM.
Het onderzoek omvat 2 armen:
• Arm 1: beoordeling van BLU-263-monotherapie, dagelijks gedurende een cyclus
van 28 dagen, bij patiënten met AdvSM
• Arm 2: beoordeling van BLU-263 in combinatie met azacitidine (75 mg/m2/dag op
dag 1-7 of op dag 1-5 plus dag 8 en 9 van elke 28-daagse behandelcyclus) bij
patiënten met SM-AHN met hoog risico en zeer hoog risico.
Het onderzoek wordt uitgevoerd in 2 delen: dosisescalatie en dosisuitbreiding.
Dosisescalatie omvat cohortgebaseerde dosisescalatie van BLU-263-monotherapie
om de AD van BLU-263 als monotherapie dosisuitbreiding (arm 1) te bepalen.
Dosisescalatie in arm 2 zal pas beginnen met het inschrijven van patiënten
nadat 1 of meer dosisniveaus van BLU-263-monotherapie door de SRC als veilig
zijn aangemerkt. Maximaal 1/3 van de patiënten in de dosisescalatiecohort mag
eerder met een selectieve KIT-remmer behandeld zijn.
Inschrijving voor elk cohort, dosisescalatie, de-escalatie en dosiseliminatie
volgen Bayesiaanse optimale intervalontwerpregels (tabel 10) met een
streefwaarde voor dosisbeperkende toxiciteit (DLT) van 30%. Afhankelijk van het
zichtbaar wordende veiligheids- en werkzaamheidsprofiel kan de AD voor beide
armen worden gekozen zonder de MTD te identificeren.
Beslissingen over dosisescalatie zullen worden genomen door de
veiligheidsbeoordelingscommissie, bestaande uit het medisch onderzoeksteam van
de opdrachtgever en de onderzoekers, op basis van een beoordeling van alle
relevante, beschikbare gegevens, en niet uitsluitend op basis van
DLT-informatie.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Onderzoeksbehandelingen: In de monotherapiearm moet BLU-263 eenmaal daags worden toegediend gedurende 28 dagen van elke cyclus. In de combinatiearm wordt azacitidine toegediend op D1-7 of D1-5 en D8-9 van elke cyclus van 28 dagen. Afhankelijk van het aantal bloedplaatjes tijdens de eerste 3 cycli kan BLU-263 worden toegediend op D15-28 van elke cyclus van 28 dagen. Vanaf C4 kan als het aantal bloedplaatjes aan het einde van een bepaalde cyclus > 75 x 109/l is BLU-263 continu worden toegediend in volgende cycli. Wekelijkse onderzoeken van de bloedplaatjes en bijbehorende laboratoriumonderzoeken moeten worden uitgevoerd tijdens de eerste en tweede cyclus van continue BLU-263-dosering. BLU-263 moet worden gegeven middels orale toediening met een glas water van 240 ml en met een maaltijd die gebruikelijk is voor de patiënt. Patiënten moet worden geïnstrueerd de capsules in hun geheel door te slikken. Het heeft de voorkeur dat het medicijn elke dag ongeveer op hetzelfde tijdstip wordt ingenomen. Als een patiënt overgeeft tijdens of na het innemen van BLU-263, is herdosering niet toegestaan tot de volgende geplande dosis.
Inschatting van belasting en risico
Op basis van de resultaten van 29 patiënten met ISM, zijn de volgende
bijwerkingen vaker voorgekomen bij patiënten die BLU-263 ontvangen vergeleken
met patiënten die een placebo toegediend krijgen.
Bijwerkingen die zich bij meer dan één patiënt en vaker dan met een placebo
voordeden:
• Hoofdpijn (7 patiënten)
• Urineweginfectie (3 patiënten)
• Gewrichtspijn (6 patiënten)
• Afwijkend bloedonderzoek (2 patiënten)
• COVIDovid-19-besmetting (6 patiënten)
• Botpijn (2 patiënten)
• Afwijkingen in leverfunctietesten (4 patiënten)
• Blaasontsteking (2 patiënten)
• Diarree (5 patiënten)
• Gezwollen oogleden (2 patiënten)
• Gezwollen benen (4 patiënten)
• Laag aantal witte bloedlichaampjes (2 patiënten)
• Gebrek aan energie/vermoeidheid (4 patiënten)
• Spierpijn (2 patiënten)
• Rugpijn (3 patiënten)
• Uitslag (2 patiënten)
• Misselijkheid (3 patiënten)
De meeste bijwerkingen die gemeld werden, waren mild van aard. Vijf patiënten
meldden bijwerkingen die matig van aard waren:
• Laag aantal witte bloedlichaampjes
• Ernstige, mogelijk levensbedreigende, allergische reactie
• Schimmelinfectie in de keel
• Hoge bloeddruk
• Nierfalen
Bijwerkingen die u kunt krijgen van de testen tijdens het onderzoek
U kunt ook last krijgen van bijwerkingen van de testen tijdens het onderzoek,
zoals de volgende:
• Bloedafname: door een bloedafname kan een blauwe plek ontstaan op de plek
waar de naald in de huid gaat. U kunt flauwvallen en in zeldzame gevallen kan
een infectie optreden.
• Bloeddruk: de bloeddrukband die wordt gebruikt om uw bloeddruk te meten, kan
vervelend voelen of een blauwe plek veroorzaken op uw bovenarm.
• Hartfilmpje (ecg:) bij het ecg worden er plakkers op de huid gekleefd. De
huid kan wat rood worden of geïrriteerd raken als u een reactie krijgt op de
gebruikte kleefstof.
• CT-, MRI- en DEXA-scans: er is een kleine kans dat u een allergische reactie
krijgt op de stof die wordt geïnjecteerd bij het maken van de scan. Deze stof
is een soort kleurstof waardoor bepaalde delen van het lichaam tijdens het
scanproces beter zichtbaar zijn. Daarnaast is er altijd een klein risico door
de blootstelling aan de lage niveaus van röntgenstraling die voor een CT-scan
en een DEXA-scan worden gebruikt. Het risico van de röntgenstralen is echter
meestal zeer laag in vergelijking met het potentiële nut van de test.
• Biopsie (bot en andere organen): vaak voorkomende bijwerkingen van een
biopsie zijn een lichte bloeding op het moment van de ingreep, pijn op de
plaats van de biopsie, die behandeld kan worden met normale pijnstillers, en
een blauwe plek. In zeldzame gevallen kan er een infectie optreden.
Publiek
Sidney Street 45
Cambridge MA 02139
US
Wetenschappelijk
Sidney Street 45
Cambridge MA 02139
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Alle patiënten:
1. De patiënt is >= 18 jaar oud op het moment van ondertekening van de
geïnformeerde toestemming.
2. De patiënt heeft een prestatiestatus volgens de Eastern Cooperative Oncology
Group van 0-2.
3. Patiënt, of wettelijke voogd indien toegestaan door lokale regelgevende
instanties, geeft geïnformeerde toestemming om deel te nemen aan het onderzoek.
4. De patiënt moet een nieuwe BM-biopsie ondergaan of kan archiefweefsel
gebruiken indien binnen 56 dagen voorafgaand aan C1D1 verkregen.
5. Patiënten die in de voorafgaande 12 weken antineoplastische therapie hebben
gekregen, moeten de behandeling hebben gestaakt vanwege ziekteprogressie,
refractaire ziekte, gebrek aan werkzaamheid of onverdraagbaarheid.
6. Patiënt moet bereid zijn om vervolgbiopten te ondergaan van BM en andere
aangetaste organen om de respons te documenteren.
7. Patiënten die zijn behandeld met 1 eerdere selectieve KIT-remmer (zoals
avapritinib of CGT9486) worden in het onderzoek toegelaten na bevestiging van
KIT D816V-mutatie en met schriftelijke toestemming van de opdrachtgever.
Patiënten die zijn gestopt met de behandeling met een eerdere selectieve
KIT-remmer vanwege een ernstige AE waarvan werd gedacht dat deze verband hield
met eerdere behandeling, komen niet in aanmerking voor deelname aan het
onderzoek.
Arm 1 (Monotherapie):
A1_1. Voor arm 1 moeten patiënten 1 van de volgende AdvSM-diagnoses hebben,
gebaseerd op diagnosecriteria van de WHO. Vóór de inschrijving moet de diagnose
van AdvSM bevestigd zijn op basis van de BM-beoordeling door het centraal
pathologisch laboratorium:
a. Agressieve SM.
b. Systemische mastocytose-AHN die naar het oordeel van de onderzoeker niet
wordt beschouwd als een kandidaat voor HMA-monotherapie. Incidentele indolente,
laaggradige lymfoïde AHN's (bijv. chronische lymfatische leukemie) waarvoor
geen behandeling nodig is, komen in aanmerking.
c.Mestcelleukemie, inclusief diagnoses met een AHN-component, waarvoor geen
C-bevinding nodig is.
d.Na overleg met de opdrachtgever kunnen andere recidiverende of refractaire
hematologische neoplasmata met bewijs van afwijkende KIT of PDGFR in aanmerking
komen voor inschrijving (bijv. patiënten met chronische myeloïde neoplasmata,
waaronder subvarianten van MDS/MPN, die activerende KIT exon 17 mutaties
bevatten, maar niet voldoen aan de diagnostische criteria van SM-AHN en
patiënten met myeloïde/lymfoïde neoplasmata met PDGFRa/b fusiegenen en mutaties
die resistentie tegen imatinib veroorzaken, zoals T674I of D842V).
Arm 2 (combinatietherapie):
A2_1. Voor arm 2 moeten patiënten 1 van de volgende SM-AHN-diagnoses hebben,
gebaseerd op diagnosecriteria van de WHO. Diagnose van de AHN-component van
SM-AHN moet bevestigd zijn op basis van de BM-beoordeling van het centrale
pathologische laboratorium:
a. Chronische myelomonocytaire leukemie 2 (conform WHO 2016)
b. MDS met hoog of zeer hoog risico (conform IPSS-R-score).
c. Versnelde diagnosefase myelodysplastisch syndroom/MPN gedefinieerd aan de
hand van aantal blasten > 10% in BM OF perifeer bloed, zonder te voldoen aan de
diagnosecriteria van AML
d. Myelodysplastisch syndroom met overmatige blasten-2 (10-19% in BM of 5-19%
in perifeer bloed) (conform WHO 2016)
e.Complex karyotype of >= 3 nadelige risicomutaties (volgens de IPSS-R cytogene
prognostische groepen van Slecht of Zeer Slecht)
f. Na overleg met de opdrachtgever en in overleg met de Response Assessment
Committee (RAC) waar nodig, kunnen hematologische neoplasmata met een sterke
reden om de combinatiebehandeling van BLU-263 en HMA te overwegen, in
aanmerking komen voor inschrijving (bijv. patiënten met chronische myeloïde
neoplasmata, waaronder subvarianten van MDS/MPN die activerende KIT exon 17
mutaties bevatten, maar niet voldoen aan de diagnostische criteria van SM-AHN
en patiënten met myeloïde/lymfoïde neoplasmata met PDGFRa/b fusiegenen en
mutaties die resistentie tegen imatinib veroorzaken, zoals T674I of D842V). De
RAC zal achteraf de geschiktheid voor deelname van ingeschreven patiënten
tijdens de studie beoordelen.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Alle patiënten:
1. Diagnose van een maligniteit met het Philadelphia-chromosoom.
2. Acute myeloide leukemie
3. De patiënt wordt behandeld met corticosteroïden en de dosis is niet >= 7
dagen stabiel geweest. Dit exclusiecriterium is niet van toepassing als de
ziekte van een patiënt progressief is en de inschrijving van de patiënt voor
het onderzoek omwille van de veiligheid wordt uitgesteld om de steroïdendosis
te stabiliseren, en het in het belang van de patiënt is om snel voor het
onderzoek te worden ingeschreven. In dergelijke gevallen kunnen patiënten in
aanmerking komen voor inschrijving na goedkeuring door de medisch monitor van
de opdrachtgever.
4. In de 14 dagen voorafgaand aan de inschrijving heeft de patiënt een
antineoplastische therapie (waarondermidostaurine, avapritinib en andere
tyrosinekinaseremmers [TKI's]) of een onderzoeksmiddel ontvangen. Voordat bij
de screening de BM-biopsie wordt verricht, moeten tenminste 28 dagen zijn
verstreken sinds de laatste dosis cladribine, interferon alfa, gepegyleerd
interferon en behandeling met antilichamen (bijv. brentuximab, vedotin). Indien
men op de onderzoekslocatie niet zeker is van de juiste wash-outperiode voor
een specifiek geneesmiddel,
moet men de medisch montior raadplegen.
5. De patiënt heeft hydroxyurea gekregen binnen 7 dagen voorafgaand aan de
eerste dosis BLU-263.
6. Een van de volgende afwijkingen in laboratoriumwaarden bij de laatste
laboratoriumbeoordeling binnen 14 dagen voorafgaand aan de eerste dosis
onderzoeksmiddel:
a. Alanine-aminotransferase (ALAT) en aspartaataminotransferase (ASAT) > 3 × de
bovengrens van normaal (ULN); >5 × ULN indien dit samenhangt met een klinisch
vermoeden van leverinfiltratie door mastocytose of een andere ziekte waarvoor
de patiënt zich voor het onderzoek heeft ingeschreven.
b. Totaal bilirubine > 1,5 × ULN; > 3 × ULN indien dit samenhangt met
leverinfiltratie door de ziekte onder behandeling of als er sprake is van het
syndroom van Gilbert. (In het geval van het syndroom van Gilbert, zou een
waarde van direct bilirubine > 2,0 ULN aanleiding zijn voor exclusie.)
c. Geschatte (formule van Cockcroft-Gault) of gemeten creatinineklaring <40
ml/min.
d. Absoluut aantal neutrofielen (ANC) < 0,5 × 10^9/l.
7. De patiënt is eerder met HMA behandeld (bijv. azacitidine, decitabine) voor
de huidige diagnose.
8. Op het moment van inschrijving mag de patiënt, naar de mening van de
onderzoeker, niet in aanmerking komen voor allogene hematopoëtische
stamceltransplantatie. Patiënten die na cytoreductie tijdens het onderzoek in
aanmerking komen voor transplantatie, komen echter wel in aanmerking voor
deelname.
9. De patiënt heeft binnen 14 dagen vóór de BM-biopsie bij de screening
radiotherapie ondergaan. Voorafgaande radiotherapie ter verlichting van
specifieke ziektegebieden (bijv. een botlaesie) kan worden toegestaan met
schriftelijke goedkeuring van de medische monitor van de opdrachtgever.
10. De patiënt is behandeld met een hematopoëtische groeifactor (met
uitzondering van erytropoëtine) binnen 14 dagen vóór de BM-biopsie bij de
screening, of heeft groeifactoren nodig om het aantal neutrofielen of
bloedplaatjes op peil te houden. Patiënten die een onderhoudsdosis
erytropoëtine gebruiken, van wie het hemoglobine stabiel is en van wie de dosis
erytropoëtine in de voorafgaande 28 dagen niet is gewijzigd, mogen aan het
onderzoek deelnemen.
11. De patiënt is eerder behandeld met > 1 selectieve KIT-remmer (eg:
avapritinib of CGT9486).
12. Patiënten die eerdere behandeling met een selectieve KIT-remmer staakten
vanwege een ernstige AE waarvan werd gedacht dat deze verband hield met de
eerdere behandeling, komen niet in aanmerking voor deelname aan het onderzoek.
13. De patiënt moet gelijktijdig worden behandeld met een geneesmiddel dat een
sterke remmer, sterke inductor of matige inductor van CYP3A4 is.
14. De patiënt heeft een grote chirurgische ingreep ondergaan binnen 14 dagen
voor de eerste dosis onderzoeksmiddel.Kleine chirurgische ingrepen zoals het
plaatsen van een centrale veneuze katheter, een beenmergbiopsie en het plaatsen
van een voedingssonde worden niet beschouwd als grote chirurgische ingrepen en
kunnen binnen de periode van 14 dagen worden uitgevoerd.
15. Voorgeschiedenis van een andere primaire maligniteit waarvan de diagnose is
gesteld of die behandeling vereiste binnen 1 jaar voorafgaand aan de eerste
dosis onderzoeksmiddel. Van de limiet van 1 jaar zijn vrijgesteld: volledig
gereseceerde basaalcel- en plaveiselcelcarcinoom van de huid, curatief
behandeld gelokaliseerd prostaatcarcinoom, gastro-intestinale stromale tumor en
volledig gereseceerd carcinoma in situ, op welke plaats dan ook.
16. Tryptase <20 behalve bij patiënten met MCL.
17. Gemiddeld QT-interval in rust (QTcF) > 480 ms, een voorgeschiedenis van
lang-QT-syndroom of torsade de pointes, of een familiaire voorgeschiedenis van
lang-QT-syndroom.
18. De patiënt heeft een voorgeschiedenis van een aanvalsstoornis (bijv.
epilepsie) of heeft anticonvulsiva nodig.
19. De patiënt heeft een voorgeschiedenis van een cerebrovasculair accident of
transiënte ischemische aanvallen
binnen 1 jaar voorafgaand aan de eerste dosis onderzoeksmiddel.
20. De patiënt heeft een bekend risico op intracraniële bloedingen, zoals een
hersenaneurysma of een voorgeschiedenis van subdurale of subarachnoïdale
bloedingen.
21. Een primaire hersenmaligniteit of metastasen in de hersenen.
22. Klinisch significante, ongecontroleerde cardiovasculaire ziekte, inclusief
congestief hartfalen
graad III of IV volgens de classificatie van de New York Heart Association,
myocardinfarct
of instabiele angina in de afgelopen 6 maanden, klinisch significante,
ongecontroleerde aritmieën, of
ongecontroleerde hypertensie.
Raadpleeg het studieprotocol voor de volledige lijst.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CTIS | CTIS2023-510144-20-00 |
EudraCT | EUCTR2022-001535-87-NL |
CCMO | NL82572.056.22 |
Ander register | To be determined. |