Deze studie richt zich hoofdzakelijk op inhibitie van angst bij patiënten met een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Zodoende wordt getracht de hypothese te testen dat patienten met een angststoornis gebrekkige inhibitie van angst vertonen. Zo…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Psychische stoornissen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
1. *Startle* respons (oogknipper) wordt gemeten als respons op blootstelling
aan de *startle probe*. Door middel van deze respons wordt de mate van angst en
uiteindelijk de mate van inhibitie gemeten. De *startle probe* (akoestische
stimulus) wordt binauraal door een koptelefoon geleverd. De *startle probe*
bestaat uit een witte ruis (alle frequenties omvattende) geluidsstimulus met
een geluidsdrukniveau van 104-dbA en een duur van 40 msec.
2. Cognitieve verwachting/contingentie bewustzijn: the online US verwachting
wordt gemeten op een 11-puntschaal lopend van *zeker geen elektrische prikkel*
tot onzeker tot *zeker een elektrische prikkel*. Na elke stimulus aanbieding
wordt de online US verwachting geregistreerd.
3. Propositionele Kennis: nadat de computertaak is beëindigd wordt een
vragenlijst afgenomen welke de verkregen kennis over de stimulus contingenties
toetst.
Secundaire uitkomstmaten
Een secondaire doelstelling betreft de context waarin de conditionering plaats
vindt. Aan de hand van het angst conditionering paradigma is aangetoond dat de
effecten van uitdoving van angst afhankelijk zijn van de context waarin de
uitdovingprocedure plaatsvindt (Vansteenwegen et al., 2005). Vanuit klinisch
oogpunt, impliceert dit dat de context waarin psychotherapie wordt gegeven kan
bijdragen aan een terugkeer van angst (Rachman, 1989) dan wel het succesvol
afronden van de therapie (Bouton et al., 2002). Hiertoe wordt de invloed van
context op inhibitie onderzocht. De verwachting is dat patiënten met PTSS
minder inhibitie vertonen naar een andere testcontext dan de controlegroep. Met
andere woorden, patiënten met PTSS herkennen of maken minder gebruik van de
geleerde kennis over veiligheidssignalen in een andere context in vergelijking
met de controlegroep.
Achtergrond van het onderzoek
(Zie ook research protocol:summary en hoofdstuk 1.) Neuroticisme is een
risicofactor voor de ontwikkeling van angststoornissen, echter de mechanismen
die hieraan ten grondslag liggen zijn nog onduidelijk. De overheersende aanname
was dat verhoogd excitatoir leren leidt tot een verhoogde kans op de
ontwikkeling van angststoornissen. Voor deze aanname is echter weinig
ondersteuning gevonden. Mogelijk speelt gebrekkige inhibitie van angst een
belangrijke rol bij het ontstaan van angststoornissen. In vorige onderzoeken
van prof. dr. Kindt is gebleken dat hoog angstige mensen inderdaad een
gebrekkige inhibitie van angst vertoonden. Cruciaal hierbij blijkt het niet
vertrouwen van veiligheidssignalen in plaats van het overschatting van
bedreigende stimuli.
Doel van het onderzoek
Deze studie richt zich hoofdzakelijk op inhibitie van angst bij patiënten met
een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Zodoende wordt getracht de
hypothese te testen dat patienten met een angststoornis gebrekkige inhibitie
van angst vertonen. Zo kan de theorie worden getoetst dat gebrekkige
angstinhibitie een belangrijk mediërend mechanisme is bij het ontstaan en/of in
stand blijven van angststoornissen.
Onderzoeksopzet
Het onderzoek betreft experimenteel klinisch onderzoek. Ten einde de
angstinhibitie hypothese te toetsen, wordt een recent ontwikkeld AX+/BX-
procedure (Myers & Davis, 2004; Jovanovic et al., 2005) gebruikt die de
inhibitoire en excitatoire component van angst kan analyseren. De opzet van het
experiment wordt hieronder toegelicht.
Fase Component
Habituatie [NA (4)]¹
[NA (4)]²
Conditioneringfase [AX+ (6)]¹
[BX- (6)]¹
[NA (6)]
Testfase 1 [AB- (3)]¹ of [AC- (3)]¹
[NA (3)]¹
Re-conditioneringfase 1 [AX+ (3)]¹
[BX- (3)]¹
[NA (3)]¹
Testfase 2 [AC- (3)]¹ of [AB- (3)]¹
[NA (3)] ¹
Re-conditioneringfase 2 [AX+ (2)]¹
[BX- (2)]¹
[NA (2)]¹
Testfase 3 [AB- (3)] ²
[NA (3)] ²
Legenda:
[]¹ = context 1, licht
[]² = context 2, donker
CS+ = met US (schok)
CS- = zonder US
NA = *noise alone*
AX+ = kleurencombinatie gevolgd door aversieve stimulus (US)
BX-., AB, AC = kleurencombinatie niet gevolgd door aversieve stimulus (US)
Er wordt gebruik gemaakt van een *fear-potentiated startle* paradigma.
Gedurende het gehele experiment zitten de deelnemers in een geluidsdichte
kamer, naast de kamer van de onderzoeker, aan een tafel met daarop een
computerscherm op een afstand van ongeveer 70 cm. Op het scherm worden vier
gekleurde figuren, A, B, C en X (A: groen vierkant; B: paarse driehoek; C: rode
ruit; X: blauwe cirkel) (CS) met elk een maximale dwarsdoorsnede van 10.75 cm
getoond links of rechts van het midden met voor elk van de stimuli een vaste
locatie. Waarbij één combinatie van vormen (AX+) altijd gevolgd wordt door een
aversieve stimulus (US) en de andere drie combinaties (BX- / AB / AC) nooit
gevolgd worden door een US. De aversieve stimulus bestaat uit een elektrische
prikkel, welke in totaal 11 keer voorkomt. De *startle probe* bestaat uit een
witte ruis (alle frequenties omvattende) geluidsstimulus met een intensiteit
van 104 dB (A-weging) en een duur van 40 ms. In alle fasen van het experiment
zullen *startle probes* (in totaal 59 keer) voorkomen en wordt er constant een
achtergrond geluid van 70 dB aangeboden.
Het onderzoek bestaat uit vijf fasen: habituatiefase, conditioneringfase,
testfase 1, herconditioneringfase 1, testfase 2, herconditioneringfase 2 en
testfase 3.
Habituatiefase: In deze fase worden acht *startle probes* los aangeboden
(*Noise Alone*, NA).
Conditioneringfase: Deze fase bestaat uit zes trials waarin de *startle probe*
los wordt gepresenteerd, zes trials waarin stimuli A en X gevolgd worden door
de US (AX+) en zes trials waarin stimuli B en X niet worden gevolgd door een US
(BX-). De verschillende trials worden altijd afwisselend aangeboden.
Testfase 1: De eerste testfase bestaat uit drie trials waarin de startle probe
los wordt gepresenteerd (NA) en uit drie trials AB of AC. Om leereffecten te
voorkomen, krijgt de helft van de proefpersonen de stimuli AB in de eerste
testfase en AC in de tweede testfase. De andere helft van de proefpersonen
krijgt AB in de eerste testfase en AC in testfase 2.
Herconditioneringfase 1: Ter herinnering aan de conditioneringfase worden in
deze fase nogmaals drie trials met *noise alone*, drie trials met BX- en drie
trials met AX+ (gevolgd door een US) gepresenteerd.
Testfase 2: De tweede testfase bestaat uit drie trials waarin de startle probe
los wordt gepresenteerd (NA) en uit drie trials AB of AC. Om leereffecten te
voorkomen, krijgt de helft van de proefpersonen de stimuli AB in de eerste
testfase en AC in de tweede testfase. De andere helft van de proefpersonen
krijgt AB in de eerste testfase en AC in testfase 2.
Herconditioneringfase 2: Ter herinnering aan de conditioneringfase worden in
deze fase nogmaals twee trials met *noise alone*, twee trials met BX- en twee
trials met AX+ (gevolgd door een US) gepresenteerd.
Testfase 3: Tijdens de derde testfase wordt het licht gedimd om zodoende het
effect van contextverandering op de inhibitie van angst te meten. Er worden
afwisselend drie trials *noise alone* en drie trials AB aangeboden.
Tijdens het onderzoek wordt de *startle* respons gemeten aan de hand van
elektro- myografie (EMG) van de rechter orbicularis oculi spier. Verder wordt
de subjectieve verwachting voor een elektrische prikkel gemeten na elke
presentatie van stimuli. Deze worden gemeten aan de hand van een schuifknop
waarmee op een continue 11-puntsschaal, lopende van *zeker geen elektrische
prikkel* (0) naar *onzeker* (5) tot *zeker een elektrische prikkel* (10), de
verwachting aangegeven kan worden. De sterkte van de elektrische prikkel wordt
in samenwerking met de proefleider door de deelnemers zelf ingesteld, waarbij
de prikkel als onaangenaam, doch niet pijnlijk, moet worden beschouwd.
Voorafgaand aan het onderzoek worden de STAI-T (20 vragen over angstgeneigdheid
in het algemeen) en de STAI-S (20 vragen over toestandsangst) afgenomen (zie
procedure in hoofdstuk 7 en de bijlagen). Het onderzoek duurt in totaal
ongeveer 45 minuten. Hiervan wordt 15- 25 minuten besteed aan de computertaak
en de resterende tijd aan de voorbereiding en de vragenlijsten vooraf en na
afloop van het experiment.
Inschatting van belasting en risico
Hoewel het experiment door sommigen mogelijk als aversief beschouwd kan worden,
is de belasting minimaal en duurt de computertaak 25 minuten en brengt het geen
risico's met zich mee.
Publiek
Roetersstraat
1018 WB Amsterdam
Nederland
Wetenschappelijk
Roetersstraat
1018 WB Amsterdam
Nederland
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Een inclusie criteria voor alle deelnemers is het hebben meegemaakt van een traumatische ervaring tijdens het werk. Het voornaamste inclusiecriterium van de patiëntenpopulatie is een DSM IV diagnose posttraumatische stressstoornis (PTSS) als gevolg van een werk- gerelateerd trauma.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
De voornaamste exclusie criteria voor alle deelnemers zijn; hartklachten, epilepsie,zwangerschap, ernstige concentratieproblemen, gehoorsproblemen en visuele problemen.
Exclusiecriteria voor de experimentele groep is de aanwezigheid van ernstige comorbiditeit en PTSS als gevolg van complex trauma. Exclusiecriteria voor de controlegroep zijn DSM IV AS-I diagnoses.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL19049.018.07 |