Infectiepreventie beleid bij postsplenectomie patiënten

De milt is een belangrijk orgaan voor de productie van antistoffen. Bovendien
hebben macrofagen in de milt een filterende en fagocyterende rol in het
verwijderen van bacteriën en geparasiteerde erytrocyten uit de circulatie. De
meest ernstige consequentie bij afwezigheid van de milt of een vermindering van
de functie is dan ook het optreden van levensbedreigende infecties.
Patiënten die een splenectomie hebben ondergaan, hebben een levenslang risico
op een *overwhelming postsplenectomie infectie* (OPSI) van ongeveer 5%. De
mortaliteit van een OPSI bedraagt 50-80%. De meeste infecties treden op in de
eerste twee jaar na splenectomie, maar tot eenderde manifesteert zich pas na
vijf jaar of langer. Er zijn cases van fulminante infecties beschreven die
optraden meer dan 20 jaar na een splenectomie.
Deze levensbedreigende infecties worden vooral veroorzaakt door gekapselde
bacteriën; met name Streptococcus pneumoniae, Haemophilus influenzae en
Neisseria meningitidis.
De asplenische patiënt heeft ook een verhoogd risico op infecties met
Plasmodium falciparum (malaria), Capnocytophagia canimorsus (hondenbeet) en
Babesia (babesiose/tekenbeet).

De consensus is dat een OPSI kan worden voorkomen door een adequaat
vaccinatiebeleid en (levenslange) antibioticaprofylaxe. Ook een goed
geïnformeerde patiënt vermindert het risico op een OPSI: wanneer de patiënt op
de hoogte is van het feit dat er extra risico*s verbonden zijn aan
internationaal reizen en het oplopen van een honden- of tekenbeet, kan de
patiënt vroegtijdig medische hulp zoeken en kan er een adequate therapie
gestart worden.

Het vaccinatiebeleid wordt echter lang niet altijd opgevolgd: een significant
percentage van alle postsplenectomie patiënten is niet gevaccineerd tegen
pneumokokken. Ook zijn deze patiënten niet op de hoogte van de infectieuze
risico*s die ze lopen.
Het doel van dit onderzoek is dan ook om te inventariseren hoe het gesteld
staat met het opvolgen van het vaccinatieprotocol na splenectomie.

Studie-opzet
observationeel-descriptief onderzoek

belasting: de reis naar het ziekenhuis, het invullen van de enquete en het
afstaan van vier buisjes bloed.
risico: het optreden van een hematoom na de venapunctie.