Kan een interventie ontwikkeld worden waarmee de kwaliteit van de relatie tussen pleegouder en pleegkind verbetert.Secundaire vragen:De verbetering van de relatie tussen pleegouder en pleegkind geeft een reductie van de emotionele en…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
- Familiale aangelegenheden
Synoniemen aandoening
Aandoening
infant mental health
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
cortisol in het speeksel wordt bij alle kinderen afgenomen die in het onderzoek
mee doen.
na een half jaar wordt dit herhaald. De ene groep heeft dan random de
interventie gehad, de andere groep care as usual
met behulp van de methodiek van de EAS (emotional availibility scales) van dr.
Z . Biringen wordt de interactie tussen pleegouder en pleegkind gescoord, zowel
voor de interventie als na de interventie.
Met deze methode is de kwaliteit van de relatie goed in kaart te brengen en ook
de veranderingen hierin
Aan het begin van het onderzoek en na een half jaar vullen pleegouders een
ouder tevredenheidsvragenlijst in (NOSI).
Deze lijst geeft een indruk van pleegouder tevredenheid
De IBQ en ITSEA geven goed de symptomen en verandering hierin weer op kind
niveau.
Primaire onderzoeksvraag:
Kan een interventie ontwikkeld worden waarmee de kwaliteit van de relatie
tussen pleegouder en pleegkind verbetert
Secundaire uitkomstmaten
De verbetering van de relatie tussen pleegouder en pleegkind geeft een reductie
van de emotionele en gedragsproblemen bij het kind
De verbetering van de relatie tussen pleegouder en pleegkind leidt tot
vermindering van stress bij het pleegkind, zich onder meer uitend in een
normalisering van het diurnale ritme van cortisol in het speeksel.
De interventie draagt er toe bij dat pleegzorg ouders zich beter toegerust
voelen voor hun taak als pleegzorg ouder (een positief effect op motivatie en
competentie)
Achtergrond van het onderzoek
Er is de laatste jaren wel onderzoek gedaan naar karakteristieken van
pleegouders en de kwaliteit van de begeleiding door pleegzorg.
Dergelijk onderzoek vond met name ook in Nederland plaats.
Het geheel overziend kan echter gesteld worden dat dit nog mondjesmaats is
geweest en in zijn totaliteit onvoldoende.
Wel is er veel onderzoek gedaan naar kenmerken van pleegkinderen, maar nog
weinig naar probleemgedrag bij pleegkinderen en de problemen waarmee zij de
pleegzorg instromen.
Hoe dit voor pleegouders is en hoe ze er mee om kunnen en willen gaan, is ook
grotendeels onbekend.
Er is (nog) weinig onderzoek gedaan naar het type en de ernst van de problemen
van kinderen die in pleegzorg komen en het beloop van deze problemen.
Het weinige aanbod dat er is om pleegouders te ondersteunen, is nog nauwelijks
onderzocht op effectiviteit.
Er zijn dus veel vragen te stellen.
Immers een groot deel van deze kinderen komt in pleegzorg nadat het in de
thuissituatie is vastgelopen. Er is veel onveiligheid geweest, een
uithuisplaatsing gaat gepaard met stress en een scheiding van een
hechtingsfiguur is in veel gevallen traumatisch.
Vervolgens komen deze kinderen in pleegzorg.
Pleegzorg ouders hebben, voordat ze starten als pleegzorg ouder een korte
cursus gehad hoe om te gaan met een pleegkind, maar het is de vraag of dit
voldoende is,wanneer het gaat om een getraumatiseerd kind of als het gaat om
een kind met gedragsproblemen.
( Onderzoek in Zuid Holland geeft aan dat 60% van de kinderen in een
pleegzorgplaatsing onveranderd blijft en 20% verslechterd gemeten met CBCL,
ander onderzoek geeft aan dat de kans op voortijdig afbreken van de plaatsing
groter wordt als het kind gedragsproblemen heeft).
Gezien bovenstaande is het de bedoeling om met dit onderzoek een effectieve
interventie te ontwikkelen gericht op het ondersteunen van pleegzorgouders in
het begrijpen van hun pleegkind en het verbeteren van de relatie tussen
plaagouders en pleegkind.
Doel van het onderzoek
Kan een interventie ontwikkeld worden waarmee de kwaliteit van de relatie
tussen pleegouder en pleegkind verbetert.
Secundaire vragen:
De verbetering van de relatie tussen pleegouder en pleegkind geeft een reductie
van de emotionele en gedragsproblemen bij het kind
De verbetering van de relatie tussen pleegouder en pleegkind leidt tot
vermindering van stress bij het pleegkind, zich onder meer uitend in een
normalisering van het diurnale ritme van cortisol in het speeksel.
De interventie draagt er toe bij dat pleegzorg ouders zich beter toegerust
voelen voor hun taak als pleegzorg ouder (een positief effect op motivatie en
competentie)
Onderzoeksopzet
Pretest-posttest design with a control group and a non-equivalent group
1: Onderzoek naar het voorkomen (prevalentie) van stoornissen die op te sporen
zijn met IBQ (infant behavior questionnaire) of ITSEA (infant-toddler social
and emotional assesment) en mogelijk te classificeren zijn met de DC 0-3 bij
kinderen die geplaatst zijn in de pleegzorg in een bepaalde periode.
Tevens wordt bij alle kinderen de cortisol productie gemeten in het speeksel,
de waarde van deze meting kan dienen als onderbouwing van (fysieke) stress bij
het pleegkind.
2: De kinderen waar stoornissen geclassificeerd kunnen worden met de DC 0-3 en
de kinderen met een afwijkend cortisol patroon worden gerandomiseerd. Deze
groep wordt aangemerkt als risicogroep voor het ontstaan van stoornis in de
verdere ontwikkeling.
Volgens het design van RCT wordt bij de ene groep een interventie gedaan
gericht op het verbeteren van de relatie en de opvoedingsvaardigheid van de
pleegouder, bij de andere groep is er care as usual uitgevoerd door de
pleegzorg(werker).
Bij de start en 6 weken na de interventie wordt een video opname gemaakt en
beoordeeld met de EAS (emotional availibility scales) met als doel om de
(verandering in) kwaliteit van de relatie te meten.
Ook in de controle groep wordt een video opname gemaakt zodat ze ook een EAS
score krijgen aan het begin van de treatment as usual en na een half jaar.
3: Een half jaar na de start van de interventie wordt de gehele groep opnieuw
benaderd en bekeken volgens het design van het eerste deel van de studie.
(vragenlijst, cortisol en video EAS)
Het doel is om te zien of de interventie een verbetering van symptomen bij de
pleegkinderen heeft gegeven in vergelijking met de controlegroep van de RCT.
Deze verbetering kan ook tot uiting komen door het normaliseren van het
diurnale ritme in cortisolpropduktie.
Er wordt tevens aan pleegouders een korte vragenlijst aangeboden hoe zij de
plaatsing ervaren en of er groei, dan wel achteruitgang is. Als vragenlijst kan
gedacht worden aan de NOSI.
(dit is zinvol om de secundaire vraag te beantwoorden)
Onderzoeksproduct en/of interventie
Er wordt uitgegaan van 6 contacten : De PPI(= pleegouder/pleegkind interventie) is een interventie die bestaat uit een combinatie van psycho-educatie en interactieobservatie door videoterugkoppeling. De interventie heeft een bepaalde methodische opbouw en volgorde. Kernthema's die behandeld worden zijn: Veligheid/onveiligheid nadenken en observeren kalmeren en repareren helpen en opletten inbedden, steunen en rust geven wat hebben pleegouders nodig in follow up De interventie is zodanig opgezet dat deze is uit te voeren door pleegzorgwerkers en dat deze overdraagbaar is. Aan de pleegzorgwerker wordt hiertoe een opleiding en een intervisie traject aangeboden. Pleegzorgwerkers werken gedurende het onderzoek volgens een logboek methode. De doel is dat pleegouders beter gaan begrijpen waarom hun pleegkind op een bepaalde wijze reageert en dat de pleegouders handvaten krijgen om hier adequaat en met begrip op te reageren. De PPI is zodanig opgezet dat deze uitgevoerd kan worden door pleegzorg werkers, waarbij er vanuit gegaan wordt dat de pleegzorgwerker affiniteit heeft met de doelgroep en voldoende mate van sensitiviteit om de pleegouders hierin te kunnen helpen.
Inschatting van belasting en risico
De methode is vrij intensief (6 maal 1 uur in 12 weken)
vanuit pleegzorg wordt echter gesteld dat er een grote behoefte is aan een
dergelijke interventie en dat pleegouders hier zeker gemotiveerd zullen zijn.
In vergelijking met bestaande interventie methodes (bv de circle of security,
de VIPP= video interactie positive parenting) duurt de interventie echter
kort. Dergelijke interventies duren minimaal 20 sessies.
Publiek
pikeursbaan 3
7411GT Deventer
NL
Wetenschappelijk
pikeursbaan 3
7411GT Deventer
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
het kind is tussen 0 en 4 jaar oud
er is sprake van een pleeggezin plaatsing met een minimum van een half jaar
informed consent van pleegouders en biologische ouders.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
genetische en congenitale afwijkingen
de pleegzorgplaatsing is slechts voor enkele weken
geen informed consent verkregen
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL23620.091.08 |