Rationale:Multifocale motorische neuropathie (MMN) is een zeldzame neuropathie die wordt gekenmerkt door progressieve asymmetrische zwakte en atrofie zonder sensorische afwijkingen. MMN wordt beschouwd als een chronische immuungemedieerde…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Auto-immuunziekten
- Neuromusculaire aandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Primaire Doelstellingen:
Het beoordelen van de veiligheid en verdraagbaarheid van ARGX-117 in
vergelijking met placebo bij volwassen deelnemers die eerder gestabiliseerd
zijn met IVIg
Primaire Eindpunten:
Veiligheidsresultaten op basis van het toezicht op bijwerkingen (AE's) en
andere veiligheidsbeoordelingen
Secundaire uitkomstmaten
Secundair Doelstellinen:
• Het beoordelen van de werkzaamheid van ARGX-117 in vergelijking met placebo
op spierkracht en/of motorische functie bij volwassen deelnemers die eerder
gestabiliseerd zijn met IVIg
• Het beoordelen van de werkzaamheid van ARGX-117 op functioneel vermogen, arm-
en handfunctie, kwaliteit van leven en vermoeidheid bij volwassen deelnemers
met MMN
• Het beoordelen van het effect van ARGX-117 op gezondheidsgerelateerde
productiviteit en werkproductiviteit
• Het beoordelen van de tevredenheid over de medicatiebehandeling
• Het beoordelen van de PK, PD en immunogeniciteit van ARGX-117
Secundair Eindpunten:
A. Tijd tot de eerste herbehandeling met IVIga sinds de laatste IVIgbehandeling
van de IVIg-controleperiode
B. Tijd tot terugvallen
C. Gebied onder de curve (AUC) van de verandering ten opzichte van de baseline
in de mMRC-10 somscore
D. Waarde en verandering ten opzichte van de baseline in de gemiddelde score
van de 2 belangrijkste spiergroepen zoals beoordeeld aan de hand
van de mMRC-14 somscore
E. Waarde en verandering ten opzichte van de baseline in de mMRC-14 somscore
F. Percentage deelnemers dat een verslechtering van 1 of meer punten vertoont
in ten minste 2 spiergroepen, zoals beoordeeld aan de hand van
de mMRC-14 somscore
G. Percentage deelnemers zonder verslechtering in 2 of meer spiergroepen zoals
beoordeeld aan de hand van de mMRC-14 somscore
H. AUC van de verandering ten opzichte van de baseline in GS
I. Percentage deelnemers met een GS-daling van 8 kilopascal (kPa) of meer
gedurende 3 opeenvolgende dagen
J. Waarden, verandering en procentuele verandering ten opzichte van de baseline
in GS
K. Waarden en verandering ten opzichte van de baseline in de door Rasch
gebouwde algemene invaliditeitsschaal voor MMN (MMN*RODS©)
L. Waarden en verandering ten opzichte van de baseline in de gemiddelde tijd
voor functie van de bovenste ledematen (arm en hand) (9-Hole Peg Test [9-HPT],
of getimede Peg Board Test)
M. Percentage deelnemers naar ernstniveau op elke dimensie van de EQ- 5D-5L
schaal
N. Waarden en verandering ten opzichte van de baseline in EQ-5D-5L visuele
analoge schaal (VAS)
O. Waarden en verandering ten opzichte van de baseline op de chronisch
verworven polyneuropathie patiënt gerapporteerde index (CAP-PRI)
P. Waarden van de Patient Global Impression Change (PGIC) schaal
Q. Waarden en verandering ten opzichte van de baseline in the 9-item Fatigue
Severity Scale (FSS)
R. Waarden en verandering voor werkgerelateerde en huishoudelijke
kernactiviteiten van de Heatlh-Related Productivity Questionnaire (HRPQ) bij
elk bezoek:
* Verloren uren door verzuim
* Verloren uren door presenteïsme
* Totaal verloren uren (verzuim + presenteïsme)
* Percentage ingeplande uren dat verloren gaat door verzuim
* Percentage ingeroosterde uren dat verloren gaat door presenteïsme
* Percentage ingeplande verloren uren in totaal (verzuim +
presenteïsme)
S. Effectiviteit, bijwerkingen, gemak en algehele tevredenheidsscores
zoals beoordeeld door de Treatment Satisfaction 14-Item Questionnaire
for Medication (TSQM)
T. Serumconcentraties en PK-parameters voor ARGX-117
U. Waarden en verandering ten opzichte van de baseline in vrij C2, totaal
C2, functionele complementactiviteit (CH50)
V. Incidentie en prevalentie van ADA tegen ARGX-117
Achtergrond van het onderzoek
MMN wordt beschouwd als een zeldzame chronische immuungemedieerde neuropathie
met progressieve spierzwakte van voornamelijk de handen, onderarmen en
onderbenen. Het wordt klinisch gekenmerkt door progressieve asymmetrische
zwakte met 2 of meer zenuwen en gedeeltelijke motorische geleidingsblokkade. De
geschatte prevalentie van MMN ligt tussen 0,6 en 2 per 100.000 mensen en
presenteert zich meestal als een asymmetrische pure motorische neuropathie van
de bovenste ledematen. De ziekte wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van
multifocale motorische geleidingsblokkades, d.w.z. een verstoorde verspreiding
van actiepotenten langs het axon, en patiënten vertonen vaak hoge serumspiegels
van immunoglobuline M (IgM)-antilichamen tegen de ganglioside GM1
(monosialotetrahexosylganglioside). GM1 komt op grote schaal tot uitdrukking in
het zenuwstelsel door neuronen, met name rond de knoop van Ranvier, en
Schwann-cellen. De huidige heersende opvatting is dat GM1-antilichamen zich
richten op de axolemma op de knoop van Ranvier. Er wordt gedacht dat dit de
interacties tussen het axon en Schwann-cellen verstoort, waardoor de knoop
breder wordt en het axon direct wordt beschadigd.
De aanwezigheid en titers van IgM anti-ganglioside GM1 (anti-GM1) antilichamen
en hun complementactiverende eigenschappen, correleren met klinische kenmerken
zoals zwakte en axonale schade. Bovendien veroorzaakt de binding en
daaropvolgende activering via de klassieke complementroute van anti-GM1 IgM van
patiënten met MMN aan motorneuronen afgeleid van geïnduceerde pluripotente
stamcellen een verstoorde calciumhomeostase en structurele schade aan deze
pluripotente cellen in vitro, wat lijkt op de veranderingen die optreden bij
MMN.
Anti-GM1 (en andere gangliosiden) IgM-antilichamen worden geproduceerd door een
beperkt aantal geactiveerde B-cellen; het mechanisme van deze B-celactivatering
is echter nog niet vastgesteld.
Binding van deze anti-GM1-antilichamen aan GM1 leidt tot activering van de
klassieke complementroute en de daaropvolgende afzetting van MAC. Hierdoor
leidt deze MAC-afzetting tot verstoring van de Schwann-cel-axolemma-juncties,
verplaatsing van de ion-kanaalclustering en de verstoring van de
membraanintegriteit in de (para)nodale gebieden, wat resulteert in
demyelinisatie.
Anti-GM1 IgM-antilichamen worden geïdentificeerd bij ten minste 40% van de
patiënten met MMN.
Deze bevindingen suggereren dat complementen een belangrijke rol spelen bij de
pathogenese van MMN, de remming van complementactivatie kan daarom een nieuwe
behandelingsmogelijkheid zijn voor deze ziekte.
Hoge dosis IV immunoglobuline (IVIg) behandeling is de enige goedgekeurde
behandeling voor MMN.
Behandeling met IVIg verbetert vaak de spierkracht; de werkzaamheid van IVIg
bij het verminderen van MMN- symptomen neemt echter na enkele jaren af en veel
patiënten melden progressieve neurologische tekorten. Het werkingsmechanisme
van IVIg in MMN is niet goed begrepen; maar IVIg kan invloed hebben op de
humorale immuniteit die gunstig zijn voor mensen met MMN. IVIg verminderde
gedeeltelijk de complementactiviteit in sera en kan interfereren met anti-GM1
IgM-gemedieerde complementzenuw-afzetting. Ondanks de behandeling met IVIg
zullen MMN-gerelateerde handicaps zich wegens aanhoudende axonale degeneratie
blijven ontwikkelen. Complementmodulerende behandeling werd eerder geëvalueerd
met eculizumab, een monoklonaal antilichaam tegen complementfactor 5 (C5) dat
de vorming van MAC voorkomt. Uit de resultaten bleek dat eculizumab goed werd
verdragen, echter slechts een klein verbetering werd gezien in geselecteerde
motorische prestatiemetingen. Gezien de hoge niveaus van CD59-expressie,
vertonen iPSC-afgeleide motorneuronen een hoog aangeboren vermogen om het
eindgedeelte van de complementcascade te remmen. Het gebruik van een C5-remmer
om de motorneuronfunctie te behouden, kan dus beperkt zijn. Bovendien ligt C5
stroomafwaarts van C3, terwijl de aanwezigheid van C3aR op MN's suggereert dat
complementactivering stroomopwaarts van C5 functioneel kan zijn voor MN*s.
Er is een onbeantwoorde medische behoefte aan een doeltreffende behandeling met
een gunstiger veiligheids- en verdraagbaarheidsprofiel en kortere
toedieningsduur dan de huidige standaardzorg.
Doel van het onderzoek
Rationale:
Multifocale motorische neuropathie (MMN) is een zeldzame neuropathie die wordt
gekenmerkt door progressieve asymmetrische zwakte en atrofie zonder sensorische
afwijkingen. MMN wordt beschouwd als een chronische immuungemedieerde
neuropathie aangedreven door de klassieke complementroute in verband met de
aanwezigheid van anti-ganglioside GM1 (monosialotetrahexosylganglioside
[anti-GM1]) (en andere gangliosiden), immunoglobuline M (IgM)-antilichamen
geproduceerd door een beperkt aantal B-celklonen. Deze antilichamen activeren
de klassieke route van het complementsysteem en veroorzaken vervolgens
afzetting van het membraanaanvalcomplex (MAC), wat leidt tot verstoring van de
Schwann-cel-axolemma-juncties, verplaatsing van ionenkanaalclustering en
verstoring van de membraanintegriteit in de (para)nodale gebieden die
resulteren in demyelinisatie en motorische zenuwgeleidingsblokkade.
Patiënten met MMN reageren in eerste instantie op de standaardbehandeling,
intraveneus immunoglobuline (IVIg); de ziekte zal echter ondanks de behandeling
progressie blijven vertonen. Er is een onvervulde medische behoefte aan een
doeltreffende behandeling met een gunstiger veiligheids- en
verdraagbaarheidsprofiel en een kortere toedieningsduur dan de huidige
standaardbehandeling.
ARGX-117, een therapeutisch complementremmend antilichaam dat gericht is tegen
complementfactor 2 (C2), wordt ontwikkeld om weefselontsteking te verminderen
en de adaptieve immuunrespons te verzwakken door zowel de lectine- als de
klassieke complementroutes te blokkeren. Remming van C2 bij
complement-gemedieerde neuronale schade is een veelbelovend mechanisme om
axonale en gliale schade te voorkomen. In een ex vivo muismodel van acute
neuropathie verhinderde het gebruik van een C2-blokkerend antilichaam (Bro2)
bij GalNAcT-/--Tg (neuronale) muizen het verlies van neurofilamentkleuring bij
de zenuwuiteinden, waardoor de axonale integriteit behouden bleef. Daarnaast
resulteerde C2-remming door Bro2 in GalNAcT-/--Tg(gliale) muizen het behoud van
ankyrine B bij de distale paranode. Met behulp van een in vitro model voor MMN
blokkeerde ARGX-117 IgM-gemedieerde complementactivatie van het klassieke
signaalpad op zowel motorneuronen als Schwann-cellen, wat verdere ondersteuning
biedt voor het ontwikkelen van ARGX-117 bij patiënten met MMN.
De veiligheid en verdraagbaarheid, farmacokinetiek (PK), farmacodynamiek (PD)
en immunogeniciteit van enkelvoudige en meervoudige doses ARGX-117 intraveneus
(IV) toegediend, en ARGX-117 in combinatie met recombinant humaan hyaluronidase
PH20 (rHuPH20) subcutaan (SC) toegediend, worden beoordeeld in het lopende,
voor het eerst bij mensen uitgevoerde (first-in-human, FIH), fase 1-onderzoek,
ARGX-117-1901.
Dit klinisch fase 2-onderzoek dient om de veiligheid en werkzaamheid te
beoordelen van verschillende dosisregimes van ARGX-117 versus placebo, bij
deelnemers met MMN die eerder gestabiliseerd zijn met IVIg.
Onderzoeksopzet
Opzet van onderzoek:
ARGX-117-2002 is een gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd
onderzoek in meerdere centra met parallelle groepen om de veiligheid en
verdraagbaarheid, werkzaamheid, PK, PD en immunogeniciteit van verschillende
dosisregimes van ARGX-117 bij volwassenen met MMN te evalueren. Twee cohorten
van elk ten minste 24 deelnemers zijn gepland voor inschrijving.
Dit onderzoek bestaat uit een screeningsperiode, een
IVIg-afhankelijkheidsperiode (indien van toepassing), een IVIg-controleperiode,
een dubbelblinde behandelingsperiode (DBTP) en een opvolgingsperiode voor
veiligheid.
Alle deelnemers beginnen met een screeningsperiode en de diagnose van MMN wordt
beoordeeld door de MMN-bevestigingscommissie (MMN Confirmation Committee, MCC).
Het MCC zal ook de IVIg-afhankelijkheid beoordelen. Deelnemers bij wie de
IVIg-afhankelijkheid onzeker is, zullen een IVIg-afhankelijkheidsperiode ingaan
om de impact van een vertraagde toediening van IVIg op de grijpkracht (GS)
en/of motorische functie te beoordelen. Aan het IVIg-criterium wordt geacht te
zijn voldaan bij een persoon die langer dan 3 maanden op IVIg is
gestabiliseerd, als een klinisch betekenisvolle verslechtering van een van deze
2 parameters is vastgesteld. Aan het IVIg-criterium wordt ook geacht te zijn
voldaan als een persoon die minder dan 3 maanden gestabiliseerd is op IVIg een
klinische verbetering vertoont na de start van de IVIg-behandeling.
Na het voltooien van de screeningsperiode (inclusief de
IVIg-afhankelijkheidsperiode, indien van toepassing), beginnen alle deelnemers
met de IVIg-controleperiode. Deelnemers krijgen IVIg tijdens de
IVIg-controleperiode met een frequentie, duur en dosis vastgesteld op basis van
hun medische voorgeschiedenis. De IVIg-controleperiode omvat 3
IVIg-behandelcycli en zal baselinewaarden vaststellen voor alle klinische
eindpunten die tijdens de DBTP worden beoordeeld.
Deelnemers worden op dag 1 van de DBTP:
- in een verhouding van 2:1 gerandomiseerd naar ARGX-117 of placebo in cohort
1, en voor optie 1 (dosisregime 2: hoge dosis ARGX-117) of optie 2 (dosisregime
3: lage dosis ARGX-117) in cohort 2
- in een verhouding van 2:2:1:1 naar ARGX-117 (hoge dosis), ARGX-117 (lage
dosis), placebo (hoge dosis), or placebo (lage dosis) voor optie 3 in cohort 2.
Randomisatie zal worden gestratificeerd op basis van de IVIg-dosisfrequentie
van een individu:
1. IVIg elke 2 of 3 weken gedoseerd
2. IVIg elke 4 of 5 weken gedoseerd
De dosering van ARGX-117 of placebo begint op dag 1 van de DBTP, 7 dagen na de
laatste toediening van IVIg in de IVIg-controleperiode.
Deelnemers worden tijdens de DBTP opnieuw behandeld met IVIg als er een
klinisch betekenisvolle verslechtering is in spierkracht en/of motorische
functie. Toediening van het onderzoeksmiddel (IMP) gaat door gedurende de
gehele DBTP. Een klinisch betekenisvolle verslechtering wordt gedefinieerd als
een > 30% daling in GS of een van beide handen, waargenomen gedurende ten
minste 2 opeenvolgende dagen (gebaseerd op de 3-daagse gemiddelde berekeningen)
en/of een daling van ten minste 2 punten op de gemodificeerde Medical Research
Council (mMRC)-10 somscore. Gebaseerd op zijn eigen klinisch oordeel, kan de
onderzoeker kiezen om een patiënt niet te herbehandelen met IVIg. Alle
onderzoeksdeelnemers kunnen tijdens de DBTP op elk moment een
herhalingsbehandeling met IVIg aanvragen.
Einde van onderzoek/rollover
Na het voltooien van de 16 weken durende DBTP kunnen deelnemers zich
inschrijven voor een verlengingsonderzoek op lange termijn (LTE) en ARGX-117
ontvangen; anders beginnen de deelnemers met de 9 maanden durende
opvolgingsperiode voor veiligheid.
De volgende tussentijdse databasevergrendelingen zullen plaatsvinden:
- Na voltooiing van de 16-weken DBTP door alle deelnemers in cohort 1
- Na voltooiing van de 16-weken DBTP door alle deelnemers in cohort 2
Een definitieve databasevergrendeling zal plaatsvinden wanneer alle patiënten
de veiligheidsopvolgingsperiode hebben voltooid, of doorgegaan zijn in de LTE
studie, indien van toepassing.
Onderzoeksproduct en/of interventie
De eerste toediening van het onderzoeksmiddel begint 7 dagen na de laatste IVIg-toediening aan het einde van de IVIg-controleperiode. Het onderzoeksmiddel bestaat uit: • ARGX-117 toegediend via IV-infusie • Placebo toegediend via IV-infusie ARGX-117 en placebo worden toegediend via een IV-infuus gedurende ongeveer 2 uur bij bezoek 1. ARGX-117 en placebo worden toegediend via een IV-infuus gedurende ongeveer 1 uur voor alle volgende toedieningen. Dosisregime 1 wordt beoordeeld in cohort 1. Dosisregime 1 omvat een dosis ARGX-117 van 30 mg/kg op dag 1, gevolgd door een dosis van 10 mg/kg om de 7 dagen gedurende 4 weken (4 infusies in totaal) en een dosis van 10 mg/kg om de 14 dagen (5 infusies in totaal) tot het einde van de DBTP. Er zijn drie opties beschikbaar als doseringsregime voor cohort 2, waarvan er 1 zal worden beoordeeld in cohort 2. volgens de beslissing van de EDRT: • Optie 1>Dosisregime 2 omvat (hoge dosis): een enkele dosis van 60 mg/kg ARGX--117 of placebo op dag 1, gevolgd door 4 wekelijkse doses van 30 mg/kg ARGX--117 of placebo op dag 8, 15, 22 en 29 (in totaal 4 infusies), en een dosis van 30 mg/kg ARGX-117 of placebo elke 2 weken tot het einde van de DBTP, vanaf dag 43 (in totaal 5 infusies). • Optie 2>Dosisregime 3 (lagere dosis): een enkele dosis van 15 mg/kg ARGX-117 of placebo op dag 1, gevolgd door 4 wekelijkse doses van 5 mg/kg ARGX-117 of placebo op dagen 8, 15, 22 en 29 (4 totale infusies), en een dosis van 5 mg/kg ARGX-117 of placebo om de 4 weken, op dag 57 en 85, tot het einde van de DBTP (2 totaal infusies). Bovendien wordt er elke 4 weken een placebo gegeven, op dag 43, 71 en 99. • Optie 3>Dosisregimes 2 en 3.
Inschatting van belasting en risico
Er was 1 ernstige bijwerking (SAE) van "abces" gemeld, niet gerelateerd aan IMP
(ARGX-117 of placebo).
Er zijn geen SAE's gemeld, gerelateerd aan de geblindeerde behandeling.
Er zijn geen sterfgevallen of levensbedreigende gebeurtenissen gemeld.
Publiek
Industriepark Zwijnaarde 7
Zwijnaarde (Ghent) B-9052
BE
Wetenschappelijk
Industriepark Zwijnaarde 7
Zwijnaarde (Ghent) B-9052
BE
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Deelnemers komen alleen voor deelname aan het onderzoek in aanmerking als aan
elk van de volgende criteria wordt voldaan:
1. Moet in staat zijn om het toestemmingsformulier te ondertekenen zoals
beschreven in bijlage 1, paragraaf 10.1.3., inclusief naleving van de vereisten
en beperkingen die vermeld staan in het informatie- en toestemmingsformulier en
in dit protocol (inclusief toestemming voor het gebruik en de openbaarmaking
van onderzoeksgerelateerde gezondheidsinformatie). Deelnemers moeten kunnen
lezen en schrijven en bereid en in staat zijn om te voldoen aan de procedures
van het onderzoeksprotocol (inclusief het bijwonen van de vereiste
onderzoeksbezoeken).
2. Man/vrouw ten minste 18 jaar oud op het moment dat het toestemmingsformulier
wordt ondertekend
3. Waarschijnlijke of duidelijke MMN volgens de EFNS/PNS 2010 richtlijnen
(bijlage 8: paragraaf 10.8) bij screening bevestigd door de MCC
4. Ontvangst van een stabiel IVIg-regime ten minste 3 maanden vóór de screening
of recent geïnitieerde IVIg behandeling (Zie Inclusie criterium 5.1a) en beide
van de volgende:
a. Behandelingsinterval van 2 tot 5 weken met IVIg
b. IVIg dosis van 0,4 tot 2,0 gram per kg lichaamsgewicht en infusie
5.1 Bevestiging van IVIg-behandelingsafhankelijkheid door de MCC bij screening
of na IVDP indien van toepassing, op basis van 1 van de volgende:
a. Recent gestarte IVIg-behandeling (minder dan 3 maanden):
- Klinische verbetering ter ondersteuning van IVIg-initiatie
gedocumenteerd in het medisch dossier van de deelnemer
b. Onderhoudsbehandeling met IVIg (langer dan 3 maanden), op basis van 1 van de
volgende:
- Klinische verslechtering na terugtrekking van IVIg, dosisverlaging van
IVIg of vertraagde toediening van IVIg binnen 12 maanden voorafgaand aan de
screening (gedocumenteerd in het medisch dossier van de deelnemer)
- Klinische verslechtering na vertraagde toediening van IVIg tijdens de
IVDP
6. Inenting met het eerste meningokokkenvaccin en pneumokokkenvaccin, en het
enkelvoudige Haemophilus influenza type B-vaccin moeten ten minste 14 dagen
vóór toediening van het onderzoeksmiddel bij B1 worden uitgevoerd volgens de
lokale landspecifieke vaccinatieschema's. Een gedocumenteerde voorgeschiedenis
van vaccinatie tegen Neisseria meningitides, Haemophilus influenza type B en
pneumokokken is toegestaan.
7. Het gebruik van anticonceptiemiddelen door mannen en vrouwen moet in
overeenstemming zijn met de lokale regelgeving met betrekking tot de
anticonceptiemethoden voor degenen die deelnemen aan klinische onderzoeken
a. Mannelijke deelnemers moeten ermee instemmen om geen sperma te doneren vanaf
het moment dat het toestemmingsformulier is ondertekend tot 15 maanden na de
laatste toediening van het onderzoeksmiddel
b. Vrouwen in de vruchtbare leeftijd (WOCBP) (gedefinieerd in bijlage 4,
paragraaf 10.4.1.1) moeten een negatieve zwangerschapstest op serum hebben bij
de screening en een negatieve zwangerschapstest op urine bij de baseline
voordat het onderzoeksmiddel kan worden toegediend
De anticonceptievereisten voor vruchtbare vrouwen staan beschreven in bijlage
4, paragraaf 10.4.2.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Deelnemers worden van deelname aan het onderzoek uitgesloten als één of meer
van de volgende criteria van toepassing zijn:
1. Elke gelijktijdige aandoening die de resultaatbeoordelingen kan verstoren
(bijv. diabetische neuropathie, CIDP, inflammatoire artritis of osteoartritis
die de hand beïnvloedt)
2. Klinische tekenen of symptomen die wijzen op andere neuropathieën dan MMN,
zoals motorneuronziekte (bijv. bulbaire tekenen of bruuske reflexen) of andere
inflammatoire neuropathieën (bijv. sensorische neuropathie)
3. Ernstige psychische stoornissen (zoals ernstige depressie, psychose,
bipolaire stoornis), voorgeschiedenis van zelfmoordpogingen of huidige
suïcidale ideatie die naar de mening van de onderzoeker een risico kunnen
vormen voor de deelnemer of invloed hebben op de naleving van het
onderzoeksprotocol. Zie paragraaf 8.2.6.
Let op: Bij de screening wordt suïcidaliteit beoordeeld aan de hand van de
Columbia beoordelingsschaal van ernst van suïcidaliteit (Columbia-suicide
severity rating scale, C SSRS) (zie paragraaf 8.2.6.1); deelnemers met een hoog
risico op zelfmoord worden van het onderzoek uitgesloten (d.w.z. deelnemers met
een positief antwoord op vraag 4 of 5 van de subschaal over suïcidale ideatie
[over de afgelopen 3 maanden]; en/of een positief antwoord op de subschaal over
suïcidaal gedrag [over het afgelopen jaar] worden uitgesloten). Een positief
antwoord op deze vragen onder *Moment in het leven/moment waarop hij/zij zich
het meest suïcidaal voelde*, moet door de onderzoeker voorafgaand aan het
onderzoek zorgvuldig worden beoordeeld op huidig risico op zelfmoord.
4. Klinisch significante ongecontroleerde actieve of chronische bacteriële,
virale of schimmelinfectie tijdens de screening en/of IVMP.
5. Andere bekende auto-immuunziekte die, naar mening van de onderzoeker, een
nauwkeurige beoordeling van de klinische symptomen van MMN zou belemmeren of de
deelnemer zou blootstellen aan een onnodig risico (bijv. SLE).
6. Voorgeschiedenis van maligniteit, tenzij als genezen beschouwd door
voldoende behandeling zonder bewijs van terugval gedurende >= 3 jaar voorafgaand
aan de eerste toediening van het onderzoeksmiddel. Deelnemers met de volgende
carcinomen komen in aanmerking:
a. voldoende behandelde basaalcel- of plaveiselcelhuidkanker,
b. carcinoma in situ van de cervix,
c. carcinoma in situ van de borst, of
d. incidentele histologische vondst van prostaatkanker (TNM-classificatie van
kwaadaardige tumoren stadium T1a of T1b).
7. Klinisch bewijs van andere ernstige ziekten, of de deelnemer heeft recent
een zware operatie ondergaan, (inclusief splenectomie op elk moment), of heeft
een andere aandoening die, naar de mening van de onderzoeker, de resultaten van
het onderzoek zou kunnen verstoren of de deelnemer zou blootstellen aan een
onnodig risico
8. Eerdere/gelijktijdige behandeling
a. Cyclofosfamide en/of rituximab en/of eculizumab en/of mycofenolaatmofetil
binnen 3 maanden voorafgaand aan screening
b. Gebruik van een onderzoeksmiddel binnen 3 maanden of 5 halfwaardetijden
(afhankelijk van welke langer is) voorafgaand aan de eerste dosis van het
onderzoeksmiddel
9. Positieve serumtest bij screening voor een actieve virale infectie met een
van de volgende aandoeningen:
a. Hepatitis B-virus (HBV) dat wijst op een acute of chronische infectie
(https://www.cdc.gov/hepatitis/HBV/PDFs/SerologicChartv8.pdf)
b. Hepatitis C-virus (HCV) op basis van HCV-antilichaambepaling
c. Hiv op basis van testresultaten die verband houden met een AIDS-definiërende
aandoening of een CD4-telling < 200 cellen/mm3
10. Huidige of eerdere voorgeschiedenis (d.w.z. binnen 12 maanden vóór de
screening) van alcohol-, drugs- of medicatiemisbruik
11. Bekende overgevoeligheidsreactie op 1 van de bestanddelen van het
onderzoeksmiddel of een van de hulpstoffen ervan
12. Vrouwelijke deelnemers met een positieve zwangerschapstest op serum of
urine, vrouwen die borstvoeding geven en diegenen die van plan zijn om zwanger
te
worden tijdens het onderzoek of binnen 12 maanden na de laatste dosis
van het onderzoeksmiddel
13. ALT of AST >=2 × bovengrens van normaal en totale bilirubine >=1,5 ×
bovengrens van de normale lab waardes van het centrale laboratorium, of een
andere klinisch
significante laboratoriumafwijking. Deze tests worden uitgevoerd door
het centraal laboratorium
14. De geschatte glomerulaire filtratiesnelheid van <=60 ml/min/1,73m2 berekend
door het centrale laboratorium met behulp van de 4-variabele MDRD-vergelijking
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2021-003302-50-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT05225675 |
CCMO | NL79411.028.21 |