Cognitief functioneren onder verschillende sociaal psychologische condities

Het is bekend dat mensen onderpresteren wanneer er een bepaalde psychologische
druk is om cognitieve prestaties te leveren. Dit kan nadelig zijn in situaties
waarin een beoordeling plaatsvindt op basis van cognitieve prestaties, zoals
bij examens, of sollicitaties.
Dit onderzoek is deel van een longitudinaal onderzoek naar aandacht en
cognitie. Proefpersonen in dit onderzoek hebben twee maal eerder meegedaan aan
cognitief onderzoek, namelijk toen ze 5 en 12 jaar oud waren. Uit deze
onderzoeken is gebleken dat cognitief functioneren in de kindertijd wordt
bepaald door omgevingsfactoren en genetische factoren. Wanneer kinderen de
adolescentie naderen nemen de omgevingsinvloeden af en zijn het met name genen
die het cognitief functioneren beinvloeden.

Het doel van het huidige project is te onderzoeken of de onderprestatie zoals
gezien bij cognitief presteren onder psychologische druk, wordt verklaard door
omgevingsfactoren of genetische factoren. Hiervoor zal gebruik gemaakt worden
van genetische modellen die toegepast worden in het tweelingdesign.

Tevens zal onderzocht worden of de vrij lage correlatie tussen EEG metingen en
cognitief functioneren verklaard kan worden door individuele verschillen in de
sensitiviteit voor psychologische druk.

Testonderzoek, vragenlijsten, statistische analyses

Proefpersonen wordt gevraagd naar de VU te komen voor de testsessie; deze duurt
ongeveer 5 uur inclusief pauzes. De proefpersonen moeten hierin 3 cognitieve
taken doen terwijl hun hartslag en ademhaling gemeten wordt met electroden op
de borst die verbonden zijn met een ambulant meetsysteem. Er zijn twee
testcondities; in de ene conditie is er geen druk om goed te presteren, in de
andere conditie is deze druk er wel. Zie appendix 1 voor de testinstructie
welke de testconditie bepaalt.
Na de cognitieve taken volgen 4 korte vragenlijsten die meten in welke mate de
proefpersoon psychologische druk heeft ervaren. Voor en na de cognitieve
testsessie wordt de bloeddruk gemeten. Ook worden lengte en gewicht gemeten.
Na deze eerste sessie volgt een debriefing (zie appendix 2)

Na een lunch wordt een van de tweelingkinderen gevraagd een vragenlijst over
persoonlijkheid in te vullen (DBHQ), terwijl de ander de EEG cap bevestigd
krijgt en vervolgens 2 EEG metingen doet waarin tweemaal de opdracht is de ogen
voor 5-10 minuten te sluiten. Na afloop van de EEG sessie moet een korte
vragenlijst worden ingevuld waarin vragen staan over de ervaringen tijdens het
EEG experiment.

Vantevoren wordt aan de ouders en kinderen gevraagd wangslijm te verzamelen ten
behoeve van DNA met wattenstaafjes.