Het primaire doel is het bepalen van de invloed van de glijdende heupschroef versus meerdere gecanuleerde schroeven op het aantal revisieoperaties na 2 jaar bij de interne fixatie van mediale collunmfracturen. Het secundaire doel is het bepalen van…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Breuken
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Een revisieoperatie binnen 2 jaar na de initiele operatie om de
fractuurgenezing te bevorderen, om pijn te verminderen, om infectie te
behandelen of om functie te verbeteren. Deze operaties kunnen als volgt
omschreven worden:
1. Verwijderen van het implantaat voordat de fractuur genezen is (om
consolidatie te bevorderen).
2. Revisieoperatie met een ander implantaat voor interne fixatie.
3. Revisieoperatie naar een vorm van arthroplastiek.
4. Incisie en drainage operatie voor een diep infect rondom het bot-implantaat
contactgebied.
Secundaire uitkomstmaten
Kwaliteit van leven en functionele uitkomst zal gemeten worden met behulp van
vragenlijsten, die patienten zelf of met hulp van onderzoekspersoneel invullen.
De vragenlijsten voor functionele uitkomst zullen een algemeen welzijnsbevinden
meetinstrument (SF-12) bevatten, een heupfunctie en pijn vragenlijst (WOMAC) en
een gezondheidstoestand meting (HUI3 of EQ-5D).
Verder zal de invloed van glijdende heupschroeven versus gecanuleerde schroeven
op de morbiditeit en mortaliteit gerapporteerd worden.
Avasculaire necrose van de femurkop, falen of breken van het implantaat,
non-union van de fractuur, verwijderen van het interne fixatiemateriaal na
genezing wegens klachten, en infectie (oppervlakkig en diep) zullen
gedocumenteerd worden.
Achtergrond van het onderzoek
De incidentie van heupfracturen in nederland is thans rond de 18.000 per jaar
(meer dan 350 per week). In de VS is de incidentie jaarlijks 280.000, waar de
jaarlijkse kosten voor de gezondheidszorg hiervoor een niveau van $9.8 miljard
zal bereiken. Heupfracturen zijn geassocieerd met 30% mortaliteit en een
ingrijpende tijdelijk en soms permanent verlies van onafhankelijkheid en
kwaliteit van leven. Wereldwijd worden jaarlijks 4.5 miljoen mensen
geinvalideerd door heupfracturen en verwacht wordt dat in de komende 40 jaar
dit aantal met 21 miljoen mensen zal toenemen.
Ongeveer 50% van de heupfracturen betreffen mediale collum fracturen.
Experimentele data suggereert dat meerdere gecanuleerde schroeven een betere
bloedvoorziening waarborgen, terwijl glijdende heupschroeven een betere
biomechanische stabiliteit voor buigkrachten bieden.
Noodzaak voor een RCT, die uitsluitsel kan geven:
1. hoewel sommige (orthopaedisch) chirurgen de voorkeur hebben voor
gecanuleerde schroeven boven de glijdende heupschroef, bestaat er voldoende
variatie in perceptie en voldoende interesse om deze vraagstelling te
beantwoorden en een grote RCT te rechtvaardigen.
2. ondanks de populariteit van gecanuleerde schroeven is er een sterk
biologisch argument voor de glijdende heupschroef, dat biomechanisch een
stabielere constructie is met name bij oudere patienten met osteopenie or
osteoporose.
3. hoewel uit meta-analyse data (indirecte en directe vergelijking) blijkt dat
de glijdende heupschroeven het percentage revisieoperaties zouden kunnen
verminderen, is het bewijs verre van definitief. De huidige beste schatting van
het behandelingseffect van glijdende heupschroeven is gebaseerd op kleinere
RCT's met methodologische beperkingen, waaronder ongeblindeerde randomisatie.
De schattingen bevatten brede betrouwbaarheidsintervallen (bv bij
gedisloceerde fracturen: RRR=27%, 95%BI: 48%, -4%, P=0.08). Onafhankelijk van
welke benadering voor interne fixatie beter blijkt, zal een groot deel van
mediale collumfractuur patienten nog steeds een revisieoperatie nodig hebben,
die is geassocieerd met een verhoogde morbiditeit en mortaliteit.
Doel van het onderzoek
Het primaire doel is het bepalen van de invloed van de glijdende heupschroef
versus meerdere gecanuleerde schroeven op het aantal revisieoperaties na 2 jaar
bij de interne fixatie van mediale collunmfracturen.
Het secundaire doel is het bepalen van de invloed van de twee behandelingen op
de kwaliteit van leven (Short Form-12, SF-12), functionele uitkomstmaten
(Western Ontario McMaster Osteoarthritis Index, WOMAC), en health utility
(Health Utilities Index Mark III,HUII3 of EQ-5D).
Hypothese
De populatie, die behandeld wordt met glijdende heupschroeven zal een lager
aantal revisieoperaties ondergaan (primaire eindpunt) en hogere kwaliteit van
leven- en functiescores (secundaire eindpunt) na 2 jaar hebben vergeleken met
gecanuleerde schroeven.
Onderzoeksopzet
Een multi-centrum, enkelblinde gerandomiseerde studie met gebruik van
minimisatie om allocatie van patienten te bepalen.
(Orthopaedisch) chirurgen uit Noord en Zuid Amerika, Europa, Australie en Azie
zullen deelnemen. Zij zullen een van beide behandelingen toepassen in 2,500
patienten met een mediale collumfractuur.
De eerste behandeling is fixatie van de fractuur met meerdere gecanuleerde
schroeven (gecanuleerde schroeven groep). De tweede behandeling is fixatie van
de fractuur met een enkelvoudige (grotere) schroef met een plaatconstructie
(glijdende heupschroef groep).
Het studiepersoneel bekijkt zorgvuldig de cruciale aspecten van het
perioperatief zorg- en het revalidatietraject en documenteert alle deviaties
van het protocol.
Bij ontslag, na 2 weken, 10 weken, 3 maanden, 6 maanden, 9 maanden, 12 maanden,
18 maanden en 24 maanden na chirurgie worden patientgegevens verzameld.
Onafhankelijke beoordeling van chirurgische techniek zal plaatsvinden op
gezette tijden tot 2 jaar postoperatief.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Glijdende heupschroef of meerdere gecanuleerde schroeven
Inschatting van belasting en risico
Chirurgen handhaven wereldwijd beide operatietechnieken (glijdende
heupschroeven en gecanuleerde schroeven). Gecanuleerde schroeven of
vergelijkbare implantaten zijn reeds meer dan 50 jaar in gebruik voor de
behandeling van gedisloceerde mediale collum fracturen. De glijdende
heupschroef heeft een vergelijkbare historie bij de behandeling van trochantere
fracturen.
Net als bij andere chirurgische procedures van de onderste extremiteit zijn de
mogelijke risico's voor de patient: wondinfectie, diepe veneuze thrombose,
neurovasculair letsel, compartiment syndroom van met name het onderbeen en
overlijden. Alle patienten die in aanmerking komen voor de studie hebben
chirurgische therapie nodig.
Alle morbiditeit volgend op de behandeling in beide armen van de studie zullen
gedocumenteerd worden. De onafhankelijke zgn. Data Monitoring Committee (DMC)
zal deze informatie bezien op vooraf bepaalde en regelmatige intervallen na het
begin van de studie.
Publiek
Postbus 2060
3000 CA Rotterdam
NL
Wetenschappelijk
Postbus 2060
3000 CA Rotterdam
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Mannen of vrouwen met een leeftijd van boven de 50 years (zonder bovenste leeftijdsgrens).
2. Mediale collumfractuur bevestigd door een anteroposterior en laterale rontgenfoto, CT of MRI van de heup
3. Elke vorm van dislocatie (ongedisloceerde of gedisloceerde) van een mediale collum fractuur, die gesloten gereponeerd kan worden.
4. Operatie van gedisloceerde fracturen binnen 2 dagen (48 uur) vanaf presentatie op de eerste hulp.
5. Operatie van ongedisloceerde fracturen binnen 7 dagen vanaf presentatie op de eerste hulp.
6. Ambulante patient voordat de fractuur geconstateerd is, waarbij hulpmiddelen als een stok, kruk(ken) of rollator toegestaan zijn.
7. Verwachte optimalisatie van de medische conditie voor operatie van de heup door een anesthesie en/of interne geneeskunde team.
8. Informed consent door patient or wettelijke vertegenwoordiger.
9. Laag energetisch trauma-mechanisme (gedefinieerd als een val vanuit staande positie).
10. Geen ander ernstig letsel.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Patienten, die ongeschikt zijn voor interne fixatie (ernstige heuparthrose,rheumatoide arthritis of een pathologische fractuur).
2. Geassocieerd ernstig letsel van de onderste extermiteit (ipsilaterale of contralaterale fractuur van de voet, enkel, tibia, knie of femur; luxaties van de enkel, knie of heup; of defecten of fracturen van de femurkop zelf).
3. Implantaten aanwezig rond de heup met een fractuur.
4. Infectie rond de heup (weke delen of bot).
5. Ziekten van het botmetabolisme anders dan osteoporose (Paget, renale osteodystrofie, osteomalacie).
6. Matig tot ernstige cognitieve stoornissen (Item Screener met 3 of meer fouten).
7. Ziekte of dementie tgv Parkinson ernstig genoeg om kans op herhaald vallen te verhogen of ernstig genoeg om revalidatietraject te compromitteren.
8. Mogelijke problemen, naar de mening van de onderzoekers, met het volhouden van de follow-up.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL13205.078.06 |