Het aantonen van de superieure werkzaamheid en equivalente veiligheid van de SELUTION SLR* 014 geneesmideelafgevende ballon vergeleken met standaard ballonangioplastiek (met ballon zonder coating) bij de behandeling van perifeer arterieel vaatlijden…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Vasculaire huidafwijkingen
- Bloedvaten therapeutische verrichtingen
- Arteriosclerose, stenose, vaatinsufficiëntie en necrose
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
PRIMAIR WERKZAAMHEIDSEINDPUNT
Primair werkzaamheidseindpunt is een hiërarchisch samengesteld
werkzaamheidseindpunt bepaald door paarsgewijze vergelijking tussen alle
proefpersonen (Win Ratio methode) volgens de volgende vooraf gespecificeerde
hiërarchie van bijwerkingen beoordeeld 6 maanden na de procedure:
- Belangrijke amputatie (boven de enkel);
- Klinisch geleide doelwit laesie revascularisatie (CD-TLR);
- Occlusie van de doelwitlaesie door angiografie (als angiografie niet
beschikbaar is, wordt de beslissing genomen over een secundaire modaliteit, in
volgorde van voorkeur: CTA, MRA of DUS);
- Transversaal visueel oppervlakteverlies (TVAL%) door angiografie.
PRIMAIR VEILIGHEIDSEINDPUNT
Het primaire veiligheidseindpunt is de afwezigheid van ernstige ongewenste
voorvallen bij de ledematen (MALE) en sterfte door alle oorzaken tijdens de
perioperatieve periode (POD) na 30 dagen. MALE wordt gedefinieerd als ernstige
amputatie (boven de enkel) of belangrijke heringreep (nieuwe bypass
transplantatie, revisie sprongtransplantatie/ingreep, trombectomie/thrombolyse)
van het indexledemaat.
Secundaire uitkomstmaten
Als aan beide primaire eindpunten is voldaan, zullen de volgende eindpunten
worden getest op superioriteit op een opeenvolgende manier:
- Vrijheid van ernstige amputatie (boven de enkel), CD-TLR en occlusie van de
doelwitlaesie door angiografie (als angiografie niet beschikbaar is, wordt de
beslissing genomen over een secundaire modaliteit, in volgorde van voorkeur:
CTA, MRA of DUS) [beoordeeld na 6 maanden];
- Primaire patency door angiografie (of CTA, als laatste redmiddel wordt MRA
gebruikt), gedefinieerd als binaire primaire patency (open/gesloten) zoals
beoordeeld door het centraal angiografisch laboratorium (ACL) [beoordeeld na 6
maanden].
De volgende verkennende secundaire eindpunten zullen worden gerapporteerd na 1,
6, 12, 24 en 36 maanden (tenzij anders aangegeven):
Secundaire werkzaamheidseindpunten:
- Verkennend hiërarchisch samengesteld werkzaamheidseindpunt, beoordeeld na 6
maanden en gedefinieerd als een hiërarchische beoordeling van:
o Belangrijke amputatie (boven de enkel);
o Klinisch geleide revascularisatie van doelwitlaesies (CD-TLR);
o Occlusie van de doelwitlaesie door angiografie (als angiografie niet
beschikbaar is, wordt de beslissing genomen op een secundaire
modaliteit, in volgorde van voorkeur: CT, MRA of DUS);
o Binaire restenose (diameterstenose [DS] > 50%);
- Verkennend samengesteld effectiviteitseindpunt, beoordeeld na 6, 12, 24 en 36
maanden en gedefinieerd als een samenstelling van de volgende componenten:
o Belangrijke amputatie (boven de enkel);
o klinisch geleide doelwitlaesie-revascularisatie (CD-TLR);
o Occlusie van de doelwitlaesie door DUS;
- Aanhoudende primaire klinische verbetering, gedefinieerd als: vrijheid van
ernstige amputatie van het doelledemaat en CD-TLR EN toename in
Rutherford-klasse ten opzichte van de basiswaarde.
- Duurzame secundaire klinische verbetering: gedefinieerd als: vrij zijn van
amputatie van het doelledemaat EN toename in de klasse van Rutherford-klasse
ten opzichte van de basiswaarde.
- Ernstige amputatie, gedefinieerd als: amputatie boven de enkel van het
doelledemaat;
- Amputatievrije overleving, gedefinieerd als: vrij zijn van overlijden door
alle oorzaken en van ernstige amputatie;
- Geassisteerde primaire patency, gedefinieerd als: vrijheid van ACL beoordeeld
occlusie op angiografie, als angiografie niet beschikbaar is, bij CTA MRA of
DUS, ongeacht interventie voor stenose;
- Secundaire patency, wordt gedefinieerd als vrijheid van permanente occlusie
(occlusie bij de laatste follow-up beeldvorming) zoals bepaald door
angiografie, zoals beoordeeld door het ACL of DCL
- CD-TLR: gedefinieerd als herinterventie op een of meer doelwitlaesies vanwege
terugkerende/aanhoudende/verergerende symptomen en angiografische bevinding van
restenose >=50% van de doelwitlaesie door ACL meetingen.
- klinisch geleide doelvatrevascularisatie (TVR): gedefinieerd als
herinterventie van het doelvat vanwege terugkerende/aanhoudende/verergerende
symptomen en angiografische bevinding van restenose >=50% van het doelvat door
ACL meetingen.
- Verandering in de Rutherford-klasse ten opzichte van de basiswaarde
- Verandering in enkel-armindex (ABI), grote teen-armindex (TBI) en
grote-teen-druk ten opzichte van de basiswaarde.
- Verandering in de meting van de kwaliteit van leven (QoL) ten opzichte van de
basiswaarde (EQ-5D instrumenten en VascuQol instrumenten).
-Secundaire veiligheidspunten:
- MALE, gedefinieerd als grote amputatiecomposities (boven de enkel) en grote
re-interventie (nieuwe bypass-transplantatie, jump/ interpositie graft revisi,
trombectomie/thrombolyse) van index ledemaat
- Belangrijke cardiovasculaire voorvallen: gedefinieerd als de samenstelling
van cardiovasculair overlijden, myocardinfarct (MI) en beroerte;
- Overlijden door alle oorzaken: [beoordeeld bij ontslag, na 1, 6, en 12
maanden en 2-5 jaar].
Secundaire prestatie-eindpunten:
- Succes van het hulpmiddel: gedefinieerd als succesvol ter plaatse brengen van
de ballon, inflatie, deflatie en terugtrekken uit het lichaam van het intacte
onderzoekshulpmiddel [geëvalueerd aan het eind van de procedure];
- Procedureel (technisch) succes: gedefinieerd als succes van het hulpmiddel en
residuele stenose diameter <= 30% volgens beoordeling angiografie door het
corelab [geëvalueerd aan het eind van de procedure];
- Klinisch succes: gedefinieerd als procedureel succes zonder procedurele
complicaties (overlijden, amputatie boven de enkel van de target-ledemaat,
trombose van de targetlaesie of TLR) voorafgaand aan ontslag (beoordeeld bij
ontslag gedefinieerd als onmiddellijk voor ontslag uit het ziekenhuis na de
eerste procedure of binnen 7 dagen, afhankelijk van wat zich het eerst
voordoet).
Secundaire angiografische beeldvormingsmetingen (op 6 maanden):
- Subsegmentale analyse: aandeel segmenten met binaire restenose
(diameterstenose [DS] > 50%);
- Subsegmentale analyse: gemiddeld late lumen loss (LLL) van alle segmenten;
gemiddeld %DS van alle segmenten;
- TVAL%.
Secundaire wondmetingen:
- Wondgenezing: gedefinieerd als status van elke indexwond gerapporteerd door
de kernlaboratorium vergeleken met de basiswaarde. Beschrijvende categorieën
die op de CRF's moeten worden gerapporteerd: 1) Verbeterd 2) Ongewijzigd 3)
Verslechterd 4) Genezen/volledig gesloten. Opmerking: Nieuwe wonden (die op
enig moment na de initiële procedure) worden op dezelfde manier geïdentificeerd
en gecontroleerd als de initiële wonden. waarbij de initiële evaluatie en
afbeeldingen als *basislijn* voor toekomstige vergelijkingen worden gebruikt.
- Wound ischemie, voetinfectie (WIfI)-classificatie:Investigator-gerapporteerde
wondgranulatie beschrijving van wond, ischemie en voetinfectie.
Metingen voor laesiepatiëntie:
De volgende metingen zullen worden gerapporteerd in de subgroep van
proefpersonen die behandeling van de inflow laesie ondergingen met een SELUTION
SLR 018 DEB:
- Primaire patency van de inflow laesie gedefinieerd als afwezigheid van
herinterventie van de inflow laesie, afwezigheid van restenose door
angiografisch kernlab (DS > 50%) of, als angiografie niet beschikbaar is, door
de kernlab beoordeelde DUS pieksystolische snelheidsverhouding (PSVR) van <= 2,4
en afwezigheid van occlusie van de inflow laesie.
- Patency van de primair geassisteerde instroomlaesie, gedefinieerd als
vrijheid van nieuwe interventie van de instroomlaesie, afwezigheid van
restenose door middel van core lab-angiografie (DS > 50%) of, bij afwezigheid
van angiografie, door DUS-kernlab beoordeeld met PSVR van <= 2,4 en afwezigheid
van occlusie van de instroomlaesie, ongeacht de interventie stenose;
Secundaire patency van de instroomlaesie: gedefinieerd als afwezigheid van
permanente occlusie (occlusie bij de laatste follow-up beeldvorming) zoals
bepaald door angiografisch kernleb, bij afwezigheid van angiografie, door de
DUS-kern lab
Achtergrond van het onderzoek
Chronische bedreigende ischemie van het been (in het Engels Chronic Limb
Threatening Ischemie (CLTI)), voorheen kritieke ischemie van het been (in het
engels Critical Limb Ischemie (CLI)), beschrijft een klinische aandoening
veroorzaakt door perifeer arteriëel vaatlijden (PAV) die wordt gekenmerkt door
rustpijn, gangreen of ulceratie van meer dan 2 weken.
PAV komt vaak voor, en steeds vaker, en brengt aanzienlijke morbiditeit en
mortaliteit met zich mee. In 2010 werden wereldwijd meer dan 200 miljoen mensen
geacht te leven met de aandoening, een stijging van 23,5% sinds 2000,
grotendeels veroorzaakt door een vergrijzende bevolking en een toenemende
prevalentie van diabetes mellitus (DM). Bij mannen die in de Verenigde Staten
(VS) wonen, is PAV aanwezig bij 6,5% van 60-69 jaar, 11,6% van 70-79 jaar en
29,4% ouder dan 80 jaar. De equivalente percentages voor vrouwen zijn 5,3%,
11,5% en 24,3%. De werkelijke incidentie van CLTI is moeilijk in te schatten,
maar een meta-analyse uit 2013 schatte een prevalentie van 0,11-1,59%
(meta-analyse van de prevalentie, incidentie en natuurlijke geschiedenis van
kritieke ischemie van ledematen, en analyse van Medicare- en Medicaid-gegevens
suggereerde een prevalentie van 1,33% en een incidentie van 0,35% bij
Amerikanen van 40 jaar en ouder). Deze gegevens duiden op 3500 nieuwe gevallen
per miljoen inwoners per jaar. Hoewel CLTI <10% van de patiënten met PAD
vertegenwoordigt, brengt de aandoening significante morbiditeit met zich mee,
sterfte en vermindering van de kwaliteit van leven.
CLTI heeft een hoog risico op vroegtijdig overlijden en amputatie dat toeneemt
met toenemende ernst van de ziekte. De klinische toestand van het been wordt
beoordeeld met behulp van de Rutherford-categorieën; Rutherford 1-3 beschrijft
toenemende ernst van claudicatio intermittens (IC), Rutherford 4 omvat
rustpijn, 5 klein weefselverlies en 6 groot weefselverlies. Uit analyse van een
grote verzekeringsdataset is het risico op amputatie na 4 jaar voor R4 12,1%,
R5 35,3% en R6 67,3%. In 2015 leefden naar schatting 504.000 Amerikaanse
patiënten met een amputatie als gevolg van PAV. Dit zal naar verwachting meer
dan verdubbelen in 2050.
De risicofactoren voor PAV zijn roken, DM, hypertensie en dyslipidemie.
Chronische nierziekte, aanwezig bij 13,1% van de Amerikaanse bevolking, is een
sterke risicofactor voor PAV en heeft een hoog risico op verlies van ledematen,
vooral wanneer deze in verband wordt gebracht met DM.
Alle patiënten met PAV zullen een wijziging van de risicofactoren moeten
ondergaan, waaronder stoppen met roken, lipidenverlaging, antitrombotica,
optimalisatie van de behandeling van hypertensie en diabetes, lichaamsbeweging
waar nodig en voetverzorging.
De levensvatbaarheid van een ledemaat wordt bedreigd door de complexe
interactie van een aantal factoren, waaronder weefselperfusie, neuropathie en
infectie. De algehele behandeling van CLTI is daarom complex en vereist
gespecialiseerde zorg van vaatchirurgie, cardiologie, interventionele
radiologie, diabetologie, podotherapie, verpleegkundigen op het gebied van
weefsellevensvatbaarheid en orthopedische chirurgie. Een belangrijk doel is
echter om de perfusie van zuurstofrijk bloed naar de distale weefsels te
verbeteren. Hoe dat het beste kan worden bereikt, hangt af van de kwetsbaarheid
van de patiënt, aanhoudende klinische aandoeningen (bijv. sepsis van de wonde)
en de verdeling van occlusieve PAV dat de ledemaat aantast.
Patiënten met CLTI hebben een wijdverbreide ziekte die ten minste 2 niveaus van
aorto-iliacale, femoro-popliteale of onder de kniesegmenten treft. Patiënten
met DM en chronische nierziekte (in het Engels Chronic Kidney Disease (CKD))
hebben een verhoogde neiging tot diffuse verkalkte ziekte die de
infrapopliteale en pedaalslagaders aantast. Er zijn beperkte gegevens die open
chirurgische revascularisatie vergelijken met endovasculaire technieken, maar
de laatste heeft aan populariteit gewonnen vanwege de vergelijkbare veiligheid
van de procedure, kortere opnameduur in het ziekenhuis en kwetsbaarheid van de
patiënten.
Endovasculaire technieken worden veel gebruikt in de aorto-iliacale en
femoropopliteale slagaders. Patiënten met CLTI hebben echter meestal
behandeling nodig van verstopte slagaders onder de knie waar endovasculaire
therapieën minder succesvol waren in het behouden van de doorgankelijkheid.
Percutane ballonangioplastiek (PTA) blijft de belangrijkste techniek. Een
meta-analyse van infrapopliteale angioplastiek voor de behandeling van CLI
toonde een primaire doorgankelijkheid van 1 en 36 maanden van 77,4% en 48,6%.
De resultaten zijn slechter bij een complexe ziekte met laesies langer dan 8 cm
met een 3 maanden doorgankelijkheid van slechts 31%. Stents worden in het
algemeen voornamelijk gebruikt als reddingsmiddel voor de behandeling van
hooggradige restziekte na PTA. Een gerandomiseerde klinische studie die PTA
vergeleek met een met paclitaxel gecoate ballon liet geen
doorgankelijkheidsvoordeel zien, maar identificeerde wel een signaal in de
richting van hogere amputatie na gebruik van de paclitaxel-gecoate ballon.
Patiënten met nierfalen hebben meestal een ziekte die verkalkt en perifeer is,
die de tibiale en pedaalslagaders aantast en een succesvolle revascularisatie
bemoeilijkt. Hoewel een zekere mate van nierfalen vaak voorkomt bij de
volwassen populatie, zijn patiënten met ernstige CKD in het algemeen ofwel
uitgesloten van grote onderzoeken ofwel niet afzonderlijk geanalyseerd. De
beschikbare gegevens suggereren dat PTA bij patiënten met CKD resulteert in een
hogere mortaliteit en slechtere klinische resultaten, waaronder amputatie.
De meeste goedgekeurde geneesmiddelafgevende ballons (in het Engels, Drug
Coated Balloons (DCB's)) gebruiken Paclitaxel als het anti-restenotische
geneesmiddel. Een alternatief voor Paclitaxel is Sirolimus, maar tot op heden
zijn er slechts twee Sirolimus DCB's met CE-markering (de MedAlliance SELUTION
SLR en Concept Medical's Magic Touch).
Paclitaxel heeft de overhand in DCB's vanwege de grotere stabiliteit en het
gemak van balloncoating in vergelijking met Sirolimus. Beide geneesmiddelen
hebben verschillende anti-restenotische werkingsmechanismen en verschillende
veiligheidsprofielen. Paclitaxel wordt snel geabsorbeerd en heeft lange
weefselretentie-eigenschappen. Daarentegen is de absorptie van
Sirolimus-weefsel traag en verspreidt het geneesmiddel zich door de gehele
arteriële wand waar het verdunt tot subtherapeutische niveaus, tenzij Sirolimus
gedurende een bepaalde periode continu wordt toegediend.
Sirolimus wordt beschouwd als cytostatisch en daarom minder toxisch dan
geneesmiddelen die later in de celcyclus werken, zoals Paclitaxel, wat
resulteert in een breder therapeutisch bereik met een drie orden van grootte
hogere veiligheidsmarge. Vanwege de potentie van Sirolimus is slechts een
kleine hoeveelheid nodig om een **antiproliferatief effect te bereiken. In
vitro-onderzoeken hebben vastgesteld dat een concentratie van 1 ng/ml voldoende
is om DNA-synthese en celgroei te remmen. Bovendien is Sirolimus een van de
meest gebruikte geneesmiddelen toegepast op geneesmiddelafgevende stents (in
het Engels Drug Eluting Stents (DES)) voor de preventie van
kransslagaderrestenose. De eerste patiënt met coronaire hartziekte (in het
Engels, Coronary Artery Disease, CAD) werd in 1999 behandeld met een
Sirolimus-afgevende stent (CYPHER Sirolimus-eluting coronaire stent, Cordis).
Sindsdien is de CYPHER Sirolimus-afgevende coronaire stent gebruikt bij bijna 4
miljoen patiënten wereldwijd. Het heeft consequent bewezen laat verlies in
lumendiameter te beheersen bij alle vaatgroottes en bij een brede
patiëntenpopulatie, zelfs bij de meest complexe soorten patiënten zoals
patiënten met diabetes en acuut myocardinfarct, en heeft een bewezen
veiligheidsprofiel tot 10 jaar. De belangrijkste eigenschappen van de twee
anti-restenot
Doel van het onderzoek
Het aantonen van de superieure werkzaamheid en equivalente veiligheid van de
SELUTION SLR* 014 geneesmideelafgevende ballon vergeleken met standaard
ballonangioplastiek (met ballon zonder coating) bij de behandeling van perifeer
arterieel vaatlijden (PAV) van de arteriën onder de knie in patiënten met
chronische bedreigende ischemie van het been.
Onderzoeksopzet
Deze prospectieve, multicenter, enkelblinde, gerandomiseerde, gecontroleerde,
klinische studie naar superioriteit zal tot 376 gerandomiseerde proefpersonen
en tot 100 geregistreerde proefpersonen in de Verenigde Staten (VS) inschrijven
op tot 60 locaties in de VS, Europa, Nieuw-Zeeland en Azië. Minimaal 50% van de
gerandomiseerde proefpersonen zal worden ingeschreven in de VS.
Gerandomiseerd cohort:
Maximaal 376 proefpersonen die aan alle inclusiecriteria voldoen, worden 1:1
gerandomiseerd (gestratificeerd op basis van de locatie van inschrijving en het
gebruik van aanvullende laesiepreparaten) naar een van de twee
behandelingsgroepen:
- Interventie - behandeling met de SELUTION SLR 014 DEB
- Controle - behandeling met een in de handel verkrijgbare PTA (ongecoate
ballon).
Randomisatie vindt plaats na succesvolle behandeling van een significante (>=
50% diameterstenose) instroomlaesie en succesvolle draadoversteek en
laesiepreparatie van de BTK-doellaesie. Behandeling van de instroomlaesie kan
worden uitgevoerd met elk in de handel verkrijgbaar niet-DCB, niet-drug eluting
stent (DES)-apparaat of met de SELUTION SLR 018 DEB.
Proefpersonen krijgen klinische follow-up in het ziekenhuis en na 30 dagen, 6
maanden, 12 maanden, 2 en 3 jaar; als laatste redmiddel, als de proefpersoon
niet naar de locatie kan reizen, moet er een telefonische follow-up worden
uitgevoerd om alle beschikbare gegevens te verzamelen. Telefonische follow-up
zal worden uitgevoerd na 4 en 5 jaar om de sterfte door alle oorzaken te
beoordelen. Angiografische beeldvorming moet bij alle proefpersonen na 6
maanden worden uitgevoerd, en duplex echografie (DUS) moet bij alle
proefpersonen na 6 en 12 maanden worden uitgevoerd. Follow-up van beeldvorming
moet worden uitgevoerd nadat de klinische follow-up van 6 maanden heeft
plaatsgevonden. Opmerking: Computer Tomografie Angiografie (CTA) of Magnetische
Resonantie Angiografie (MRA).
Onderzoeksproduct en/of interventie
De patienten die deelnemen aan dit onderzoek zijn geslececteerd omdat ze een ballonangioplastiek procedure dienen te ondergaan. De primaire en secundaire eindpunten worden na de procedure gedurende 3 jaar gevolgd. Mortaliteit ongeacht de oorzaak wordt na de procedure gedurende 5 jaar gevolgd.
Inschatting van belasting en risico
Potentiële risico's verbonden aan de SELUTION 014 DEB zijn de risico's die
verband houden met het uitvoeren van PTA-procedures voor de behandeling van
perifere arteriële laesies, het gebruik van de SELUTION 014 DEB als
PTA-ballonkatheter en de toediening van Sirolimus. Er zijn beperkte
gepubliceerde gegevens beschikbaar voor de specifieke risico's die gepaard gaan
met het gebruik van Sirolimus DEB's en daarom is het risico dat hieronder wordt
weergegeven gebaseerd op vergelijkbare technieken, alternatieve therapieën of
producten van concurrenten.
1. Uitvoeren van PTA-procedures
De mogelijke risico's die verband houden met het uitvoeren van PTA-procedures
voor de behandeling van perifere slagaderlaesies omvatten, maar zijn niet
beperkt tot:
• Allergische reactie op contrastmiddel, anticoagulantia en antibloedplaatjes
• Amputatie/verlies van ledemaat
• Aneurysma of pseudo-aneurysma
• Arterioveneuze (AV) fistel
• Aritmieën
• Dood
• Embolisatie
• Koorts
• Hematoom
• Bloeding, incl. bloeding op de prikplaats
• Hypotensie/hypertensie
• Langere proceduretijd/extra interventies
• Ontsteking
• Occlusie
• Pijn of gevoeligheid
Pneumothorax of hemothorax
• Nierfalen
• Sepsis/infectie
• Schok
• Hartinfarct
• Trombose
• Bloedvatdissectie, occlusie, perforatie, terugslag, restenose, ruptuur of
spasme
2. Gebruik van SELUTION 014 DEB
De mogelijke extra risico's die verband houden met het gebruik van de SELUTION
SLR* 014 DEB als PTA-ballonkatheter omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
• Allergische reactie op onderdelen van de ballonkatheter
• Losmaken van onderdelen van de ballonkatheter
• Embolisatie van ballonkathetermateriaal
• De ballonkatheter werkt niet zoals bedoeld (opblazen/leeglopen/ophalen)
• Falen van de ballonkatheter om de laesie te bereiken of over te steken
• Breuk of gaatje van de ballon
Risico's verbonden aan de SELUTION SLR* 014 DEB werden geïdentificeerd en
geëvalueerd met behulp van een FMEA-benadering in overeenstemming met EN ISO
14971:2012, Medische hulpmiddelen - Toepassing van risicobeheer op medische
hulpmiddelen.
De risicobeheeranalyse werd voltooid door de gevaren te identificeren en de
waarschijnlijkheid en ernst in te schatten van risico's die verband houden met
energiegevaren, biologische gevaren, milieugevaren en gevaren die voortvloeien
uit functioneel falen, onderhoud, veroudering en aanzienlijk misbruik. Tijdens
de ontwikkeling en preklinische tests van de SELUTION SLR* 014 DEB is er alles
aan gedaan om deze risico's tot een minimum te beperken. Daarom wordt
aangenomen dat de risico's voor dit type apparaat tot een zo laag mogelijk zijn
teruggebracht, zonder afbreuk te doen aan het beoogde doel en gebruik.
3. Toediening van Sirolimus
De mogelijke risico's die verband houden met de toediening van Sirolimus
omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
• Abnormale leverfunctietesten
• Bloedarmoede
• Artralgie
• Diarree
• Hypercholesterolemie
• Overgevoeligheid, waaronder anafylactische/anafylactoïde reacties
• Hypertriglyceridemie
• Hypokaliëmie
• Infecties
• Interstitiële longziekte
• Leukopenie
• Lymfoom en andere maligniteiten
• Trombocytopenie
De hierboven genoemde mogelijke risico's houden verband met de orale toediening
van Sirolimus in aanzienlijk hogere doses dan wat door de SELUTION SLR* 014 DEB
lokaal aan de slagaderwand zou worden afgegeven. Bovendien worden door de lage
dosering en lokale toediening geen significante farmacologische interacties
verwacht.
Er zijn geen gegarandeerde voordelen van deelname aan deze studie.
In dit klinische onderzoek zullen alle proefpersonen een intensievere medische
follow-up hebben in vergelijking met de standaardpraktijk, wat gunstig kan zijn
voor de klinische resultaten op lange termijn van studiedeelnemers.
Bovendien kan informatie die is verkregen door het uitvoeren van dit onderzoek
nuttig zijn voor anderen met dezelfde medische aandoening.
Publiek
4 Jenner Suite 180/190
Irvine 92618
US
Wetenschappelijk
4 Jenner Suite 180/190
Irvine 92618
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
KLINISCHE INCLUSIECRITERIA
1. Leeftijd van de proefpersoon is >= 18 jaar, of ouder, afhankelijk van lokale
regelgeving.
2. Levensverwachting van de proefpersoon is >= 1 jaar.
3. De proefpersoon heeft gedocumenteerde chronische ledemaatbedreigende
ischemie in de target-ledemaat van Rutherford-categorie 4, 5 of 6 en symptomen
met een duur van > 2 weken.
4. De proefpersoon is bereid en in staat tot het geven van schriftelijke
geïnformeerde toestemming en tot het volgen van de onderzoeksprocedures en de
vereiste opvolgingsevaluaties.
5. Alleen voor vrouwelijke proefpersonen: Vrouwelijke proefpersonen die
kinderen kunnen krijgen, mogen geen borstvoeding geven, moeten <= 7 dagen voor
de procedure een negatieve zwangerschapstest hebben, en moeten bereid zijn om
gedurende 24 maanden na de behandeling effectieve anticonceptie te gebruiken.
ANGIOGRAFISCHE INCLUSIECRITERIA
1. De targetlaesie(s) moet(en) distaal van het tibiaplateau liggen en boven de
tibiotalaire gewrichtslijn, in de arteriën onder de knie. Er is geen limiet aan
de totale lengte van de targetlaesie(s). Twee in lijn liggende stenosegebieden
worden gezien als aparte laesies wanneer a) er 2 cm normaal uitziende arterie
tussen ligt, en b) minimaal 1 cm van de normaal uitziende arterie niet wordt
behandeld. In andere gevallen moeten de laesies worden beschouwd als één enkele
laesie, en moet het gehele segment worden behandeld met de toegewezen
hulpmiddelen. Als er meerdere SELUTION* SLR DEB's worden gebruikt, is de totaal
toegestane dosis bij het optellen van de medicatiedoses van elke individuele
ballon <= 7065 µg per patiënt.
2. Voor elke targetlaesie is de doorstroom uit de distale arteria tibialis en
de voet patent (gedefinieerd als < 50% stenose van de gerelateerde distale
arteria tibialis en uitstroomarteriën van de voet).
3. De referentiediameter van elk targetvat is >= 2 mm en <= 4 mm.
4. Arteriële inflow (ipsilaterale arteria iliaca communis, arteria iliaca
externa, arteria femoralis communis en arteria profunda femoris, arteria
femoralis superficialis en arteria poplitea proximaal van het tibiaplateau) is
vrij van >= 50% stenose en dit is bevestigd met angiografie.
a) Als >= 50% stenose van de inflow van de arteria iliaca communis, arteria
iliaca externa, arteria femoralis superficialis of proximale arteria poplitea
wordt gevonden, moet deze tijdens de initiële procedure succesvol worden
behandeld.
b) Succesvolle behandeling van de inflow-laesie (<= 30% residuele stenose, geen
distale embolisatie en geen dissectie van graad C of groter) moet, voorafgaand
aan predilatatie en randomisatie van de targetlaesies onder de knie, worden
bevestigd met angiografie.
5. Voorafgaand aan de randomisatie moet voor alle targetlaesies succesvolle
predilatatie (gedefinieerd o.b.v. <= 30% residuele stenose, geen distale
embolisatie en geen dissectie van graad C of groter) zijn bereikt met een
niet-gecoate PTA-katheter passend bij de diameter van het referentievat.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
KLINISCHE EXCLUSIECRITERIA
1. De proefpersoon heeft een mislukte POBA-interventie van de targetlaesie(s)
ondergaan in de 3 maanden voor de initiële procedure.
2. De proefpersoon heeft binnen 14 dagen voor de initiële procedure een
chirurgische of endovasculaire procedure ondergaan, of staat binnen 30 dagen na
de initiële procedure ingepland voor een chirurgische of endovasculaire
procedure, met uitzondering van:
a) diagnostische angiografie voorafgaand aan de initiële procedure
b) vóór de randomisatie afgeronde behandeling van aandoening van de
contralaterale iliaca en/of behandeling van inflowlaesie van de betreffende
ledemaat
c) geplande amputatie van teen/tenen van de betreffende ledemaat op falangeaal
niveau
d) debridement van een voetwond
3. De proefpersoon heeft infra-inguinale laesie in het contralaterale been die
behandeling vereist bij de initiële procedure, of een geplande behandeling 14
dagen voorafgaand aan de initiële procedure of binnen 30 dagen na de initiële
procedure.
4. De proefpersoon staat ingepland voor een grote amputatie van één van de
benen.
5. De proefpersoon heeft eerder een grote amputatie ondergaan van de
ipsilaterale extremiteit.
6. De proefpersoon verdraagt geen duale antitrombotische therapie.
7. De proefpersoon heeft binnen een jaar voorafgaand aan de initiële procedure
een niet-coronaire arteriële behandeling gehad met een geneesmiddelgecoate of
geneesmiddelafgevende ballon/stent/ander hulpmiddel op limus-basis.
8. De proefpersoon is eerder met een DCB, DES of BMS behandeld aan de huidige
targetlaesie(s).
9. De proefpersoon heeft bekende overgevoeligheid of allergie voor sirolimus of
andere farmacologische stoffen (zoals contraststof, heparine, bivalirudine) die
voor de procedure nodig zijn, en deze overgevoeligheid/allergie kan niet
adequaat worden behandeld met premedicatie.
10. De proefpersoon heeft in de 3 maanden voor de initiële procedure een CVA of
myocardinfarct gehad.
11. De symptomen aan de target-ledemaat van de proefpersoon zijn minder dan 14
dagen voor de initiële procedure begonnen (acute ischemie van de ledematen).
12. De proefpersoon heeft eerder een arteriële bypassoperatie van de
target-ledemaat ondergaan (m.u.v. arteria iliaca).
13. De proefpersoon heeft een niet-atherosclerotische aandoening aan de
target-ledemaat (inclusief aneurysma, vasculitis, thromboangiitis obliterans)
14. De proefpersoon heeft (een) targetlaesie(s) waarvoor (voor)behandeling met
alternatieve therapieën nodig is, zoals trombolyse, trombusaspiratie, een
cutting/scoring/contoured ballon, stenting, laser, cryoplastie, brachytherapie,
intravasculaire lithotripsie of een re-entry-hulpmiddel.
15. De proefpersoon heeft (een) targetlaesie(s) die via de voet moet(en) worden
behandeld.
16. De proefpersoon heeft (een) targetlaesie(s) die via de arteriën van de
bovenste extremiteiten moet(en) worden benaderd.
17. De proefpersoon heeft uitgebreid weefselverlies dat alleen kan worden
behandeld met complexe voetreconstructie of niet-traditionele transmetatarsale
amputaties. Hieronder vallen proefpersonen met:
a) osteomyelitis waarbij de metatarsaalkop(pen) is/zijn betrokken en het gebied
proximaal hieraan
b) alle hielwonden of wonden waarbij de calcaneus betrokken is
c) wonden die beschouwd worden als neuropathisch of niet-ischemisch van aard
d) wonden die bedekt moeten worden met een flap of die complexe wondbehandeling
vereisen voor grote zachteweefseldefecten
e) wonden van volledige huiddikte op het dorsum van de voet met blootliggende
pees of bot
f) veneuze of gemengde wonden.
18. Hypercoagulabele toestand of ziekte van de patiënt, of coagulopathie,
waaronder trombocytentelling van minder dan 100.000 per microliter.
19. De proefpersoon heeft een systemische infectie (WBC > 12.000 en febriel).
(Opmerking: inclusie is toegestaan na succesvolle behandeling van de infectie
waarbij leukocytose en/of koorts zijn opgelost.)
20. Er is bekend dat de proefpersoon immuungecompromitteerd is (bijv. HIV, SLE)
of wordt behandeld met immunosuppressiva.
21. De proefpersoon krijgt (of staat ingepland voor) kankerbehandeling met
chirurgie, chemotherapie of radiotherapie, of heeft een metastatische
maligniteit.
22. De proefpersoon heeft acute nierinsufficiëntie die bevestigd is met 50%
toename van serumcreatinine binnen 48 uur voor de procedure en/of verminderde
urineproductie.
23. Proefpersoon met niertransplantatie.
24. De proefpersoon heeft zuurstofafhankelijke COPD.
25. De proefpersoon heeft congestief hartfalen van NYHA-klasse IV.
26. De proefpersoon heeft instabiele angina pectoris.
27. De proefpersoon is bedlegerig.
28. De proefpersoon heeft een body mass index (BMI) < 18.
29. De proefpersoon neemt momenteel deel aan een ander onderzoek naar een
experimenteel medicijn of hulpmiddel, waarbij de opvolging voor het primaire
eindpunt nog niet is afgerond.
30. Er is sprake van andere anatomische, medische, sociale of psychologische
omstandigheden waardoor de proefpersoon volgens de onderzoeker beperkt kan
worden in zijn/haar deelname aan het klinische onderzoek en/of in het nakomen
van de vereisten voor de opvolging.
31. De proefpersoon is niet in staat om geldige, schriftelijke geïnformeerde
toestemming te geven voor deelname aan het onderzoek (onderzoeksdeelnemers
kunnen geen toestemming laten geven door een wettelijk vertegenwoordiger of
familielid).
ANGIOGRAFISCHE EXCLUSIECRITERIA
1. Aanwezigheid van een eerder geplaatste stent in een of meer targetvaten, met
uitzondering van:
a. Targetlaesie bevindt zich >= 30 mm van de stent, EN
b. <= 30% in-stent-restenose
2. Targetlaesie kan niet worden gepasseerd.
3. Residuele stenose > 30%, distale embolisatie of een dissectie van graad C of
groter na predilatatie van de targetlaesie.
4. Intra-arteriële trombus, trombo-embolie of athero-embolie in de
target-ledemaat, opgemerkt bij initiële diagnostische angiografie of na de
behandeling van de inflow-laesie.
5. Er is behandeling vereist van de tibiale arteriën distaal van de
tibiotalaire gewrichtslijn of van de arteriën van de voet.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
ClinicalTrials.gov | NCT05055297 |
CCMO | NL79168.000.21 |