Het verband tussen de emotionele klachten van de moeders tijdens de zwangerschap en de zelf regulatie vaardigheden, het temperament en de mentale en motorische ontwikkeling van het kind wordt onderzocht, mede in relatie tot de invloed van de vader,…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
- Zwangerschaps-, weeën-, partus- en postpartumproblemen
- Stemmingsstoornissen en -afwijkingen NEG
Synoniemen aandoening
Aandoening
Ontwikkelingsproblemen van kinderen
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De ontwikkeling van het kind en zijn/haar zelfregulatievaardigheden in relatie
tot de kwaliteit van de interactie met moeder en met vader en tot de emotionele
klachten van de moeders tijdens de zwangerschap staan centraal.
Secundaire uitkomstmaten
De mate van emotionele klachten van de ouders, hun persoonlijkheid en hun
copingsvaardigheden op dit moment vormen secundaire uitkomstmaten.
Achtergrond van het onderzoek
Kinderen van depressieve en angstige moeders hebben een duidelijk verhoogde
kans op emotionele en gedragsproblemen in hun verdere ontwikkeling. Ook bij
kinderen van moeders die tijdens de zwangerschap emotionele klachten hebben
aangegeven is duidelijk geworden dat zij vertraging in hun ontwikkeling laten
zien (Brouwers et al., 2002; Elgar et al.,, 2004; Huizink et al., 2004). Een
van de relevante theoretische invalshoeken ter verklaring van deze
ontwikkelingsproblemen betreft het idee dat de endocriene regulatie van de
moeder de ontwikkeling van de foetus blijvend beïnvloedt: *fetal
programming* (Godfrey & Barker, 2001). Bij afwijkingen in deze regulatie is de
ontwikkeling van de foetus verstoord of past de foetus zich zodanig aan, dat
zijn eigen regulatie systemen niet goed of suboptimaal zijn ingesteld voor de
verdere postnatale ontwikkeling (Zoeller, 2003). Met name het functioneren van
de HPA-as van het kind is daarbij naar voren gekomen als mogelijk nadelig
beïnvloed (O*Connor et al., 2002 en 2003). De endocriene regulatie van de
moeder kan rechtstreeks in lichte mate verstoord zijn, zoals in het geval van
maternale hypothyroxinemie, maar ook indirect, als gevolg van emotionele
klachten. In deze situatie kan vervolgens het eigen regulatie systeem van de
foetus beïnvloed worden met gevolgen voor de verdere ontwikkeling. In alle
studies naar de ontwikkeling van kinderen na perinatale risico-factoren valt op
dat niet alle kinderen met een overeenkomstige mate van risico, later
ontwikkelingsproblemen of vertraging laten zien. Mogelijk zijn er factoren die
een beschermende rol spelen. De ouder-kind interactie, de invloed van de vader
en de zelf-regulatie vaardigheden van het kind verdienen daartoe nader
onderzoek
Doel van het onderzoek
Het verband tussen de emotionele klachten van de moeders tijdens de
zwangerschap en de zelf regulatie vaardigheden, het temperament en de mentale
en motorische ontwikkeling van het kind wordt onderzocht, mede in relatie tot
de invloed van de vader, die mogelijk beschermend of versterkend voor problemen
bij het kind is. De studie levert een meer theoretisch en praktisch verdiepend
inzicht op in welke mate zorg gegeven moet worden aan zwangere vrouwen of jonge
ouders met emotionele klachten gericht op de bevordering van de ontwikkeling
van hun kinderen. Theoretisch is van belang na te gaan in hoeverre het *fetal
programming effect* door de daadwerkelijke interactie tussen ouders en kinderen
versterkt of afgezwakt wordt. Praktisch zal duidelijk worden welk (patroon van)
zelfregulatievaardigheden van de kinderen en welke manier van omgang van de
ouders een positieve invloed heeft op de ontwikkeling van de kinderen.
Onderzoeksopzet
Tweemaal wordt een huisbezoek gedaan waarbij spelletjes met het kind en de
interactie tijdens spel tussen kind en moeder en vader op video worden
opgenomen. De volgende metingen worden gedaan.
Het kind
* De mentale en cognitieve ontwikkeling van het kind wordt onderzocht aan de
hand van een door de moeder in te vullen vragenlijst, de Ages and Stages
Questionnaire (ASQ; Bricker & Squires, 1996). Daarnaast worden bij kinderen tot
3 jaar de Bayley Infant Scales of Development afgenomen (BSID II; Van der
Meulen et al., 2002) en bij kinderen tussen 3 en 5 jaar de Snijders Oomen
Niet-verbale intelligentie test (SON-R; Tellegen et al., 1998).
* Het temperament van het kind wordt beoordeeld aan de hand van de (Early)
Child Behavior Questionnaire ((E)CBQ; Rothbart, 2003).
* De mate van zelf-regulatie wordt onderzocht met behulp van 1) de
*dysregulatie* schaal van de Infant Toddler Socio-Emotional Assessment (ITSEA;
Carter & Briggs-Cowan,1999). 2) Verder wordt zelfregulatie vaardigheid en het
*coping* gedrag van het kind beoordeeld aan de hand van de video opnames
tijdens spelletjes. 3) De fysiologisch regulatie van het kind wordt beoordeeld
tijdens de *coping* taakjes aan de hand van 3 cortisol samples. Door het kind
even op een watje - of een speen met een watje er in - te laten sabbelen, wordt
drie keer tijdens het huisbezoek speeksel verzameld zodat een cortisol bepaling
gedaan kan worden
* De kwaliteit van de ouder-kind interactie wordt beoordeeld aan de hand van de
video-opnames en wordt gescoord met behulp van de Emotional Availability Scales
(EAS; Biringen, Robinson, & Emde, 1998) en de Erickson Rating Scales (Erickson,
Sroufe, & Egeland, 1985).
* De kwaliteit van de gehechtheidsrelatie tussen moeder en kind wordt
beoordeeld aan de hand van observaties tijdens het huisbezoek. Na elk
huisbezoek vult de bezoekster een lijst in over het gedrag van het kind.
(Waters & Dean, 1985)
De ouders
De Adult Temperament Questionnaire geeft informatie over het temperament van de
Ouders (ATQ; Rothbart et al., 2000). De coping stijl van de ouders wordt
beoordeeld met behulp van de Coping Inventory for Stressful Situations (CISS;
De Ridder & Van Heck, 2004). De Zelf Beoordelings Vragenlijst (STAI) geeft een
indicatie van angst als toestand en angst als kenmerk van de persoonlijkheid
(van der Ploeg, Defares, & Spielberger, 1980).
De leerkracht
Aan de (kinderdagverblijf) leerkracht wordt gevraagd om de Teacher Report Form
(TRF) in te vullen om een idee te krijgen van eventuele gedragsproblemen op
school. Daarnaast geven de Preschool Social Behavior Questionnaire (PSBQ;
Tremblay et al., 1992) en de Gedragsvragenlijst voor Peuters & Kleuters (GVPK;
Goossens et al., 2000) een indruk van het sociale gedrag met leeftijdsgenoten.
Inschatting van belasting en risico
De belasting van het onderzoek wordt als matig gezien, aangezien de ouders
slechts eenmaal gevraagd wordt een bezoek aan een gezondheidscentrum te brengen
en tweemaal thuis bezocht worden. Daarnaast wordt hen gevraagd een aantal
vragenlijsten in te vullen, over hen zelf en over hun kind en met hun kind een
paar spelletjes te doen die op video worden opgenomen ten behoeve van
beoordeling achteraf. Van het kind wordt gevraagd dat het mee doet met een
aantal spelletjes, die door de meeste kinderen leuk gevonden worden.
Publiek
Postbus 90153
5000 LE Tilburg
NL
Wetenschappelijk
Postbus 90153
5000 LE Tilburg
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Deelname aan Kempenonderzoek I
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Alleenstaande ouders
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL12843.008.06 |