primaire doel: het beschrijven van longitudinale veranderingen van Aβ38, Aβ40, Aβ42, en Aβ43 concentraties in hersenvocht van patiënten met Cerebrale amyloïde angiopathie (CAA), de ziekte van Alzheimer(AD), en…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
- Hersenzenuwaandoeningen (excl. neoplasmata)
- Vasculaire hemorragische aandoeningen
Synoniemen aandoening
Aandoening
Dementie
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De longitudinale concentratie verschillen van Aβ38, Aβ40, Aβ42, en Aβ43 in
hersenvocht van patiënten met CAA, AD en controle casussen en het beschrijven
van deze verschillen tussen de groepen.
Secundaire uitkomstmaten
1. Gekwantificeerde volumes van cerebraal perivascular gadolinium signaal en
structurele eigenschappen in CAA patiënten
2. Biomarker assays die bloed-hersenbarrière beschrijven
3. Correlaties tussen Bloed-hersenbarrière biomarkers en bèta-amyloïde
concentraties in de studiepopulaties
4. Correlaties tussen Bloed-hersenbarrière biomarkers en bèta-amyloïde met
DCE-MRI metingen in de studiepopulaties
5. Correlation analyse tussen APOE en bloed-hersenbarrière schade biomarker en
bèta-amyloïde
Achtergrond van het onderzoek
Recent heeft deze onderzoeksgroep beschreven dat patiënten met de ziekte van
Alzheimer (AD), Cerebrale amyloïde angiopathie (CAA) en gezonde controle
casussen verschillende concentraties hebben van het bèta-amyloïde peptide,
Aβ38, Aβ40, Aβ42, en Aβ43 in het hersenvocht. In de AD patiëntenpopulatie
stapelen deze peptide zich op in plaques rondom neuronen voor AD. Daarnaast
heeft een groot deel van deze patiënten bèta-amyloïde opstappelen in de
vaatwanden van de hersenen (CAA). Deze peptide en andere giftige stoffen worden
in gezonde toestand door bloed-hersen-barrière geklaard uit de hersenen.
Ondanks dat deze peptide en de bloed-hersen-barrière in wetenschappelijke
literatuur uitgebreid zijn beschreven, zijn de longitudiale veranderingen en de
mogelijke correlaties tussen de functionaliteit van deze barrière en peptide
nooit beschreven. Dit komt onder andere omdat goede biologische indicatoren
(ookwel biomarkers genoemd) tot op heden niet adequate genoeg zijn.
De meerwaarde van het beschrijven van de bèta-amyloïde concentraties overtijd
in hersenvocht geeft meer inzicht in het ziekte proces, kan potentiële dienen
in een eerdere en specifiekere diagnose van CAA en AD in een milder ziekte
stadium. Met het oog op nieuwe behandelmethode van AD is vroege diagnose van
belang voor een hogere effect. Naast de diagnostieke-waarde kunnen deze peptide
biomarkers dienen in het controleren van het ziekte- en therapiebeloop.
Het aantonen van bloed-hersen barrière schade doormiddel van biomarkers is van
belang om 1) het pathologische mechanisme achter CAA en AD beter te begrijpen,
2) mogelijke AD en CAA behandelkeuzes te ondersteunen, en 3) risico op
hersenbloedingen te detecteren/monitoren.
Doel van het onderzoek
primaire doel: het beschrijven van longitudinale veranderingen van Aβ38, Aβ40,
Aβ42, en Aβ43 concentraties in hersenvocht van patiënten met Cerebrale amyloïde
angiopathie (CAA), de ziekte van Alzheimer(AD), en gezonde controles en deze
veranderingen vergelijken tussen deze groepen.
Secondaire doelen:
1. Explorative cross-sectionele studie om (micro)structurele en vasculaire
functie te beschrijven door middel van MRI in een CAA en
controle populatie
2. Het ontwikkelen van robuuste meetmethode voor het kwantificeren van
bloed-hersenbarrière disfunctie
3. Exploratieve studie om correlaties tussen Bèta-amyloïde en
bloed-hersenbarrière disfunctie biomarkers te beschrijven in en te
vergelijken tussen de onderzoekspopulaties.
4. Exploratieve studie om te bepalen of er correlaties zijn tussen de Bèta-
amyloïde concentraties in hersenvocht, de bloed-hersenbarrière schade
biomarkers en de DCE-MRI vasculaire functie
5. Explorative studie of te bepalen of het dragen van het ApoE gen correleert
met Bèta-amyloïde concentraties in hersenvocht en/of
met bloed-hersenbarrière schade.
Onderzoeksopzet
Dit is een longitudinale studie met een interval van twee jaar.
Inschatting van belasting en risico
Patiënten worden gevraagd om een ruggenprik, DCE-MRI, venapunctie, en een
cognitieve test te ondergaan.
Bij een deel van de onderzoekspopulatie, die al meegedaan hebben aan de BIONIC
of CAFE studie worden bovenstaande handelingen 1 maal uitgevoerd. Voor deze
populatie is tijdens deze studies al de baseline gezet geweest. Hierdoor is
enkel het tweede bezoek nog nodig.
De participanten die voorheen niet hebben deelgenomen aan de BIONIC of CAFE
studie wordt gevraagd bovenstaande handelingen tweemaal te ondergaan, het
baseline-bezoek en het tweede bezoek.
Voor de ruggenprik wordt men gevraagd op de zij te gaan liggen met de benen
opgetrokken. Vervolgens zal de arts met een
dunne naald in de onderrug, in het zakje prikken waar het hersenvocht zit. Aan
de onderzijde van de rug zit geen ruggenmerg meer, zodat er geen kans is dat
dit beschadigd raakt. Een ruggenprik kan bij sommige mensen hoofdpijnklachten
veroorzaken.
Deze klachten verdwijnen meestal als men gaat liggen. Een klein percentage
mensen kan echter enige dagen last houden . Bij jongere mensen kan dit in 15-20
% van de gevallen optreden; bij ouderen wordt het zelden gezien (<2%). Om de
kans van hoofdpijnklachten te verminderen wordt een 20-gauge naald gebruikt en
wordt de participant geadviseerd om cafeïne houdende dranken te consumeren
(zoals cola of koffie). Het optreden van ernstige gevolgen zoals een infectie
of een bloeding na een ruggenprik komt slechts uiterst zelden voor (<0.1%). Om
deze kans te verkleinen wordt er de huid rondom de injectie plaats
gedesinfecteerd en worden alleen desinfecteerde hulpmiddelen gebruikt.
Om het ongemak van de participant te verlichten wordt de huid rondom de plek
van de LP tijdelijk en plaatselijk verdoofd.
Bij Gadovist toediening zijn de volgende bijwerkingen het meest frequent gezien
(tussen de >= 1/1000 en < 1/100 cases): hoofdpijn,
misselijkheid, injectie plaats irritatie, veranderde smaak, en een warm gevoel.
Deze voorvallen gaan vanzelf weer over. In het geval
van een ernstige allergische reactie (>= 1/10.000 - < 1/1000), is er een
standaard veiligheidsprotocol van het Radboudumc.
Bij een venapuntie wordt er in de binnenkant van de elleboogplooi een ader
aangeprikt om bloed af te nemen. Dit wordt routinematig uitgevoegd door
behandelend arts en de risico's hiervan zijn verwaarloosbaar.
De cognitieve test die tijdens dit onderzoek gebruikt wordt is de Nederlandse
parallelversie van de MoCA-test. Doorgaans duurt deze test 10 minuten.
Het risico van deze studiehandelingen wordt geschat op "Verwaarloosbaar".
Publiek
Geert Grooteplein Zuid 10
Nijmegen 6525 GA
NL
Wetenschappelijk
Geert Grooteplein Zuid 10
Nijmegen 6525 GA
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Patiënten met CAA voldoen aan de volgende voorwaarden:
1) Voldoen aan de Boston criteria 2.0 voor CAA;
2) zijn mentaal bekwaam om een weloverwogen beslissing te nemen voor deelname
aan de studie;
3) Meest recente hersenbloeding was ten minste 6 maanden geleden;
4) Leeftijd > 50 jaar;
5) Geschreven informed consent;
6) Als de participant deelnam in de BIONIC/CAFE studie, dan moet na de
ruggenprik succesvol hersenvocht zijn bemachtigd.
Patiënten met AD voldoen aan de volgende voorwaarden:
1) Voldoen aan de NIA-AA criteria voor waarschijnlijke AD;
2) Zijn mentale bekwaam om een weloverwogen beslissing te nemen voor deelname
aan de studie;
3) Leeftijd > 50 jaar;
4) Geschreven informed consent;
5) Als de participant deelnam in de BIONIC/CAFE studie, dan moet na de
ruggenprik succesvol hersenvocht zijn bemachtigd.
Controle casussen voldoen aan de volgende voorwaarden:
1) leeftijd > 50 jaar;
2) een MoCa score >=27
3) Zijn mentale bekwaam om een weloverwogen beslissing te nemen voor deelname
aan de studie;
4) Als de participant deelnam in de BIONIC/CAFE studie, dan moet na de
ruggenprik succesvol hersenvocht zijn bemachtigd.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Exclusie criteria voor CAA patiënten:
1) Medische geschiedenis van antistollingsmedicatie;
2) medische geschiedenis van psychologische ziekte;
3) zwangerschap ten tijden van studie;
4) Allergisch voor lokale verdovingsmiddelen;
5) contra-indicatie voor het uitvoeren van een ruggenprik: Medische
geschiedenis van compressie van de ruggenmerg, operatie aan de ruggengraat,
huidinfectie, ontwikkelings stoornissen in de onderrug;
6) Personen die momenteel deelnemen in een ander onderzoek of dat gedaan hebben
in de voorafgaande 30 dagen (gerapporteerd door de deelnemer);
7) Geschiedenis van of hedendaags drugs- of alcoholmisbruik;
8) vastgesteld dragerschap van een gen dat geassocieerd is met erfelijke D-CAA
(alleen getest in klinisch verband)
9) Personen die deel zijn van het onderzoeksteam, of hun familieleden.
10) contra-indicaties voor MRI
Exclusie criteria voor AD patiënten:
1) Medische geschiedenis van antistollingsmedicatie;
2) medische geschiedenis van psychiatrische ziekte;
3) zwangerschap ten tijden van studie;
4) Allergisch voor lokale anaestetica;
5) contra-indicatie voor het uitvoeren van een ruggenprik: Medische
geschiedenis van compressie van de ruggenmerg, operatie aan de ruggengraat,
huidinfectie, ontwikkelings stoornissen in de onderrug;
6) Personen die momenteel deelnemen in een ander onderzoek of dat gedaan hebben
in de voorafgaande 30 dagen (gerapporteerd door de deelnemer);
7) Geschiedenis van of hedendaags drugs- of alcoholmisbruik;
8) Vastgesteld dragerschap van een gen dat geassocieerd is met erfelijke
familiaire AD (alleen getest in klinisch verband)
9) Personen die deel zijn van het onderzoeksteam, of hun familieleden.
Controle casussen:
1) zelf gerapporteerde cognitieve achteruitgang;
2) Medische geschiedenis van neurologische (beroertes, neurodegeneratieve
ziekte, hersentumoren, hersen infectie en/of ontsteking) of psychologische
ziekte;
3) zwangerschap ten tijden van studie;
4) Medische geschiedenis van antistollingsmedicatie;
5) Allergisch voor lokale verdovingsmiddelen;
6) contra-indicatie voor het uitvoeren van een ruggenprik: Medische
geschiedenis van compressie van de ruggenmerg, operatie aan de ruggengraat,
huidinfectie, ontwikkelings stoornissen in de onderrug;
7) Personen die momenteel deelnemen in een ander onderzoek of dat gedaan hebben
in de voorafgaande 30 dagen (gerapporteerd door de deelnemer);
8) Geschiedenis van of hedendaags drugs- of alcoholmisbruik;
9) Vastgesteld dragerschap van een gen dat geassocieerd is met erfelijke
familiaire AD of D-CAA (alleen getest in klinisch verband)
10) Personen die deel zijn van het onderzoeksteam, of hun familieleden.
11) contraindicaties voor MRI
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL85709.091.23 |