Invloed van variaties in de systemische bloedflow en bloeddruk op cerebrale oxygenatie tijdens cardiochirurgie

Deze studie focust op de invloed van variaties in systemische bloed flow en
mean arterial pressure (MAP) tijdens hartoperaties met een hartlongmachine op
cerebrale oxygenatie gemeten met NIRS (nabij-infrarood-spectroscopy). We willen
vaststellen of variaties in flow, variaties in MAP, of variaties in beide
parameters tegelijkertijd de grootste invloed hebben op cerebrale
autoregulatie.

Onderzoeken of patienten die aangesloten zijn aan een hartlongmachine een
intacte autoregulatie hebben of niet. Daarnaast wordt er gekeken welke
parameters de grootste invloed op cerebrale oxygenatie hebben, systemische flow
of mean arterial pressure.

Om de cerebrale oxygenatie te meten gebruiken we nabij-infrarood spectroscopie
(NIRS). Met meten de rSO2 peroperatief bij patienten die een thoracale ingreep
ondergaan. Zodra de patient op de hartlongmachine (CPB) wordt aangesloten
beginnen we met onze interventies. Dit houdt in dat we met een gelijkblijvende
bloeddruk de CPB-flow varieren en met een gelijkblijvende CPB-flow de bloeddruk
varieren.

Als een patient is aangesloten op de hartlongmachine veranderen we systemische bloeddruk en/of CPB-flow terwijl we de cerebrale oxygenatie meten. We hebben een serie metingen waarbij de de bloeddruk varieren en een serie metingen waarbij we de bloedflow varieren. Onze metingen zullen binnen een uur klaar zijn en zullen daardoor de tijd dat patienten aan de hartlongmachine liggen (normaal 90-120 min) niet beïnvloeden. Voordat we een interventie doen, wordt er een baseline gemeten gedurende twee minuten. Tijdens deze baseline worden er geen interventies gedaan. Als een baseline meting klaar is doen we een van de onderstaande interventies. Tijdens chirurgie wordt de MAP op ongeveer 80mmHG gehouden. Met onze interventies varieren we de bloeddruk tussen 60 en 100 mmHg. Dit is in de normale range. Hetzelfde geldt voor de CPB-flow. Die is normaal 2,6 L/m2. Wij varieren haar tussen 2,1 en 3,1 L/m2. Onze interventies zijn: Veranderingen in bloeddruk: > Omhoog brengen van de bloeddruk met ongeveer 20mmHg m.b.v. phenylefrine. (een alpha-receptor dependent vasoconstrictor) > Omhoog brengen van de bloeddruk met ongeveer 20mmHg m.b.v. vasopressin (een alpha-receptor independent vasoconstrictor) > Omlaag brengen van de bloeddruk met ongeveer 20mmHg m.b.v. natriumnitroprusside Veranderingen in bloedflow: > 0.5l/m2 reductie in flow > 0.5l/m2 reductie in flow, terwijl phenylefrine gebruikt wordt om de bloeddruk constant te houden > 0.5l/m2 stijging in flow > Increase of the blood flow by 0.5l/m2, terwijl natriumnitroprusside gebruikt wordt om de bloeddruk constant te houden

Er worden variaties binnen normale grenzen aangebracht. Voor patienten is er
dus geen extra risico te verwachten.