Het doel van dit onderzoek is het vertalen en aanpassen van het hierboven genoemde SCCIP-ND programma naar een programma voor ouders van kinderen die een SCT ondergaan, zodat deze ouders minder last hebben van angst, depressieve gevoelens en ter…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
- Leukemieën
Synoniemen aandoening
Aandoening
beenmergtransplantatie
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Demografische en klinische gegevens van kind en ouder worden bijgehouden
(geslacht, leeftijd, opleidingsniveau) tijdens de eerste ronde vragenlijsten.
Klinische informatie is de onderliggende ziekte en behandeling die het kind al
heeft gekregen. Na de laatste sessie wordt een kort evaluatie-vragenlijstje
voorgelegd aan de ouders over de tevredenheid met de interventie.
De volgende vragenlijsten worden gebruikt om het effect van de interventie vast
te stellen:
The Pediatric Inventory for Parents (PIP) is a 42-item self-report
questionnaire that measures illness- related parental stress. Each item is
rated on two 5-point Likert-type scales. The first assesses the frequency of
each stressor; the second scale assesses how difficult the issue has been for
the parent in the last week. Adequate internal consistency (α =.80-.96) and
construct validity of the PIP have been reported (Streisand et al., 2001). A
Dutch version has recently been developed by Jantien Vrijmoet-Wiersma (2007, in
preparation).
The Nijmeegse Parental Stress Index, shortened form NOSIK, measures parental
stress associated with raising children in general. The reliability of the
NOSIK lies between .92 and .95. The NOSIK differentiates well between clinical
and non-clinical groups (de Brock et al., 1994) and is widely used (e.g. Thomas
et al., 2004).
The State Trait Anxiety Index (STAI), state and trait version measures both the
transitory emotional condition of stress and the general inclination towards
anxiety of the respondents. Dutch norm group data are available (van der Ploeg
et al., 2000), as well as information about reliability and validity.
Internationally, the STAI is widely used to measure anxiety (e.g. Seligman et
al, 2004)
The General Health Questionnaire (GHQ), 12-item version, is a self-report
measure of psychological symptoms that can be used as a general measure for
psychological distress (Jackson, 2007). The psychometric properties of the
Dutch version of the scale are reported to be highly satisfactory (Koeter and
Ormel, 1991).
The Impact of Events Scale (IES) is a 20 item self-report questionnaire
measuring symptoms of posttraumatic stress, i.e. avoidance and intrusions. The
questionnaire was designed by Horowitz et al. (1979) and is widely used. The
Dutch version shows good validity and reliability (Brom & Kleber, 1985).
The Ziekte Cognitie Lijst, ouderversie (ZCL-O) is an 18-item questionnaire
covering cognitions that parents can have about their child*s illness. There
are three scales: helplessness, acceptance and disease benefits. The
questionnaire was originally developed for adult patients, but adapted for
parents of children with a chronic disease. Psychometric qualities of the
original questionnaire are acceptable (Evers et al., 1998). The parent version
is currently under study.
Secundaire uitkomstmaten
nvt
Achtergrond van het onderzoek
Stamcel transplantaties (SCT) bij kinderen hebben in de afgelopen tientallen
jaren behoorlijk goede resultaten geboekt, waarbij de mortaliteit flink is
gedaald (Broers et l., 2000). Een SCT is medisch en sociaal-emotioneel een zeer
spannende behandeling, die een impact heeft op het kind en het hele gezin. De
langdurige opname in isolatie, de bijwerkingen van de medicatie, de onzekerheid
over de uitkomst en de angst voor de dood zijn veel genoemde stressoren
(Pot-Mees, 1989). Daarnaast komt het veel voor dat kinderen en hun ouders te
maken krijgen met late effecten, variërend van terugkerende infecties,
vermoeidheid, graft-versus-host disease (GVHD), een recidief of het overlijden
van het kind tijdens of na de transplantatie (Barrera et al., 2000).
Het kan voor ouders traumatisch zijn als hun kind een beenmergtransplantatie
moet ondergaan (Manne et al., 2004, Rini et al., 2004). Ouders lopen het risico
psychische klachten te ontwikkelen als angst (Barrera et al., 2000), depressie
(Manne et al., 2001), posttraumatisce stress symptomen (PTSS) als herbelevingen
of vermijdingsgedrag (DuHamel et al., 2004, Manne et al., 2004) en
verschillende andere klachten, vooral de weken voorafgaand aan opname voor de
SCT (Phipps et al., 2005, Streisand et al., 2000, Dermatis & Lesko, 1990). Er
zijn ook onderzoeken die klachten vinden 18 maanden na de SCT bij een subgroep
van moeders (Manne et al., 2004).
Angst en depressieve klachten bij de moeder 6 maanden na SCT heeft ook een
weerslag op het kind en de manier waarop ze met haar kind omgaat (Barrera et
al., 2000). Risicofactoren zijn jonge leefitjd van de moeder en hoge
angstniveaus tijdens de transplantatieperiode (Manne et al, 2003). Moeders met
depressieve klachten zijn niet altijd goed in staat om optimaal voor hun kind
te zorgen.
Tot nu toe is er slechts één interventieprogramma uitgevoerd dat gericht was op
het reduceren van stress bij ouders (moeders) van kinderen die een SCT moeten
ondergaan (Streisand et al., 2000). De interventie, die plaatsvond binnen 1
week na opname voor de SCT van het kind, bestond uit één sessie van 90 minuten
met alleen de moeders. De sessie bestond uit drie componenten: psycho-educatie,
ontspanningsoefeningen en aspecten van communicatie. De moeders in de
interventiegroep rapporteerden dat ze significant meer gebruik maakten van de
interventietechnieken dan moeders in de controlegroep, maar er was geen
verschil aangetoond in stress niveaus tussen de beide groepen. Het is goed
mogelijk dat dit komt doordat er maar één sessie heeft plaatsgevonden.
Voor ouders van kinderen met kanker zijn wel meerdere interventiestudies
uitgevoerd. Eén van die studies is gedaan door Anne Kazak, genoemd SCCIP-ND
(Surviving Cancer Competently Intervention Program). Dit programma is gericht
op ouders van nieuw gediagnosticeerde kinderen. De focus van het programma ligt
op het begrijpen hoe gedachten (cognities) over de ziekte en de behandeling
invloed hebben op ouders en hoe de ziekte invloed heeft op het gezin. De
interventie is op 38 ouders getest in een pilot (Kazak et al., 2005) en wordt
nu aan meer dan 120 ouders aangeboden in een grotere studie.
Doel van het onderzoek
Het doel van dit onderzoek is het vertalen en aanpassen van het hierboven
genoemde SCCIP-ND programma naar een programma voor ouders van kinderen die een
SCT ondergaan, zodat deze ouders minder last hebben van angst, depressieve
gevoelens en ter voorkoming van PTSS-klachten.
Onderzoeksvragen om de haalbaarheid van dit programma in de praktijk te
onderzoeken:
1. Acceptability: Is het mogelijk om de interventie te implementeren? Lijkt het
relevant en reëel? Is de interventie acceptabel voor de deelnemers?
2. Werving: Lukt het om een representatieve groep ouders te werven? Hoeveel
mensen stemmen toe en hoeveel mensen vallen af?
3. Tijdpad: kunnen de interventie sessies gedaan worden op de momenten dat ze
gepland waren?
4. Eerste uitkomsten: in de context van een pilot studie, welk bewijs is er dat
de interventie werkt? Kan er verschil worden aangetoond met ouders uit de
controlegroep die 'standard care' ontvangen?
Onderzoeksopzet
Pre-test interventie posttest design.
Al meer dan een jaar worden ouders op de SCT-afdeling gevraagd om een boekje
met vragenlijsten in te vullen (zie primary outcomes) op drie momenten in de
tijd: twee weken voor opname (T1), twee weken na SCT (T2) en zes maanden na
ontslag (T3).
In juni 2008 gaan we beginnen met de inclusie van de interventiegroep: alle
ouders van kinderen die een SCT moeten ondergaan worden een maand voorafgaand
aan de opname benaderd. Zij vullen op dezelfde momenten in de tijd de
vragenlijsten in als de controlegroep. Er is geen randomizatie, alle ouders
worden benaderd.
De interventie vindt plaats twee weken voor opname tot en met vier maanden na
ontslag.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Ouders in de interventiegroep krijgen vier psychotherapeutische sessies. De eerste sessie vindt thuis plaats, twee weken voor opname van het kind, de tweede sessie is in het ziekenhuis, een week voor de SCT (dag -7). Een maand en vier maanden na ontslag krijgen ouders sessies 3 en 4 op de polikliniek, gekoppeld aan het bezoek aan de arts. Deze sessies werken als boostersessies. Ouders wordt geleerd om te kijken naar de sterke en zwakkere kanten van hun eigen copingstrategieën en, waar nodig, hun cognities en bedrag aan ge passen, zodat ze minder stress en angst ervaren. Psycho-educatie en ontspanningsoefeningen zijn ook standaardingrediënten van de sessies. Tenslotte zullen we ook fragmenten gebruiken in een te maken film over ouders die met elkaar praten over de SCT-periode, met als doel het leren via een model. De sessies verlopen volgens een standaard protocol en worden door een junior psycholoog uitgevoerd. De training en coaching van deze research assistant gebeurt door Jantien Vrijmoet, die gespecialiseerd is in cognitieve gedragstherapie. De uitgeschreven sessies van het SCCIP-onderzoek van Anne Kazak zijn reeds aangepast om te gebruiken in deze populatie. Treatment fidelity wordt verkregen doordat er met standaard geprotocolleerde sessies wordt gewerkt. Verder zal er at random een aantal sessies worden opgenomen op band.
Inschatting van belasting en risico
nvt
Publiek
Albinusdreef 2
2300 RC Leiden
Nederland
Wetenschappelijk
Albinusdreef 2
2300 RC Leiden
Nederland
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Ouders van kinderen die een beenmergtransplantatie moeten ondergaan in verband met een maligne ziekte.
Voldoende begrip van de Nederlandse taal.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Ouders van kinderen bij wie een recidief is geconstateerd of voor wie geen goede donor gevonden kan worden, waardoor de SCT niet door kan gaan.
Ouders van kinderen die tijdens de transplantatieperiode komen te overlijden
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL21013.058.07 |