1. Het primaire doel van het onderzoek is het gerandomiseerd en gecontroleerd vaststellen van de invloed van voeding op gedrag bij een heterogene, niet-geselecteerde groep basisschoolkinderen met ADHD. Dit gebeurt tijdens de dieetfase, week 1-9. 2.…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Allergische aandoeningen
- Psychiatrische en gedragssymptomen NEG
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De primaire effectiviteitsparameters zijn de scores op meerdere
gedragsvragenlijsten voor en na de dieetinterventie, waarbij elk kind met
zichzelf en de controlegroep met de dieetgroep vergeleken wordt.
Secundaire uitkomstmaten
Een secundaire parameter is het gehalte aan IgE- en IgG-antistoffen voor en na
het dieet, waarbij elk kind met zichzelf en de dieetgroep met de controlegroep
vergeleken wordt, en de mate van comorbide stoornissen en lichamelijke klachten
voor en na de dieetinterventie.
Achtergrond van het onderzoek
ADHD is een voornamelijk erfelijk bepaalde aandoening, onze kennis van de
mechanismen die tot ADHD leiden blijft echter speculatief en de mogelijkheden
van preventie beperkt. Naast het erfelijke karakter van de aandoening spelen
meerdere omgevingsfactoren een rol bij het manifest worden van ADHD. Een van
die omgevingsfactoren kan de voeding zijn. Eerdere studies bij kinderen met
ADHD die gebruik maakten van een eliminatiedieet, leverden overtuigend
dubbelblind en placebo-gecontroleerd bewijs, maar werden uitgevoerd bij
geselecteerde doelgroepen. Vandaar dat dit onderzoek uitgevoerd zal worden bij
een heterogene niet geselecteerde groep kinderen met ADHD. Getoetst wordt de
hypothese dat de resultaten van eerdere dieetonderzoeken eveneens van
toepassing zijn op een niet geselecteerde groep kinderen met ADHD. Er zijn
aanwijzingen dat een immunologisch mechanisme betrokken zou kunnen zijn bij
voedingsafhankelijke ADHD. Om dit te onderzoeken wordt bij de deelnemende
kinderen voor en na de dieetinterventie bloedonderzoek uitgevoerd, waarbij de
IgE-gehaltes en de IgG-gehaltes van ruim 250 voedingsmiddelen zullen worden
bepaald. Getoetst wordt de hypothese dat voedingsmiddelen waarvan de
IgG-waarden in het bloed niet verhoogd zijn geen rol spelen als oorzakelijke
factor van het gedrag. Tenslotte wordt de hypothese getoetst dat 75% van de
deelnemers in staat is om de dieetbeperkingen gedurende langere tijd vol te
houden.
Doel van het onderzoek
1. Het primaire doel van het onderzoek is het gerandomiseerd en gecontroleerd
vaststellen van de invloed van voeding op gedrag bij een heterogene,
niet-geselecteerde groep basisschoolkinderen met ADHD. Dit gebeurt tijdens de
dieetfase, week 1-9.
2. Het secundaire doel is nagaan of bepaling van de aanwezigheid van IgE en/of
IgG-antistoffen tegen voedingsmiddelen in het bloed een bijdrage kan leveren
aan het uitvoeren van dieetonderzoek bij kinderen met ADHD. Dit gebeurt tijdens
week 9-13 van het onderzoek. Wanneer blijkt dat deze methode effectief is om
het verband tussen voedingsmiddelen en ADHD aan te tonen, zou in de toekomst
dieetinterventie eenvoudiger kunnen worden uitgevoerd.
3. Tenslotte wordt ook de effectiviteit van dieetinterventie op langere termijn
getoetst (week 13-52).
Onderzoeksopzet
In totaal zullen 100 kinderen starten met het onderzoek. Elk kind wordt bij de
start van het onderzoek lichamelijk onderzocht door een kinderarts. Alle
kinderen worden at random ingedeeld in een controlegroep en een dieetgroep.
Wanneer de dieetgroep het eliminatiedieet volgt, zal de controlegroep op een
wachtlijst geplaatst worden en geen interventie krijgen.
Het onderzoek bestaat uit twee delen: een dieetfase, met een 5 weken durend
eliminatiedieet en een provocatiefase, waaraan alleen die kinderen zullen
deelnemen die met significante gedragsverbeteringen (verbeteringen van 40% of
meer)reageerden op de dieetfase (de responders). Tijdens de dieetfase wordt
onderzocht of een kind met gedragsveranderingen reageert op voeding, tijdens de
provocatiefase wordt uitgezocht op welke voedingsmiddelen het kind reageert. De
dieetfase en de eerste 4 weken van de provocatiefase wordt gerandomiseerd en
gecontroleerd uitgevoerd (RCT, week 1-13), daarna wordt de provocatiefase
voortgezet als open trial (week 13-52). Er wordt drie keer bloedonderzoek
uitgevoerd, bij de start van het onderzoek (week 0), na de dieetfase (week 9)
en na het eerste deel van de provocatiefase (week 13). Op de momenten dat het
bloedonderzoek wordt uitgevoerd zal de geblindeerd kinderarts de ouders
meerdere kinderpsychiatrische vragenlijsten laten invullen. Dit zijn dezelfde
vragenlijsten die ook door de onderzoeker gebruikt worden. Er zijn vier
belangrijke meetmomenten: week 0, 9, 13 en 52.
Onderzoeksproduct en/of interventie
De interventie bestaat uit het gedurende 5 weken volgen van een eliminatiedieet, waarna de kinderen die met gedragsverbeteringen van minimaal 40% hierop reageren verder gaan met een 4 weken durend per kind apart samengesteld provocatiedieet, gebaseerd op het IgG-bloedonderzoek in week 0. Kinderen uit de controlegroep staan gedurende deze periode op een wachtlijst. Na de laatste RCT-meting (week 13) wordt aan alle gezinnen van de controlegroep de mogelijkheid aangeboden om alsnog te starten met het eliminatiedieet.
Inschatting van belasting en risico
De belasting voor het kind bestaat vooral uit het feit dat het 5 weken lang
anders moeten eten dan het gewend is. Kinderen die hebben deelgenomen aan een
van de eerdere studies, hadden in de praktijk nauwelijks problemen met het
dieet. Na die 5 weken mogen de kinderen weer alles eten (de nonresponders) of
wordt het dieet uitgebreid (de responders), waardoor de belasting steeds verder
afneemt. Er wordt twee of drie keer bloed afgenomen, ook dit kan belastend zijn
voor het kind. Er mag echter na het prikken een cadeautje worden uitgezocht.
Elk kind wordt een maal lichamelijk onderzocht door een kinderarts. Drie maal
worden door de ouders ook bij de kinderarts de kinderpsychiatrische
vragenlijsten ingevuld.
Er zijn geen extra risico*s verbonden aan het onderzoek.
Publiek
Marijkeweg 40
6706 PG Wageningen
Nederland
Wetenschappelijk
Marijkeweg 40
6706 PG Wageningen
Nederland
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Diagnose ADHD,gecombineerd subtype of hyperactief/impulsief subtype volgens de DSM-IV.
Minimaal 4 en maximaal 8 jaar oud.
Het kind gebruikt geen gedragsmedicatie zoals bijvoorbeeld methylfenidaat.
De gedragsproblemen zijn begonnen vóór het vierde levensjaar.
Bereid om drie keer bloed af te staan.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Familieomstandigheden waardoor het volhouden van een eliminatiedieet bemoeilijkt wordt.
Het kind volgt een dieet of heeft de afgelopen twee maanden een dieet gevolgd.
Het kind is bezig met een therapeutische behandeling voor de gedragsproblemen.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL12736.081.06 |